Eglise Saint-Martin
te Balzac
Geschiedenis.
Deze kerk wordt pas vermeld in 1162, de schenkingsdatum aan de abdij Saint-Amant-de-Boixe, door de bisschop van Angoulême, Pierre I. Deze schenking betekent dat zij vroeger toebehoorde tot de bisschoppelijke inkomsten terwijl zij niet op de lijst verschijnt van de bisschoppelijke bezittingen van 1110. J. Nanglard(I) citeert een tekst over de schenking van deze kerk door de graaf Guillaume IV aan de abdij van Saint-Amant-de-Boixe, in 1153 terwijl deze nergens in een cartularium wordt vermeld en bijgevolg twijfelachtig is. Nog volgens Nanglard zou de klokkentoren in 1760 herbouwd zijn. Noch ingeschreven, noch geklasseerd bij "les monuments historiques", is deze kerk recentelijk gerestaureerd wat de opvoeging van cement bewijst bij een gedeelte van het noordelijke parament bij de travee onder de klokkentoren.
Beschrijving.
Opgericht in klein en middelmatig metselverband van maatstenen, stelt deze kerk zich samen met een éénbeukig schip van 3 rechthoekige traveeën, met een travee onder de vierkante klokkentoren en een halfronde apsis.
Aan de binnenzijde van het schip zijn de basissen van de half ingewerkte zuilen half verstopt onder de bevloering, die minstens met 20 cm verhoogd werd. Iets voor het einde van de 12de eeuw bemerkt men zowel in het noorden als in het zuiden een verticale onderbreking wat het einde van het parament van deze travee zou zijn, en de 3de travee opgericht onder één enkele impuls. Een ingang is doorbroken in de noordelijke muur van de 3de travee net zoals de huidige ingang in de 2de travee van de zuidelijke muur, waarschijnlijk uit de 17de eeuw, te bemerken aan de brede sluitstenen. Het is waarschijnlijk in dezelfde periode dat er 2 brede nissen in het noorden en het zuiden zijn uitgewerkt dienstdoend als kapel. Het schip is nu overdekt met een houten constructie maar het profiel in hoefijzerboog van één van de vroegere gordelbogen is in het oosten bewaard gebleven.
In de travee onder de klokkentoren onderscheidt men nog de sporen van gotische beschilderingen op het noordelijke parament. De apsis is overwelfd met een halfkoepel.
Aan de buitenzijde dragen in het zuiden de muur in middelmatig metselverband van het schip de sporen van roodkleurigheid van een vroegere brand. De inplanting van de zijdeur schijnt origineel te zijn maar het bovenste gedeelte en de boog van de ingang zijn herdaan in de 17de eeuw. Het zou hier gaan om de voormalige lijkendeur die nu als ingang dient.
In het noorden is de 1ste travee onderaan sterk verlicht door een modern venster uit de 17de eeuw. Bovenaan het parament bestaat nog een lijst van naakte kraagstenen zonder spoor van een gootklos. Het zou hier gaan om een houten afdak tegen de muur aangezet.
De klokkentoren is een reconstructie uit de 17de eeuw. Op de apsis ziet men nog de sporen van een dichtgestopt gotisch venster.
Deze kerk bezit dus nog enkele originele romaanse elementen zoals de onderzijde van de muren aan de eerste 2 traveeën van het schip, de helft van de travee onder de klokkentoren en de apsis.
Door hun constructiemethode zijn deze te dateren uit de 1ste helft van de 12de eeuw. De travee onder de klokkentoren is gedeeltelijk herwerkt samen met de 3de travee van het schip, rond het midden van de 12de eeuw zoals ook de koepel op penditieven en het profiel van de basissen. Op dat moment was het schip overwelfd. Men weet niet de oorzaak van deze reconstructie maar men kan de hypothese uitbrengen van het instorten van de klokkentoren die de traptoren en het aanpalend gedeelte van het schip meesleurde. Een brand heeft tenslotte een groot gedeelte van de eerste 2 traveeën van het schip vernield. Gans het bovenste gedeelte is gereconstrueerd met hergebruik van oude materialen. Het is misschien op dat moment dat men de gevel heeft gereconstrueerd.
Men kan dus stellen dat deze werken romaans zijn maar van een latere periode, rond het einde van de 12de eeuw. Gotische uitwerkingen zijn uitgevoerd om het schip te versterken en de apsis beter te verlichten terwijl bijkomende openingen doorbroken of herdaan zijn tijdens een latere periode, in de 17de eeuw.
Beeldhouwwerk.
De gebeeldhouwde elementen treft men allen aan zowel aan de binnen- als buitenzijde van de apsis. Het gaat vooral om motieven met gebladerte, planten met droge bladeren, volledige palmetten, bloempjes of eenvoudige palmetten geopend in waaiervorm. Men bemerkt eveneens een schematisch blad bijna geometrisch samengesteld met schuine takken met afgerond einde.
Eén enkel kapiteel met planten en vette bladeren verschijnt aan de buitenzijde. Eén enkel dierenmotief bemerkt men aan de binnenzijde met een vogel met grote ogen, een uil die door 2 vogels aan weerszijden bepikt wordt, schijnen aan te vallen en zich verstrengelen met hun poten. Aan de buitenzijde van de apsis verschijnen dierlijke figuren op een kapiteellichaam met viervoetige monsters en een rond, bol lichaam, kleine ronde gezichten met lange poten, misschien verwijzende naar schildpadden.
Eén enkel kapiteel herinnert onhandig de samenstellingen met vette bladeren, ook een wijdverspreid thema in de Angoumois en zou van na 1130 zijn. De rest zou van dezelfde periode als de kathedraal van Angoulême zijn, gedateerd uit het 1ste kwart van de 12de eeuw.
Boven de ingang van de gevel bevindt zich een hoog-reliëf met een ridder toe te schrijven aan de renaissance.
(I) J. Nanglard, Pouillé historique du diocèse d'Angoulême; Angoulême 1897.
Bronnen.
- Jean George in "Les églises de France", Charente; Editions Letouzey et Ané; Paris 1933.
- Sylvie Ternet in "Les églises romanes d'Angoumois"; Editions Le Croît vif; Paris 2006.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten