Chapelle de l’Assomption de la Vierge
te Obersteigen
Beschrijving.
Obersteigen dankt zijn ontstaan aan een klein monasterium met hospice voor de pelgrims en de armen welk gesticht werd door abdis Edwige van Anlau rond 1121, in de domeinbossen van de abdij dat gelegen was op de oostelijke grens van het oude graafschap van Dabo.
Bevolkt door reguliere kanunniken van de helige Augustinus ging het de priorij in het begin welvarend zoals de charters het bewijzen met giften en ook bevestigd in de bevestigingsbulls van de pausen in 1221, 1128 en 1245. Oorspronkelijk Steige genoemd, voegde men er in de 14de eeuw het prefix Ober aan toe om het oude monasterium van het nieuwe te onderscheiden welk de Augustijnen hadden opgericht in de meer gastvrije dorp van Saverne.
De kloosterkapel met bescheiden afmetingen, stelt zich samen met een eenvoudig schip van 3 traveeën waarop het vijfhoekige koor op aansluit. Gordingen in spitsboog en ribben vallen terug op een bundel van colonnetten. Enkel de sterk uitstekende schildbogen verlengen zich tot aan de bevloering.
Aan de buitenzijde verzwakken de statige steunberen de druk van de gewelven. De rondboogvensters zijn buitengewoon uitgestrekt in het koor, De gevel is doorbroken met een portaal in uitsprong met daarboven booglijsten in rondboog en waarbij het cilinderblok van de colonnetten versneden zijn met ringen.
De constructie is perfect homogeen maar men bemerkt verschillende sporen van restauratie tussen de gewelven van de 2 eerste traveeën die weggenomen zijn in 1759 en vervangen een plafond in hout.
Met uitheemse invloeden van de provincie hebben een architect en zijn verwante beeldhouwers, hier de nieuwe stijl van het Île-de-France en de Champagne, geopenbaard zoals op de nabije werkplaatsen van Marmoutier en Neuwiller. Dehio heeft aangetoond dat het zou gaan om een atelier dat in 1225 tot 1240 de zuidelijke zijbeuk van de kathedraal van Straatsburg hebben beëindigd. Het portaal en zijn decor hebben hun tegenhanger in de kathedraal met kapitelen met knoppen, flora van waaruit druiven oprijzen en dubbele archivolten met een reeks van diamantpunten. Het is wel zo dat te Obersteigen de sierlijkheid van het model het steeds weergegeven hebben van een meer eenvoudigere makelij. De steenhouwerstekens die men aan de gevel als aan de binnenzijde terugvindt, figureren eveneens op talrijke aanzetten van het transept van Straatsburg.
Bron.
- Robert Will in Alsace romane; Editions Zodiaque "la Nuit des Temps 22"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1982.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten