Église Notre-Dame
te Oulchy-le-Château
Geschiedenis.
De kerk Notre-Dame te Oulchy-le-Château situeert zich nabij de vallei van de Ourcq, op een 20-tal km ten oosten van Ferté-Milon. Het belangrijke kasteel van Oulchy-le-Château hing af van de graaf van de Champagne, de parochie werd toegevoegd aan het diocees van Soissons.
In 1076 bepaalde de graaf van Champagne, Thibaut I, dat er een college van kanunniken werd opgericht en het oudste gedeelte van het gebouw zou moeten dateren van deze periode. In 1122 werd de kerk overgedragen aan de abdij van Saint-Jean-des-Vignes te Soissons.
In de 2de helft van de 12de eeuw werd het oostelijke uiteinde met zijn 3 apsissen afgebroken en door een transept en een rechthoekig koor vervangen. Het schip werd verhoogd en de vensters vergroot.
De gevel werd gereconstrueerd in het begin van de 13de eeuw.
Beschrijving.
Aan de buitenzijde is de gootklos versierd met een kabelmotief op het tablet en worden gedragen door modillons gebeeldhouwd met maskers of staafvormige kanteelversiering. Zij vertoont hiermee kenmerken zoals te Rhuis of bij de oostelijke klokkentorens van Morienval.
Gemeenschappelijk met deze kerken is eveneens de klokkentoren opgericht op de laatste travee van de zuidelijke zijbeuk. Deze houdt 3 rechthoekige verdiepingen in, op een massieve onderbouw en wordt ondersteund met zware steunberen die zich samenvoegen in een afwatering op middenhoogte van de 1ste verdieping. Een gebroken ontlastingsboog versterkt het binnenste gedeelte. Een rij van staafvormige kanteelversiering benadrukt de 1ste verdieping en wordt er doorbroken met 2 rondbogen. Hun bogen met dubbele gording zijn omringd met een rij van staafvormige kanteelversiering, die zich verderzet op de hoeken van de toren. De monoliete zuiltjes verheffen zich onder de bogen. Dit herhaalt zich op de 2 bovenste verdiepingen waar deze verrijkt worden met hoekzuiltjes. Meerdere zuiltjes zijn gegroefd met ontrolde, evenwijdige of vervlochten spiraaltjes. Hun kapitelen zijn versierd met dun toelopende motieven en aan de bovenste hoeken met maskers of krullen. Stengels en palmetten worden verdeeld zonder zorg voor de symmetrie. Een kapiteellichaam met een ruwe, bijna kubische vorm, is aan de zijde gegraveerd met evenwijdige krommingen. Een ander met afgekante hoeken stimuleert hoge bladeren met nerven. Dit beeldhouwwerk zou over dezelfde periode gaan als de kapitelen van het schip. Het moderne dak van 4 wanden tracht het oorspronkelijke na te bootsen welke bekroond was met een korte piramide in steen zoals te Rhuis, Retheuil en Morienval in de Oise.
Aan de binnenzijde opent het schip zich op 4 boven zonder overwelving. De hoge vensters staan niet in de as van de bogen maar zijn inspringend tot de steunen. De bogen zijn geprofileerd met 2 rijen van sluitstenen. De rechthoekige pijlers zijn niet voorzien van dekstukken maar zijn begrensd met 2 zijdelingse zuilen onder de binnenste gording van de bogen. De basissen met een brede hollijst worden gerekend tot de best bewaarde van einde 11de eeuw. De kapitelen stellen gedrongen kapiteellichamen voor die breder en hoger zijn. Bij hun profilering is de ene rond zonder uitsteeksels met kleine krullen aan de bovenste hoeken. De andere helft heeft een vlakke zijde in een omgekeerd trapezium met brede afgekante hoeken. Grote, gegroefde bladeren of uitgeholde palmetten verheffen zich op de afgekante hoeken, uitgehold met nerven van gestileerd gebladerte of met op hun omgekeerde driehoeken, lijnen van gebroken staven. Men bemerkte geen motieven van vlechtwerk of loten maar opgericht palmbladeren, omgekeerd in waaiervorm. De driehoeken en sterren in de 4 hoeken overdekken andere kapiteellichamen. Enkele driehoeken zijn ingesneden met kromme lijnen. Een bloemmotief met talrijke bloembladen bezetten het midden van 1 zijde. Drie kapitelen zijn versierd met gevogelte, de ene met een opgerichte vogel op een omgekeerde driehoek, ook twee omgekeerde vogels op de hoofdzijde en een klein personage met een verheven arm op de zijde met tussen beide een ganse serie van strepen. Het derde herneemt het motief van de omgekeerde vogels en aan de zijde sterren met 4 stralen en driehoeken aan de gebogen lijnen. Bij het gehistoriseerd kapiteel zien we 2 duivels die de ziel van een individu wegdragen, gefigureerd in de vorm van een naakt personage.
Het schip wordt beëindigd door een blinde travee en komt overeen met de rechte travee van het vroegere koor. De overdekte zijbeuken eindigen met een overwelfde travee, aanvankelijk in een tongewelf. Onder de klokkentoren is er een kruisgewelf vervangen in de 12de eeuw. Een boog hiervan is blijven bestaan op de muren van de 2 buitenste traveeën van de zijbeuken. Deze is in rondboog en wordt gedragen door de gerestaureerde zuiltjes. De 3 Romaanse apsissen zijn vervangen door Gotische. In de 12de eeuw heeft men aan het transept boven op de samengestelde pijlers, gebeeldhouwde kapitelen met acanthusgebladerte op verschillende rijen aangebracht. De versneden bladeren handhaven zich met souplesse en zijn versierd met bloemen, fruit en knoppen. Het zijn karakteristieke onderwerpen van de jaren 1150-1160.
Bron.
- Anne Prache in Île-de-France; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 60; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten