Chapelle Notre-Dame-du-Chemin
te Ladoix-Serrigny
Geschiedenis.
De plaats gesitueerd op een helling, aan de route van Beaune naar Dijon, waarlangs zout en tin werden vervoerd, was al heel vroeg bezet door een heidense gebedsplaats en een vereerde bron. Volgens de traditie wekten de verschijning van de Maagd rond het jaar 1000 en de talrijke miraculeuze genezingen, de bevolking op om ter hare ere een kapel op te richten welke ook een heiligdom werd.
Het gebouw in 1134 door Etienne, bisschop van Autun, geschonken aan Herbert, abt van de benedictijnerabdij van Saint-Seine, bevestigd door een pauselijke bull in 1178, trok vele pelgrims en de gunst van belangrijke personages aan. De hertogin van Bourgondië kwam te voet voor haar bevalling en na haar kerkgang van de bevalling. Ook in 1434 begunstigde Filips de Goede met 1 000 ponden om de bouw van de kerk of kapel Notre-Dame du chemin lez Serrigny te begunstigen. In het begin van de 17de eeuw, nadat de pest Beaune had geteisterd, spraken de bewoners de gelofte uit voor een eeuwigdurende processie en om deze uit te voeren stichtten zij de genootschap Saint-Croix. Het proces-verbaal van het bezoek van de aartsdeken van deze stad in 1710-1711 vermeldt "een plattelandskapel gebouwd onder de naam van Notre-Dame du Chemin". Het is ook een belangrijke halte voor de pelgrims op hun weg naar Rome of Compostella.
Het gebouw werd nationaal goed in 1793. Het werd geplunderd, vervolgens in 1795 overgedragen aan een handelaar in marmer, Claude Bouillet, die het als bewoning omvormde met een graanschuur en paardenstal.
De pelgrims komen terug in 1874 rond de kapel en stichtten in 1878 een genootschap. In 1893 is de terugkoop van de apsis, vervolgens van het schip, uitgevoerd door de "Sociéte Civil immobilière de Pernand". De restauratiewerken van de kapel, uitgevoerd in 1893 onder leiding van architect Pinchard, zijn in 1894 ingewijd. In 1924 is de vereniging gesteund door de prins Félix de Mérode. In 1966 hebben consolidatiewerken van de kapel plaats door de "Association des Amis de Notre-Dame du chemin", onder het voorzitterschap van prins Florent de Mérode.
Beschrijving.
De kapel houdt 2 te onderscheiden delen in die overeenkomen met zijn geschiedenis en constructie. Dit betreft een gotische gedeelte uit de 15de eeuw, in 1893 gerestaureerd dat 2 traveeën, een koortravee en een apsis met 3 zijden inhoudt en een ander deel, een romaans gedeelte, waarvan nog enkele uitzonderlijke elementen te onderscheiden zijn in de verheffing van de plattelandswoning in het westen en in de muren en de onderstructuur van de gotische kapel. Het gaat om een wijziging ondergaan door in beslag genomen delen tijdens de Revolutie, geregeld gewijzigd in landbouwgebouwen.
Aan de buitenzijde vertonen de volumes de constructiefazen. Het romaans gedeelte stelt nog sporen voor van de kleine rondbogen. Het gotische gedeelte is gestut door steunberen. Het schip is overdekt met een 2-delig dak gescheiden van het koor door een ontdekte puntgevel. De verdwenen klokkentoren in 1795 stond boven de koortravee. De huidige ingang bevindt zich aan de noordzijde van het schip met een ingang waarvan het linteel is versierd met een accoladeboog in neogotische stijl.
Het gotische schip van 2 traveeën met zijbeuken houdt eveneens de aanzet in van een 3de travee in het westen. Dit geheel is overdekt met kruisgewelven terwijl het koor is samengesteld met een travee en een polygonale apsis. De koortravee bezit een kruisgewelf en het koor een gewelf met verschillende nerven. Het schip en de zijbeuken zijn van elkaar gescheiden door gebroken bogen die op de zuilen terugvallen.
Bronnen.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Editions Faton; Dijon 2006.
- Bernard Sonnet in www.sauvegardeartfrancais.fr.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten