Eglise Saint-Pierre
te Montamber
Beschrijving.
Men beschikt slechts over enkele documenten wat betreft Montamber. Eén van de eerste documenten uit 1107, een bull van, paus Pascalus II, bevestigde de schenking van deze priorij aan deze van La Charité-sur-Loire en die later bevestigd wordt door de bulls van paus Lucius II in 1144.
Guillaume I van Nevers, graaf van Nevers, stichtte en begiftigde deze plaats in 1075 om priorij te worden. Deze bezittingen werden geschonken om als hospice te dienen voor de monniken van de abdij van Cluny tijdens hun verplaatsingen naar de abdij van La Charité-sur-Loire alsook voor de gelovigen op pelgrimstocht en zij werd geplaatst onder het patronaat van Saint-Pierre-d'Antioche. Renaud II van Nevers, zijn zoon, vervolgens zijn kleinzoon, Guillaume III van Nevers, droegen bij tot de ontwikkeling van deze priorij dmv talrijke schenkingen.
De priorij hing direct af van de Priorij Notre-Dame-de-la-Charité die één van de 5 oudste stichtingen was van Cluny. De bescherming van deze priorij werd verzekerd door een bewakers, samengesteld uit de "Compagnie des Archers du Château de Décize", een compagnie van boogschutters van het kasteel van Décize. Zijn prior was een regelmatige bezoeker van de orde van Cluny van de 14de tot de 16de eeuw.
De monniken ontgonnen, legden de moerassen droog en verbeterden de gronden met weilanden en visvijvers. Een bevolkingsgroep ontstond met landbouwers die de kleine percelen bewerkten onder bescherming en voor rekening van de religieuzen. De toponiem heeft de namen bewaard die deze percelen aanduidden.
Tijdens een bezoek van een afgevaardigde van het moederhuis was enkel de prior van de plaats aanwezig terwijl de aanwezigheid van 2 andere monniken in het reglement was bepaald. Dit incident bracht strenge protesten met zich mee en schijnen hun resultaat gehad te hebben daar in 1470 een monnik op bezoek noteerde dat de Prior aanwezig was met een monnik en de kerk goed werd onderhouden. Hij merkte op dat enkel de boeken beschadigd waren.
De priorij werd vernield in 1530 in de loop van de Godsdienstoorlogen en zijn reconstructie begon pas in 1633 met prior Dom Gaspard de Ramilly. De werken werden in 1661 beëindigd. Men kan deze datum bemerken boven het portaal. Ook de gebouwen werden het voorwerp van talrijke herstellingen.
Met de Revolutie werden de gebouwen verkocht als nationaal goed en de priorijkerk werd parochiekerk van de gemeente in 1843. Van het oorspronkelijke gebouw resten nog de klokkentoren en de apsissen uit de 11de eeuw.
Rechts van de kerk treft men de voormalige kloostergebouwen aan waarbij ook een graanschuur hoorde. Met de plundering in 1530 werden deze gebouwen vernield en heropgebouwd. Met de Revolutie werden deze verkocht als nationaal goed en zijn tot op dit moment in privéhanden.
Beschrijving.
Deze oude priorijkerk die afhing van de Priorij van La-Charité-sur-Loire, werd opgericht op het einde van de 11de en begin 12de eeuw.
Het betreft een gebouw met een Latijns kruis met halfronde absidiolen en apsis, met een klokkentoren op de kruising overwelfd met een koepel en waarbij de armen zich openen op een absidiool en in het westen in verbinding staat met het schip door nauwe doorgangen in rondboog.
In 1779 leidde abt Lambert de restauratiewerken met het aanbrengen van bepleistering, nieuw houtwerk, altaar en retabel. Het transept is aan zijn zuidzijde geflankeerd met een sacristie. Deze transeptarmen zijn overwelfd met een tongewelf en geven uit op een apsis met halfkoepel. Van de kerk uit de 11de eeuw resten nog enkel de koorapsis en de 2 absidiolen.
De klokkentoren werd oorspronkelijk verlicht op de 2 verdiepingen door paarsgewijze bogen, gescheiden door de colonnetten met uitzondering aan de zuidelijke zijde. De rondbogen op de 1ste verdieping werden dichtgestopt tijdens een verhoging van de gootmuren van het schip.
Bron.
- M. Anfray in "L'architecture religieuze du Nivernais au Moyen Äge, les églises romanes"; Editions A.et J. Picard et Comp.; Paris 1951.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten