Zoeken in deze blog

donderdag 30 mei 2024

Eglise Sainte-Croix te Veauce (Allier 03)

 Eglise Sainte-Croix 

te Veauce



Geschiedenis.
Dit klein romaans gebouw is vooral tot stand gekomen door de heren van Veauce, een heel oude familie waarvan de afstammelingen voordien het kasteel bewoonden.  In 1080 schonk Aimon de Veauce als ridder de kerk van Veauce aan de naburige abdij Saint-Léger van Ebreuil.  Deze schenking werd in 1115 door paus Pascalus II bevestigd.  Men weet niets over de oprichting van de kerk.  Op het einde van de 14de eeuw werd er een collegiaal kapittel gesticht onder het patronaat van Saint-Vénérand door een personage met de naam van Jean Bessoles.  Dit kapittel verdween in 1776.  In 1779, een datum die aangebracht is boven de ingang, werd de kerk ontdaan van zijn 1ste travee in het schip.
De voornaamste interesse van de kerk huist in het kooreinde dat door zijn plan en structuur verwant is met de voornaamste kerken van de romaanse Limagne.

Beschrijving.
Op plan houdt de kerk van Veauce een schip van 2 traveeën, voordien 4, geflankeerd van zijbeuken, een transept met aanpalende absidiolen, een halfrond kooreinde voorafgegaan van een travee en omringd van een kooromgang zonder straalkapellen, in. 
Men kan er heel gemakkelijk 2 te onderscheiden constructiecampagnes in onderscheiden.  Het transept en het koor met een heel homogene stijl is het eerste opgericht in één enkel ontwerp.  Het is het mooiste deel van de kerk en waar de constructie het meest verzorgd is.  De invloed van het romaans uit de Limagne is er vanzelfsprekend.  
Dit is heel wat minder wat betreft het schip dat heel erg gewijzigd is en in zijn hoogste delen is herwerkt.  De sporen van herneming zijn reeds zichtbaar van voor het transept.  De maaststenen zijn er niet hetzelfde.  Steeds met varenbladen in het kooreinde, stelt men zich in het schip tevreden met schuine strepen.  De tamboeren van de aangezette halfzuilen zijn er eenvoudig boven elkaar gezet terwijl deze in de kruising afwisselend zijn samengesteld met één aanzet op twee dat een verticale toevoeging aanbiedt.  De vele steenkapperstekens die men zowel in het koor als het transept aantreft zijn in het schip afwezig.  Ook verschijnen er basissen met klauwen, een kenmerk van een constructie achteraf. 
Het schip bezit slechts 2 traveeën.  De pijlers en de grote boogreeksen hebben een uitstraling in de Auvergnestijl.  De pijlers aan hun binnenste zijde zijn glad en hebben 3 aangezette halfzuilen.  Het herwerkte gewelf is een gebroken tongewelf.  Men treft er een tongewelf aan zonder gordingen wat verrassend is daar er zuilen zijn aan weerszijden om deze te ontvangen.  Deze beëindigen is op de plaats waar zich een kapiteel moest bevinden.  Deze zijn waarschijnlijk nooit geplaatst net zoals de gordelbogen daar er zich nergens afbraaksporen bevinden.  Onderaan de gootmuren loopt een brede band.  Deze bevindt zich eveneens aan de buitenzijde.  Gestileerd gebladerte in zwak reliëf versieren de kapitelen.  De hoofdbeuk is onversierd.  De vensters van de zijbeuken zijn begrensd met fijne colonnetten.











Het transept en het koor verschijnen tijdens de eerste constructiecampagne.  De bouwmeester inspireert zich hierbij op de modellen die de Limagne in de romaanse periode aanbiedt met vereenvoudiging vooral in het transept.  Hij verzaakt aan een langwerpig massief met diafragmabogen op de verdieping van de bogen.  De pijlers van de kruising dragen een koepel op trompen op een achthoekig platvorm.  De trompen zijn van het type uit de Auvergne met een driehoekig tablet aan de basis.  De grote bogen zijn met een dubbele gording wat men in het merendeel van de kerken in de Limagne aantreft.  De kapitelen zijn niet gebeeldhouwd.  Het blok van het kapiteellichaam is onversierd en ingekapseld  in een soort van vals dekstuk aan de omgevouwen hoeken.  Het dekstuk daarentegen heeft een versiering in sterk reliëf ontvangen.  Een rij van halve cirkels die sterk uitstekend zijn, zijn afwisselend verticaal en horizontaal samengesteld.  Een merkwaardig motief dat men terugvindt in het portaal van Ebreuil en in enkele kerken in de omgeving.  De zijbeuken zijn overdekt met een tongewelf.  Een dunne pilaster vervolgens een gordelboog begrenzen de zijbeuk en de kruisbeuk.  Het is de archaïsche formule van de bouwmeesters in de Limagne om deze bij regelmaat op deze plaats te gebruiken.  De absidiolen zijn heel eenvoudig, overwelfd met een halfkoepel, met onversierde muren en één enkel venster in de as.  Het ganse transept is eveneens verhoogd met 2 treden. 








In het koor heeft de bouwmeester de afwisseling van 2 verdiepingen gebruikt.  Boven een halfrond van 6 zuilen zijn de hoge vensters verbonden door één elegante boogreeks.  De halfkoepel verlengt het tongewelf van de koortravee.  Een gelijkvormig tongewelf overdekt de kooromgang.  Het is opgedeeld met graten door de invoeging van transversale tongewelven van het trapeziumvormige plan.  Deze nemen hun steun aan de buitenzijde op de aangezette halfzuilen aan de muur en voegen zich samen aan de binnenzijde in de boogreeksen van de rondgang die het hoofdgewelf vormen volgens de techniek in de Limagne.  Vijf vensters verlichten de kooromgang die allemaal omkaderd zijn met aangezette colonnetten.  Het is ongeveel volgens het plan en de verheffing zoals te Saint-Saturnin.








De structuur van het koor verschilt echter op een belangrijk punt.  Te Veauce zijn de gewelven van het koor en het transept op dezelfde hoogte geplaatst.  Deze formule is niet ongekend in de Limagne daar men deze terugvindt te Volvic en Maringues maar in de meeste kerken is het koor steeds minder verheven.  Het originele van het koor te Veauce huist in het feit dat de bouwmeester het surplus van het hoogte heeft gebruikt.  Hij heeft dit alles overgebracht op de samengestelde boogreeksen die de zuilen van de rondgang verbinden.  Tussen het dekstuk van de kapitelen en de gewelfsleutel van de boog meet men te Veauce 2m22 en de totale hoogte bedraagt 6m87.




Het beeldhouwwerk is praktisch afwezig in het koor te Veauce.  Het kapiteellichaam is overal glad.  Op één enkel kapiteellichaam van de rondgang treft men pijnappels aan.



Aan de buitenzijde verschijnt de afkomst van de Auvergne van het transept en het koor van Veauce minder.  Niet enkel om de afwezigheid van het kenmerkende langwerpig massief van het transept maar ook van andere elementen zoals de puntgevels boven de daken alsook de mozaïeken of de rechthoekige nissen. 
Het kooreinde is volledig opgericht met kalkhoudend gesteente dat in regelmatige lagen is samengesteld.  Men ziet er een veelheid van steenkapperstekens vooral met de grote letters B of F.  De verhouding is in 2 verdiepingen.  De kooromgang zonder kranskapellen vormt een grote concentrische cirkel met deze van het koor.  Zoals te Saint-Saturnin houdt zij enkele platte steunberen in die tot de gootklos doorlopen.  Zij zijn schuin afgewerkt om de overgang beter te verzekeren.  Aan de muren van de absidiolen en aan deze van het koor ziet men steunbeer-zuilen en zij dragen geen enkel kapiteel.  Dit merkwaardig gedeelte treft men enkel te Veauce aan.


Het decoratieve beeldhouwwerk beperkt zich tot 2 rijen van kanteelversiering dat rond gans de kooromgang loopt en bij het kooreinde ter hoogte van de vensters.  Zij buiten zich boven de vensters en begrenzen de steunberen.  De modillons zijn gevarieerd.  Hierbij treft me dierenmaskers, grijnzende gezichten aan.  De betere verbergen zich onder de gootklos van de noordelijke kruisbeuk.  Hierbij stelt men oa een vos voor die in zijn muil een bedrukt brood met een kruis erop, vasthoudt. 






De gevels van de kruisbeuken zijn versierd met een dubbele boogreeks in sterk reliëf die in het midden rusten op een hoge aangezette zuil.  Dit is het gewoonlijke decor dat men aantreft in de Limagne.  Het kapiteel dat bovenaan deze zuil rust is in het zuiden eenvoudig in een ruwe vorm gehakt.  Een palmblad was reeds geschetst in de bovenste rechterhoek.



Een bijzonderheid te Veauce is de dubbele boogreeks die lager staat en de westelijke muren van de kruisbeuken siert.  Een boogreeks siert eveneens de zijgevel van het schip.  In het zuiden houdt deze 3 bogen in die met geen enkele verdeling van de binnenzijde overeenkomt.  Zij rusten op de aangezette zuilen door de tussenkomst van kapitelen met gestileerd gebladerte.  De vensters omringd met een lichte voetring en met bovenaan een archivolt, openen zich onder deze bogen.









Op het deel van de gootklos heeft men een decor gebeeldhouwd met dam- en zaagtandmotief.  Hieronder zijn brede geometrische motieven ingeschreven in cirkels met bloemen en stengels, rozen, zonnen en afgeplatte ruiten.  Het reliëf is miniem.  
De klokkentoren op het vierkante plan bestaat uit 2 verdiepingen. De 2de verdieping is volledig modern uit 1882.  De gerestaureerde 1ste verdieping is op iedere zijde met 2 groepen van blinde paarsgewijze bogen versierd.  

Bronnen.
- Bernard Craplet in "Auvergne romane"; Editions Zodiaque, 'la Nuit des Temps 2; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1962.
- Jacques Henriet in Congrès Archéologique de France, Bourbonnais, 146ième session 1988, Société Française d'Archéologie 1992.
- Bruno Phalip in "Auvergne romane"; Editions Faton; Dijon 2013.




Bijlagen.
-https://www.google.com/maps/d/u/0/viewer?msa=0&ll=46.09511344468014%2C3.12386383987159&spn=1.510893%2C2.469177&mid=1vPgF-y91cPVjoZ1bKJBE5nIqLcs&z=12

Geen opmerkingen: