Eglise de la Vierge
te La Croix-sur-Ourcq
Beschrijving.
De kerk van La Croix-sur-Ourcq vindt men in de nabijheid terug van deze van Oulchy-le-Château. Zijn schip dat gedeeltelijk gewijzigd werd, houdt enkel 3 traveeën in en schijnt terug te gaan tot het midden van de 11de eeuw. De pijlers van de grote rondbogen, met 2 rijen van sluitstenen, zijn rechthoekig en begrensd met 2 half ingewerkte zuilen aan de kleine zijden alsook met een 3de zuil naar de zijbeuken.
De kapitelen hebben hoge dekstukken die steeds gebeeldhouwd zijn en van lijstwerk voorzien met een ojief onder de tablet welk F. Deshoulières in verband heeft gebracht met de dekstukken van Montier-en-Der. De kapiteellichamen zijn korter, breder en gedeeltelijk verruimd, en onderlijnd met een zware astraal. Hun versiering strekt zich uit in een fries zonder enige samenhang. De verhoudingen en de verdeling zijn dus verschillend met deze van Oulchy-le-Château en meer nog met deze van Morienval. Het reliëf is weinig benadrukt, de afgeronde vormweergave en de vormen zijn soepel en zonder kracht. De samenstelling en de behandeling zijn eerder in verband te brengen met de geometrische ontwerpen van Fleury-en-Bière, Villennes-sur-Seine of met Saint-Martin-du-Val te Chartres. Een kapiteel van deze laatste kerk stelt zelfs een dekstuk voor dat gans vergelijkbaar is met dit te La Croix-sur-Ourcq, in zijn versiering van ingesneden visgraatmotief en omringd met uitgeholde driehoekversiering.
Het kapiteellichaam bovenop dit dekstuk is gebeeldhouwd met een onthutsende en raadselachtige scene waarop in wanorde gevleugelde centauren figureren, een personage die zijn hoofd raakt met een arm en de andere onder een vogel houdt, een zwaar gezicht zonder lichaam en verschillende onleesbare motieven. Dit kapiteel is gesitueerd aan de ingang van de noordelijke arm van het transept. Hier tegenover ziet men kan men een uitgestrekte slang zien met daarboven 2 tov elkaar gestelde vogels en 2 gezichten met bolle wangen omringd door uitgeholde palmetten.
De kapiteellichamen van de pijlers van het schip zijn meer versierd. Men kan geregeld afgeleide motieven met palmetten herkennen, met een grote verbeelding samengesteld als soorten van lange bladeren met een afgerond lichaam, uitgehold met een tussennerf en allen in dezelfde richting gedraaid. Eén van de kapitelen vertoont een zekere wil van samenhang in de hoeken die gekenmerkt zijn hoge driehoeken met motieven opgevuld en op de hoofdzijde in een samenstelling van 4 opgestapelde rijen van grote bloemen met 3 bladen, met 2 niveaus van uitgestrekte bladeren met een nerf en met een kordonlijst van 2 gekruiste draadjes.
Men moet in deze kunst de overblijfselen zien van vroegromaanse vormen en een min of meer lokale versierkunst.
Bron.
- Anne Prache in Île-de-France romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 60"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten