Zoeken in deze blog

donderdag 23 november 2023

Eglise Saint-Marcel te Iguerande (Saône-et-Loire 71)

 Eglise Saint-Marcel 

te Iguerande



Geschiedenis.
De kleine bourg situeert zich in het zuidelijke uiteinde van het departement Saône-et-Loire.  Het bevindt zich aan de bovenrand van een heuvel van de rechteroever van de Loire, bovenaan de weilanden van de stroom dat een panoramisch zicht biedt vanaf het plateau van de Bourbonnais in het noordoosten tot en met de hoogten van het Centraal Massief in het zuiden.  Om reden van zijn strategische positie is de site reeds ten vroegste bezet vanaf de Romeinse periode.  Zijn belang in de middeleeuwen is bevestigd door de geschreven bronnen daar er melding wordt gemaakt op deze plaats van 3 kerken voor de 11de eeuw.  Eerder dacht men dat de cluniaanse priorij van vrouwen te Marcigny in 1088 tot een ruil was overgegaan tussen Berzé-la-Ville en Iguerande maar nu weet men dat het veel later is tussen 1100-1120 dat de monniken bezit hebben genomen van de "villa Yguaranda" en de kerk Saint-André. 
In deze periode was Iguerande een belangrijke bourg geworden die beschikte over een romaanse brug en bezat 3 kerken met de priorij Saint-André, de parochiekerk Saint-Marcel en nog een andere kerk Saint-Jean-Baptiste.  Sedert 1290 worden de landsheerlijke rechten van de plaats gedeeld tussen de prior en de landsheren van Semur.
De priorij wordt in de 16de eeuw verlaten door de monniken en in de 17de eeuw wordt de kerk een parochiekerk.  Zij wordt dan toegewijd aan Saint-Marcel, patroonheilige van de parochie.  Tijdens de Revolutie worden de gebouwen van de priorij afgebroken.  
De kerk wordt verstevigd en gerestaureerd in het begin van de 19de eeuw.  In 1913 wordt zij geklasseerd als "Monument Historique".  Einde jaren '70 wordt de binnenzijde nog gerestaureerd.

Beschrijving.
Geklasseerd als "Monument Historique" in 1913 omvat de huidige kerk een schip van 3 ongeveer vierkante traveeën met nauwe zijbeuken, een zeer uitstekend transept en een koor met zijbeuken dat zich beëindigd door een apsis geflankeerd van absidiolen.  De constructie van 5 onhandige steunberen en de toevoeging van een sacristie aan de zuidzijde hebben het aspect aan de zuidelijke zijde van het gebouw vervormd.  De rest van het gebouw is gelukkig gespaard gebleven.

Plan volgens J. Virey

De massieve en overweldigend voorkomen van de structuur heeft voor een deel als resultaat dat het gewelf van het schip iets hoger is dan deze van de zijbeuken zoals de eenvoudige puntgevel hiervan getuigt.  Deze is gescandeerd door de steunberen die deze in 3 delen verdeelt.  Deze in het midden welke uitgeeft op het schip bezit een kleine uitsprong in overeenkomst met de eenvoudige zijmuren die geen vensters bezitten overeenkomend met de zijbeuken.  De algemene strengheid van de samenstelling is getemperd door het sobere decor van het portaal.  Dit portaal is samengesteld met een gemetseld timpaan boven een versierd linteel met een band van festoenen door de halve zuilen ondersteund waarvan de kapitelen modern zijn.  Hierrond bevindt zich een booglijst gedragen door de colonnetten waarvan de kapitelen versierd zijn met vegetarische motieven overeenkomend met deze aan de binnenzijde van het schip.  Hij is afgebakend met een kordonlijst waarvan het decor overeenkomt met deze van het linteel.  Bovenaan het portaal treft men een brede rondboog die uitgeeft op de hoofdbeuk. 






De noordelijke zijde van het schip heeft een groot gedeelte van zijn origineel aspect bewaard.  De hoge gootmuur is verdeeld in 3 traveeën door de steunberen met talud gezet op de hoge onderbouw.  De kraagstenen van de gootklos zijn versierd met eenvoudige gladde lijst en omgekeerde talons.  De vensters zijn vergroot geweest en het vierkante torentje tegen het transept geplaatst is van een recentere datum.  Dit transept tekent zich duidelijk af van de zijbeuken en de hoogte van zijn dak is identiek  aan de overdekking van het schip.  Vergelijkbare steunberen met deze van de zijbeuken flankeren de eindmuur van de noordelijke zijde waarbij de puntgevel zich verheft boven het niveau van het dak.  Eén enkele rondboogvenster opent zich op de binnenzijde.  Een opening is eveneens zeer hoog aanwezig aan de oostelijke zijde van de kruising.  Hierboven stelt de vierkante klokkentoren 2 niveaus voor.  Deze onderaan is eenvoudig met in het noorden en het zuiden een rondboog.  Het bovenste niveau is op iedere zijde versierd met paarsgewijze bogen in het midden ondersteund door 2 colonnetten en omringd met een archivolt gedragen door de zijdelingse colonnetten. 






Het koor en zijn zijbeuken bevinden zich lager en zijn praktisch verborgen door de hoge muren van de puntgevels.  Openingen komen voor in de zijbeuken en één enkel rondboogvenster verlicht de noordelijke absidiool die als enige bewaard is gebleven.  Met de aanleg van de sacristie aan de zuidzijde is deze absidiool verdwenen.  De apsis is gestut door 2 steunberen. De rondboogvensters waren oorspronkelijk vergelijkbaar met deze van de absidiool.  De gootklossen van de transeptarmen, de apsis en de absidiool zijn gedragen door modillons versierd met een variëteit van dierlijke, menselijke en vegetarische motieven. 









Aan de binnenzijde wordt men getroffen door de geringe hoogte van het gewelf van het schip en de afwezigheid van een directe lichtinval net zoals te Varenne-l'Arconce.  Een tongewelf neemt er direct zijn aanvang boven de grote boogreeksen en overdekt de hoofdbeuk.  Deze is onderbroken door de gordelbogen en met een dubbele cilinder gezet op de halve zuilen op de pijlers. Deze steunen bezitten een vierkante vorm met halve zuilen op elk van zijn 4 zijden.  Deze geplaatst in de as van het schip dragen de rondbogen van de grote boogreeksen met eenvoudige cilinder terwijl deze die uitgeven op de zijbeuken de gordelbogen dragen.  Deze zijbeuken zijn bijzonder hoog in overeenkomst met het schip en men bemerkt boven de halve zuilen van de pijlers van het schip, de eenvoudige toevoeging van een korte steunpilaster en een 2de impost voorbestemd om de hoogte van de impost van de gootmuur opnieuw op te vangen.  De uiterst uitgetrokken graatgewelven van de zijbeuken vergelijken zich met een tongewelf met wijde bogen. 







De kapitelen van het schip en de zijbeuken als de 2 op het westelijk portaal vormen een te onderscheiden groep met deze van het oostelijk gedeelte van de kerk.  Zij zijn rijkelijk gebeeldhouwd met een sterk reliëf.  Zij vertonen een hoge opengewerkte abacus en dekstukken versierd met geometrisch of gestileerde, vegetarische motieven.  Enkelen houden gefigureerde elementen in zoals bij de 1ste noordelijke pijler waar ieder personage zowel menselijk, dierlijk of fabelachtig, een muziekinstrument bespeeld.  De basissen zijn eveneens uitvoerig versierd met een variëteit van motieven en van tijd tot tijd verfraaid met monsterlijke dieren, een resultaat met een uitbundige verbeelding.  De kapitelen zijn vergelijkbaar met deze te Varenne-l'Arconce wat eveneens helpt om de datering vast te stellen tussen 1120 en 1135 voor dit gedeelte van de kerk. 













Het oostelijk gedeelte kan toegewezen worden tot een oudere constructiefase op basis van zijn creatie en decor.  De transversale tongewelven van middelmatige hoogte zijn gebruikt om de diepliggende transeptarmen te overdekken.  De kruising houdt een koepel in op trompen die iets hoger is dan het gewelf in het schip en door één enkel rondboogvenster in het oosten doorbroken wordt.  De oostelijke pijlers van de kruising zijn kruisvormig met halve zuilen op zijn 3 zijden en een steunpilaster naar de buitenzijde toe. De westelijke steunen zijn eveneens kruisvormig met een toevoeging van zuilen enkel naar de kruising toe terwijl de eenvoudige steunpilasters bij elkaar samenkomen aan de zijde die uitgeeft op het schip en de transeptarmen.  De dubbele bogen van de kruising zijn hoger dan het niveau van de boogreeksen van het schip.  De openingen die de overgang maken tussen de transeptarmen en de zijbeuken van het schip en het koor zijn iets lager en houden geen dubbele cilinder in. 




Een transversaal tongewelf overdekt de koortravee van een vierkante vorm.  Deze laatste opent zich op de zijbeuken door de dubbele en lage bogen gedragen door de halve zuilen terwijl naar de apsis toe de triomfboog een ontlastingsboog inhoudt die gedeeltelijk zichtbaar is. Daar dateert het gerestaureerd beschilderd decor uit de 19de eeuw.  Overdekt met een halfkoepel versierd met een blinde boogreeks van 7 afwisselende bogen is op 8 colonnetten geplaatst.  De enige bewaarde, noordelijke absidiool bezit geen versiering.







Het gebeeldhouwd decor van de oostelijke delen van de kerk vormt een verenigd deel die doet denken aan de ontwerpen van Anzy-le-Duc, Charlieu en vooral Gourdon.  In het bijzonder vindt men hetzelfde type van kapitelen met kapiteellichamen met afgeronde hoeken, geïntegreerde astragalen en nauwe abacus terug.  Over het algemeen houden deze kapitelen één enkele rij van brede palmbladeren in maar mijnappels of omgedraaide wijdse bladeren verschijnen eveneens hier.  Men heeft er eveneens dierlijke motieven zoals kleine hoofden aan de hoeken, tov elkaar gestelde katachtigen en arenden.  Op een veel betekenende manier kunnen deze elemten op het stilistische plan geplaatst worden tussen 1100 en 1115.  Dit was de periode toen de priorij van Marcigny de kerk in ontvangst nam.












Een vanzelfsprekendheid met het oostelijke decor van Iguerande vindt men terug op de kapitelen van de koortravee onder de klokkentoren van de kerk Saint-Martin-du-Lac, aan de priorij van Marcigny geschonken door de landsheren van Semur in 1170.  Deze ontwerpen schijnen door hetzelfde atelier gebeeldhouwd en behoorden eveneens toe tot de 12de eeuw. 

Bronnen.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Editions Faton; Dijon 2006.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.
Jean Virey in "Les églises romanes de l'ancien diocèse de Mâcon"; Imprimerie Protat Frères; Mâcon 1934.
- Liliane Schneiter in "Le Brionnais, Eglises romanes"; Editions Institut d'histoire de l'art du moyen âge; Genève 1967.
- Henri Nicolas in "Eglises romanes du Brionnais"; Editions La Taillanderie; Bourg-en-Bresse 1996.
- Denis Grivot in "Semur-en-Brionnais, Iguerande"; Edtions Lescyer 1996.






Bijlagen.

Geen opmerkingen: