Eglise Saint-Remacle
te Ocquier
Beschrijving.
De kerk Saint-Remacle van Ocquier hing af van de abdij van Stavelot. Zij werd als priorij opgericht rond het midden van de 12de eeuw. De kerk kende verschillende hernemingen zoals aan de binnenzijde toen de oorspronkelijke pijlers vervangen werden door zuilen in de loop van de 16de eeuw. De bovenste gedeelten van de muren werden weggehaald in de loop van de 17de eeuw voor de aanleg van de daken en in de 19de eeuw werd een muur doorbroken voor de constructie van een nieuwe ingang.
In 1952-53 onderging de kerk een restauratie waarbij opgravingen werden uitgevoerd aan de binnenzijde van de kerk. Hierbij kwamen opeenvolgende preromaanse gedeelten aan het licht. Een eerste die dateerde van de 9de eeuw en vergelijkbaar is met de Karolingische constructie van Nijvel, zou een halfronde apsis ingehouden hebben. Rond het midden van de 10de eeuw, toen de kerk afhankelijk werd van Stavelot, zou een gebouw opgericht zijn met een rechthoekige apsis en een westertoren. De huidige kerk kwam overeen met een totale reconstructie die plaats had in het midden van de 12de eeuw. Drie beuken werden beëindigd door half cirkelvormige apsissen. De centrale bekroonde de rechte koortravee en de kerk werd in het westen door een zware westertoren voorafgegaan.
Dit gebouw heeft heelzeker de kenmerken van een Romaanse plattelandskerk daterende van het einde van de 12de eeuw. De binnenzijde heeft een totale lengte van 36,50 meter waarbij de 5 evenwichtige traveeën en het koor getuigt van een vooruitstrevende overwelving. De architecturale versiering bevat op het gelijkvloers een serie van uitgeholde nissen in de dikte van de muur uitgespaard. De verlichting gebeurt langs de centrale vensters die van een moderne periode dateren.
In het westen houdt het gebouw een tribune in die op de eerste verdieping van de toren gebouwd is en zich op het schip opent. Het is een samenstelling die men geregeld terugvindt bij een groot aantal parochiekerken met een westertoren zoals te Couillet en Waha.
Aan de buitenzijde ritmeert de overvloed van een radicale, gerestaureerde muurdecoratie van de muurwanden. De samengestelde boogreeksen in een fries verlengen zich langs de traveeën door lisenen die naar beneden lopen, in de lengte van de muren. Het herstel in een vroegere vorm van het decor van het bovenste gedeelte van de hoofdapsis openbaart een aantal problemen, door de bovenmatige opening van de vensters en de heel lage aanzet van de daken, in het decor van de muren die de blinde boogreeksen, de nissen en de hoge galerij hebben aangetast. Deze samenstellingen vallen terug op het decor van de apsis van Xhignesse of van Saint-Nicolas-en-Glain. Zij geven het probleem weer van de overeenkomsten die moesten bestaan tussen de behandeling van de architecturale plastiek en de noordelijke verspreiding van de decoratieve vormen van de eerste Romaanse architectuur. Te Ocquier echter behoort de gelijkstelling van de gemetselde decoratieve vormen uitsluitend tot de gewoonten van de plaatselijke bouwvakkers die gespecialiseerd waren in de bouw van kleine kerken op het einde van de 12de eeuw.
Bronnen.
- Jacqueline Leclerc-Marx in L'art roman en Belgique; Editions J.M. Collet 1997.
- Geert Bekaert en Jean-Pierre Esther in België romaans; Uitgeverij Hadewijch; Anwerpen-Baarle 1992.
- André Courtens en Jean Roubier in Romaanse kunst in België; Uitgeverij Vokaer; Brussel 1971.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten