Zoeken in deze blog

zondag 21 juli 2024

Eglise Saint-Saturnin te Saint-Saturnin (Puy-de-Dôme 63)

 Eglise Saint-Saturnin 

te Saint-Saturnin










Geschiedenis.
Odilon de Mercoeur, abt van Cluny zou rond 1040 een monasterium gesticht hebben te Saint-Saturnin maar er wordt hieromtrent geen enkele verwijzing gegeven om zich op deze bewering te steunen.
Men weet wel dat de benedictijnen van Issoire in 1284 er een priorij bezaten en deze behielden tot aan de Revolutie.
In 1157 schonk de bisschop van Clermont, Etienne de Mercoeur aan het kapittel van de kathedraal het voorrecht om er een cijns te heffen in de kerk.  Over de reconstructiecampagnes van de kerk heeft men nagenoeg geen inlichtingen.  Reeds in 1157 zou de kerk reeds opgericht zijn.
Iets voor 1150 is de kerk in één geheel opgericht en ontsnapte aan de vernielingen van de revolutionairen dankzij een dame, Verdier de Pagnat, die ze aankocht alsook de nabij kapel Sainte-Madeleine die ze in ere herstelde na de troebelen.  Men stelde zich tevreden tot het wegnemen van de spits van de klokkentoren.  Deze werd in 1852 hersteld door Mallay.  Een algemene restauratie van het gebouw vond plaats tussen 1880 en 1898.
De kerk is gebouwd in witte arkozesteen van Montpeyroux.  Aan de binnenzijde zijn ongeveer al de kapitelen gebeeldhouwd in grijze vulkaansteen, analoog met het trachiet van Saint-Nectaire.  Om enkele effecten van polychromie te verkrijgen heeft men een kleine hoeveelheid met aan de sluitstenen van enkele boogreeksen een afwisseling van arkozesteen, een gevlekte steen, bijna volledig zwart, gebruikt.
Het plan betreft deze van het merendeel van de kerken in de Limagne met 3 beuken van 4 traveeën, een aanpalend transept en een kooreinde met een kooromgang.  Deze kerk onderscheidt zich door de afwezigheid van een narthex en vooral de straalkapellen wat een heel zeldzame formule betreft.  Het enige voorbeeld hiervan in de Auvergne is bij de kerk van Veauce.

Grondplan 

Beschrijving.
De binnenste structuur van het schip is deze van Notre-Dame-du-Port of van Issoire.  De pijlers zijn vierkant en geflankeerd van 3 aangezette zuilen, uitgezonderd de eerste rij die er 4 bezit.  De grote boogreeksen bezitten geen steunboog en versmelten met het gewelf van de zijbeuken volgens het gebruik in de Limagne.  Bovenaan deze bevinden zich de tribunes die zich op het schip openen door de drievoudige bogen.  De ondersteuning van het tongewelf van het schip is verzekerd door de halve tongewelven van de tribunes.  Een derde type van gewelven, namelijk de graatgewelven, overwelven de zijbeuken.  Er bevindt zich geen gordelboog onder het gewelf van het schip terwijl men deze wel aantreft in de zijbeuken aan iedere travee.  De hoofdbeuk is onversierd.  Enkel de rondboogvensters in de gootmuren verlichten de hoofdbeuk.









De gordelboog die de eerste pijlers van het schip verbindt, moet men beschouwen als een restant van de narthex die te Saint-Saturnin werd bespaard.  Een soort van balkon vastgemaakt aan de gevelmuur staat in verbinding met de tribune van de noordelijke en zuidelijke zijbeuk.  De enige toegang tot deze tribunes laat zich via een trap uitgespaard in een schacht aan de hoek van de zuidelijke kruisbeuk en terzelfdertijd dient als klokkentoren.
De beuken van Saint-Saturnin zijn iets breder van deze te Saint-Nectaire, 10m88, een kerk met analoge afmetingen.  Het gewelf van Saint-Saturnin, 14m80, is minder hoog dan deze van Saint-Nectaire, 14m98.


Bij het transept vindt men op schaal van het monument, de traditionale structuren uit de Limagne terug met een koepel op trompen boven 3 monumentale diafragmabogen.  Hun timpaan is opengewerkt met paarsgewijze bogen.  De zijbeuken zijn overwelfd met 1/4 cirkel.  De transeptarmen bezitten een transversaal tongewelf.  De afsluitmuur waar 1 enkel venster is doorbroken bezit niet de gewoonlijke versiering van een drievoudige mijterboog.  Een absidiool opent zich op iedere kruisbeuk.  Deze is halfrond overwelfd met een halfkoepel en met één enkel rondboogvenster omkaderd met colonnetten.  











Lager overwelfd dan het schip, wat de regel is in het merendeel van de kerken in de Limagne, is het koor eveneens hoger geplaatst.  Men betreedt het koor langs 4 treden waarvan 2 zijn doorbroken van een opening die in de crypte uitkomt.  Dit zijn de enige die in de Auvergne bestaan, samen met deze van Billom.





De afwezigheid van kranskapellen heeft de bouwmeester geleidt tot het afwijken van de traditionele gegevens namelijk voor de koortravee dat het ronde gedeelte voorafgaat.  De muren zijn niet parallel maar schuin en bezitten geen vensters.  Er bevinden zich 5 in de kooromgang tussen elke aangezette zuil die de terugval van het gewelf ontvangen.  Zij zijn iets in terugval van de muur geopend en begrensd met elegante zuilen. 




Het halfrond bevat net zoals te Saint-Nectaire, 6 zuilen met kapitelen en iets verhoogd boogreeksen die het hoofd van het gewelf vormen voor het tongewelf van de kooromgang; een ringvormig gewelf verdeeld met graten volgens de formule in de Auvergne.  Een boogreeks beheerst de verdieping van de vensters onder de halfkoepel van de apsis. 



Wat betreft de kapitelen zijn deze met gebladerte, uitgezonderd 2, onder de grote boogreeks in het noorden met 3 arenden met ontplooide vleugels en een ander met een menselijk masker.  In het koor bevinden deze zich niet zoals men zou verwachten aan de zuilen van het halfrond maar aan de omtrek.  Saint-Saturnin is niet de enige kerk die geen gehistoriseerde kapitelen bezit.  Orcival bezit eveneens geen maar bijna alle kapitelen met gebladerte.  Te Saint-Saturnin heeft men de indruk dat men ook hier de rol van het monumentale beeldhouwwerk niet begrijpt. 


































De crypte die zich uitstrekt onder het koor, herneemt volledig het plan met uitzondering van 4 bijkomende zuilen in het midden van het halfrond, bestemd om de bevloering van het koor te ondersteunen.  De zuilen bezitten noch kapitelen noch basissen.  Drie rechthoekige nissen zijn in de westelijke muur uitgespaard tussen de toegangstrappen.  Op het altaar bevindt zich een groep met de Maagd van Barmhartigheid met de heilige Johannes en de heilige Magdalena.  









Een eenvoudige puntgevelmuur begrensd met 2 steunberen, siert de westelijke gevel.  Hiertegenover  bezitten de noordelijke als de zuidelijke zijgevels een mooie samenhang van 2 verdiepingen.  Op de benedenverdieping benadrukken de grote steunbeer-bogen de verdeling in traveeën.  Hierboven onder de gootklos kenmerkt een serie van boogreeksen die gescheiden zijn door platte pilasters, de verdieping van de tribunes.  Aan de traveeën in de nabijheid van het transept is de boogreeks van de tribunes opgetrokken met een effect van polychromie; één sluitsteen op twee is in heldere arkozesteen, de andere in ongeveer volledige zwarte vulkaansteen.  Lijstwerk vormt een archivolt boven iedere boog.  Kleine mijterbogen verbinden iedere boog met deze daarnaast.  Men vindt deze eveneens terug bij de boogreeks van het uitgestrekte massief en aan de klokkentoren.  Bemerken we eveneens de zeldzaamheid in deze kerk van een decoratief motief dat heel erg verspreid is in de kerken van de Limagne, namelijk de kordonlijst van staafvormige kanteelversiering.  Men heeft deze enkel gebruikt te Saint-Saturnin, aan de noordelijke zijgevel boven de boogreeks van de tribunes.









Het kooreinde steunt zich op het transept en maakt één geheel met deze.  De massa's zijn goed aan elkaar gelast volgens een merkwaardige opklimmende samenstelling.  Bij de gewoonlijke gradatie ontbreekt echter een element namelijk de kranskapellen.  De onderste verdieping is enkel voorgesteld met de absidiolen van de transeptarmen.  Men heeft echter niet gezocht om de grote muur van de kooromgang te versieren.  De steunberen zijn met scherpe hoeken en de vensters zijn uitgespaard op een eenvoudige muur.  Het decor begint aan een heel uitstekende gootklos en wordt gedragen door modillons met krulschaven, soms vermengd met enkele dierengezichten aan de noordelijke absidiool.  Het deel van de gootklos is versierd met een dammotief. 










Aan de muur van de hoofdapsis treft men onder de gootklos de traditionele mozaïekband aan als de rechthoekige nissen ingenomen met 3 colonnetten.  Zoals te Saint-Nectaire zijn deze slechts met 2 in aantal. 






Van een bekorenswaardige uitstraling verdient de klokkentoren eveneens de aandacht daar hij één van de zeldzaamste, originele romaanse is, zo gebleven daar de Revolutie ze bijna allemaal liet afbreken in de Auvergne, uitgezonderd Orcival dat hieraan eveneens is ontsnapt.  Gebouwd op een achthoekig plan houdt deze 2 verdiepingen in met paarsgewijze bogen in terugval van de ene op de andere, onder een houten spits van 8 zijden.  Hij bezit een merkwaardige soberheid met uitgeholde bogen in de dikte van de muren.  Het spel van verhoudingen heeft de ontwerpmeesters meer dan gewoonlijk aan de bogen van de onderste verdieping meer hoogte en breedte gegeven.  De colonnetten die de bogen ontvang zijn er paarsgewijs terwijl terwijl er op de bovenste verdieping één enkele colonnet bevindt. De bogen van de onderste verdieping zijn getooid met een kordonlijst met een mijterboog aan de hoeken.  Hiervan bevinden er zich geen op de bovenste verdieping maar iedere hoek van de achthoek is er versierd met een dunne steunbeer-colonnet waarbij het kapiteel de gootklos van de spits ondersteunt.  In zijn bescheiden bedoeling bekroont deze mooie, monumentale klokkentoren met glans de verdiepingen van de massa van het kooreinde. 





Bronnen.
- Bernard Craplet in "Auvergne romane"; Editions Zodiaque, 'la Nuit des Temps 2'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vîre 1996.
- Bruno Phalip in "Auvergne romane" Editions Faton; Dijon 2013.



Bijlagen.

Geen opmerkingen: