Eglise Saint-Pierre
te Varenne-l'Arconce
Geschiedenis.
Varenne-l'Arconce wordt in 976 vermeld in een document. Na een schenking van gronden aan Cluny door Artaud de Brian en zijn zuster Elderburge, wordt een benedictijnse priorij gesticht in 1045. Deze priorij is verbonden met de belangrijke abdij van Marcigny in 1094. De kerk was toegewijd aan de heilige Maagd Maria en de heilige Petrus. In 1095 wordt de priorij overgedragen aan de abdij van Marcigny maar ongeveer rond 1130 is Varenne-l'Arconce een priorij, volledig op zichtzelf. Het is waarschijnlijk in deze periode dat de huidige kerk werd opgericht, tussen de jaren 1120 en 1140. De priorijkerk deed eveneens dienst als kerk voor de parochie in het diocees van Autun.
In de 14de eeuw werd de priorij versterkt daar de streek regelmatig geplunderd werd door de prins van Wales, de Zwarte Prins. Met de godsdienstoorlogen in de 16de eeuw werd de priorij vernield en het is toen dat de kerk nog uitsluitend als parochiekerk dienst deed.
In de loop van de 19de eeuw onderging de kerk talrijke restauraties, net zoals op het einde van de 20ste eeuw. In 1889 werd de kerk geklasseerd als historisch monument.
Beschrijving.
Op plan is de huidige kerk samengesteld uit een schip met zijbeuken van 3 traveeën, een uitstekend transept, met een koortravee en een apsis. Het is volledig opgericht in harde zandsteen zelfs voor de decoratieve elementen. Het middelgroot metselverband is voor de gevel, de klokkentoren en de steunberen gebruikt terwijl de rest van het metselwerk is gevormd met een klein metselwerk van zware vierkante breukstenen. De kerk werd door architect Selmersheim in 1870 voor het grootste gedeelte gerestaureerd.
De westelijke gevel bezit een werkelijke, monumentale opvatting. Gestut door steunberen aan de hoeken stellen de traveeën die een afspiegeling zijn van de zijbeuken, een naakte muur voor. Het decor is er beperkt met een rij van parelversiering op de monoliete steun van de bovenste vensters. De openingen hierboven geven uit op de kapconstructies van de zijbeuken. De centrale zone, in uitstek, is prachtig samengesteld en verheerlijkt de toegang tot het schip en stut deze op hetzelfde moment. Twee brede gootklossen verdelen deze in 3 niveaus. Onderaan is de ingang omkaderd met 2 steunen en een paar colonnetten met kapitelen versierd met vegetarische motieven zoals in het schip terwijl de kraagstenen gebeeldhouwd met atlanten een niet versierd linteel dragen. Het naakte timpaan is omringd met 4 booglijsten met lijstwerk en een buitenste booglijst met kanteelversiering. Deze rusten op een nauwe band gedragen door de steunmuren met ingezette colonnetten.
Westelijke gevel
Rondboogvenster met schubversiering
Rondboogvenster met parelversiering
Ingangsportaal
Bovenste booglijst met kanteelversiering
Vegetarisch decor
Vegetarisch decor
Atlanten
Atlanten
Op het middelste niveau is een inspringend rondboogvenster omkaderd door een archivolt met een soort van afgeplatte lijstschaaf gebeeldhouwd waarrond kabelversiering is toegevoegd. Deze eenheid begrensd met verheven, ingezette colonnetten, zi zijdelings geflankeerd door een paar rondboogreeksen, vervolgens aan de hoeken door steunberen op de gecanneleerde pilasters. De gootklos die dit niveau met het bovenste, schrijft zich in, in de verderzetting van de bovenste gedeelten van de helling van de puntgevel van de zijbeuken terwijl het frontaal is gedragen, dat zich hoger bevindt dan het schip en alzo een drieledige verdeling van de gevel benadrukt. Het sterk inspringend bovenste venster dat net boven het dak uitgeeft als het lijstwerk dat het omringd, voegt aan de gevel een verticaal accent toe aan de samenstelling van deze gevel.
Westelijke gevel boven ingangsportaal met rondboogvenster
geflankeerd van gecanneleerde pilasters en Lombardische boogreeks
Aan de zijgevels zijn er geen hoge vensters uitgewerkt en het dak van het schip is iets hoger dan deze van de zijbeuken. De rondboogvensters zijn hier bovenaan in de gootmuren uitgewerkt en enkele steunberen zijn versterkt. De modillons die hier de gootklossen dragen, zijn versierd met geometrische en gefigureerde motieven. Het kleine portaal aan de tweede zuidelijke travee vormt één van de mooiste beeldhouwwerken in de Brionnais. Op het monoliete timpaan draait een mystiek Lam zijn hoofd voor het kruis achter hem opgesteld, een verwijzing naar het offer van Christus en de Eucharistie. Hierrond zijn 2 sluitstenen gebeeldhouwd met brede rozen en een band van schubben versierd het linteel.
Zuidelijke ingangsboog
Lam met gedraaid hoofd naar het Kruis
Rozet in medaillon en
linteel met schubben versierd
De transeptarmen, het koor en de apsis zijn niet versierd met uitzondering van de modillons die de gootklossen ondersteunen. Eenvoudige rondboogvensters doorbreken de eind- en oostelijke muren van het transept net zoals aan iedere zijde van het koor. Drie openingen gescheiden door de steunberen geplaatst op de steunmuurtjes bemerkt men aan de apsis.
De klokkentoren maakt deel uit van het type Brionnais. Zijn vierkante basis is eenvoudig met zijvensters die zich openen op de kruising alsook een doorgang die uitgeeft op de binnenzijde van de toren. Bovenaan houdt de toren 2 verdiepingen in die verticaal verbonden zijn met een 3-tal ingezette colonnetten die vertrekken aan de basis en doorlopen tot de bovenste gootklos. De zijden van de onderste verdieping zijn doorbroken met 2 openingen samengesteld met een rondboog die op de steunmuren met imposten rusten en die aan de binnenzijde overeenkomen met een brede rondboog door de colonnetten met kapitelen gedragen en tenslotte omringd oor een booglijst versierd met parels of kabels. Op het niveau van de kapitelen van de colonnetten loopt een horizontale band. Op het bovenste niveau is het systeem vergelijkbaar maar houdt deze keer paarsgewijze bogen in gezet op paren van de centrale colonnetten. Het bovenste gedeelte van de toren werd in 1880 gewijzigd wanneer het derde niveau met kantelen, toegevoegd in de middeleeuwen, werd afgebroken.
Aan de binnenzijde is het schip dat niet direct verlicht is, overwelfd met een gebroken tongewelf op gordelbogen in uitsprong. De grote boogreeksen zijn eveneens gebroken en dubbel. De steunen zijn de kruisvormige pijlers geflankeerd van aangezette zuilen aan de zijde van het schip en grote boogreeksen. De dekstukken hierboven dragen verschillend lijstwerk en enkele zijn versierd met geometrische motieven. De basissen combineren traditionele profielen met 2 of 3 voetringen, geregeld versierd en het klassieke lijstwerk, waar de onderste voetring geregeld versierd is met klauwen. De kapitelen zijn gebeeldhouwd met palmen of krachtig gebladerte met sterke voluten of met gehistoriseerde motieven.
Schip
Schip met gebroken tongewelf op gordelbogen
Schip en zijbeuken gescheiden door rondboogreeks
op pijlers met ingezette zuilen met kapitelen
Gebladerte met schelpmotief
Gebladerte met voluten
Gebladerte met voluten
Gebladerte met voluten
Masker tussen gebladerte en voluten
Gebladerte met voluten
Gebladerte met voluten
Gebladerte met voluten
Rug aan rug staande dieren (??)
Masker tussen gebladerte van palmtakken
Gebladerte
De westelijke muur van het schip, doorbroken met een rechthoekige ingang met versierd linteel van vegetarische motieven, met een groot rondboogvenster en een kleiner bovenaan, is verzacht door een serie van 4 blinde boogreeksen. Deze ontvouwen zich aan weerszijden van het centrale venster tot aan de hoeken waar pilasters met imposten deze ontvangen.
De zijbeuken zijn overwelfd met een graatgewelf op gordelbogen waarbij de terugval op de steunpilasters van de pijlers en aan de andere zijde op de aangezette pilasters in de gootmuren en met imposten bovenaan. De rondboogvensters in trapsgewijze steun verlichten deze met één per travee.
De vierkante kruising van het transept is overwelfd met een vierkante koepel op trompen. Bovenaan de ingezette zuilen in de oostelijke pijlers die deze begrenzen ziet men een aantal merkwaardige kapitelen met in het noorden een centaur (paardmens) en in het zuiden een gevleugelde viervoeter met een vogelhoofd. De kruisbeuken overwelfd met een gebroken tongewelf, zijn verlicht door de vensters die doorbroken zijn in de smalle penetratie in de tongewelven.
Koepel op trompen
Gevleugelde viervoeter met vogelhoofd
Centaur (paardmens)
Centaur (paardmens)
Centaur (paardmens)
Gebladerte met voluten
Gebladerte met voluten
Noordelijke transeptarm
De koortravee is overdekt met een gebroken tongewelf. De noordelijke en zuidelijke zijn elk uitgehold met een nis of een ontlastingsboog zonder lijstwerk noch imposten en langs de inspringende rondboogvensters verlicht.
De apsis is overwelfd met een halfkoepel. Het decor van zijn omtrek is origineel. Een bandlijst die de aanvang van de halfkoepel onderlijnt, is verbonden door 4 gecanneleerde pilasters met dekstukken van de aangezette colonnetten op de dunne steunmuur die de terugval van de 4 boogreeksen opvangen. De 2 buitenste vakken zijn blind, de 3 andere doorbroken van rondboogvensters met dubbele insprong. De basissen zijn attiek. Zij rusten op een doorlopende bank voorzien van lijstwerk op zijn top. Het lijstwerk en de gevarieerde decors versieren de dekstukken van de kapitelen. Deze kapitelen ruw gevormd gebladerte. De samenstelling van de boogreeks is uniek in de Bourgogne. Zij vormt een soort van overgang tussen de Lombardische motieven van Besanceuil en Anzy-le-Duc en de boogreeksen op colonnetten is een gemeenschappelijk kenmerk. Men vindt geen gelijkaardig type terug met dit principe behalve bij de naburige kerk van Saint-Germain-des-Bois maar terwijl daar de Lombardische bogen bestaan, zijn ze te Varenne-l'Arconce volledig verdwenen.
Gans de kerk is in één enkel ontwerp gebouwd en schijnt te dateren van uit het eerste kwart van de 12de eeuw. Zijn opbouw is hoogstwaarschijnlijk gevolgd na enkele jaren van schenkingen van de priorij van Varenne aan het monasterium van Marcigny in 1094.
Tot slot kan men in de kerk nog fresco's bewonderen uit de 13de eeuw in het transept, een oude doopvont (?? eeuw) en vooral een romaanse Christus aan het Kruis. Vervaardigd in gepolychromeerd hout betreft het een origineel geheel behalve het hoofd dat is aangepast. Het dateert uit begin 13de eeuw of misschien nog iets vroeger. Naar alle waarschijnlijkheid is het eveneens het oudste in Bourgondië. Bij mijn bezoek was het kruis in restauratie, een foto is toegevoegd van een eerder bezoek in 1995.
Bronnen.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.
- Sapin C., Arnaud C., et Berry W. in "Bourgogne romane" Dijon 2006.
- Nicolas H. in "Eglises romanes du Brionnais"; La Taillanderie; 2000.
- Liliane Schneiter in "Le Brionnais, églises romanes" ; Institut d'histoire de l'art du Moyen Âge; Genève 1967.
- Raymond Oursel in "Les Eglises romanes de l'Autunois et du Brionnais, Cluny et sa région, Protat 1956.
- Raymond Oursel in "Itinéraires romans en Bourgogne"; Editions Zodiaque, 'Les Travaux des Mois 11'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vîre 1978.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten