Eglise Sainte-Colombe
te Sainte-Colombe;
Val-de-Bonnieure
Geschiedenis.
Geen enkele middeleeuwse vermelding kan inlichtingen verschaffen aangaande de oorsprong van deze kerk met een zeldzame patroonheilige in de Angoumois en raar in Frankrijk. De verering van deze heilige martelares uit de 3de eeuw, werd in het bijzonder vereerd in de regio van Lyon tussen de 7de en 9de eeuw. De eerste vermelding van deze parochie gaat terug tot de 16de eeuw.
De kerk werd in 1879-1880 en 1895 hersteld. Dit gebouw werd als historisch monument geklasseerd op 13 november 1973 en werd onder leiding van de hoofdarchitect, Philippe Odin, gerestaureerd.
Beschrijving.
Opgericht in klein en middelmatig metselverband stelt deze kerk zich samen met een schip van 4 traveeën, met een koortravee voor het kooreinde en met een halfronde apsis.
Aan de binnenzijde wordt het schip afwisselend geritmeerd met half ingebrachte zuilen met basissen en versierde kapitelen. Het profiel van de basissen van de zuilen verwijst naar een overgang tussen de 11de en 12de eeuw. Op één enkele basis is de onderste voetring versierd met lofwerk.
Het schip is hedendaags overwelfd met een houten geraamte. Op de binnenzijde van de gevel bemerkt men nog steeds het spoor van het oude gewelf, bovenaan het venster. De sporen van afbraak van de vroegere lichtgebroken gordelbogen, en de eerste aanzetten van het tongewelf ziet men nog bovenaan de muren. Het schip beschikte reeds over een eerste houten geraamte waarvan men nog de bulstergaten op het restant van het gewelf ziet.
De voorgaande travee van het kooreinde is begrensd met 2 zware zuilen op een voetmuur die een licht gebroken boog met dubbele gording ondersteunen. De muren bovenaan zijn verhoogd zoals in het schip om het houten geraamte te ontvangen. Een hoge, naakte muur scheidt deze travee van de apsis met de vernauwde ingang. Het halfrond is merkwaardig verlicht door een centraal rond raam en 2 kleinere rondbogen in een ongewoon dikke muur voor dit gedeelte van het gebouw. De apsis wordt overwelfd met een halfkoepel.
Aan de buitenzijde is de gevel verdeeld in 2 horizontale registers door een gootklos ondersteund door versierde modillons. Een ingang met een drievoudige gordel is geflankeerd door colonnetten terwijl bovenaan een eenvoudig, hoog venster met een eenvoudige gordelboog is doorbroken. Een klokkentorenmuur met een dubbele boog staat bovenaan op de puntgevel en vertoont een uitstekend profiel alhoewel hij aanvankelijk drievoudig was maar verstoken bleef van een klok. De bas-reliëfs op platen versieren de stijlen van het hoge venster terwijl valse timpanen het bovenste register versieren.
Aan de noordelijke zijde is de gootmuur van het schip opgericht volgens de traveeën. Een verbinding bemerkt men aan de rand van de boord van de steunbeer die de 2de van de 3de travee scheidt. De vensters van de 1ste travee staan niet op dezelfde hoogte dan deze van de 2 laatste. Aan de zuidzijde is de gootmuur homogener maar bemerkt men eveneens een verbinding tussen de 2de en de 3de travee, in overeenkomst met de noordzijde. De muren van de travee voor het kooreinde zijn verschillend met deze van het schip en met een gewijzigd aspect door de eenvoudige bekroning van een gootklos met naakte modillons. De vensters zijn modern.
Eveneens aan de zuidzijde bevinden zich 2 dichtgestopte ingangen alsook het spoor van een oude overdekking met platte stenen. De apsis vertoont een analoog aspect. Deze wordt gestut door de steunzuilen beëindig met een talud. De vensters zijn eveneens modern en de oculus is aangebracht na de bouw. Een dak van platte stenen is op de apsis gereconstrueerd.
De gebeeldhouwde elementen zijn van 2 soorten met kapitelen aan de binnenzijde van het gebouw en de reliëfs op laten aan de buitenzijde van de gevel. Twee vormen van kapiteellichamen onderscheiden zich aan de binnenzijde. De hoogste zijn in de travee voorafgaand aan het kooreinde terwijl de gemiddelde kapiteellichamen de zuilen in het schip bekronen. In het schip verschijnt de menselijke figuur onder de vorm van mannen met baarden in mandorla's, met samengevouwen handen op de buik, een heilige omringd met een aureool van parels, in een biddende houding, eveneens in een mandorla.
Op een ander kapiteellichaam, een man in het gebladerte die blijft hangen aan de rankversiering die hem omgeeft.
Dierenmotieven zijn er eveneens met kleine monsterachtige leeuwinnen, vogels met een haviksnavel, hondachtigen naast of tov elkaar, met één enkel hoofd voor 2 lichamen of 2 hoofden voor 1 lichaam. Men bemerkt eveneens vegetarisch motieven met droge of vette bladeren, kinnebakken, ronde neuzen met brede neusvleugels, de pupillen doordringend.
Op de reliëfs op de platen van de gevel gaat het om het Lam boven de elementen van de tetramorf en 2 biddende personages op de lijsten van het hoge venster met een inscriptie dat het gaat om de heilige Colombus en de heilige Petrus.
Men bemerkt eveneens 2 valse timpanen met op de ene, twee tov elkaar gestelde leeuwen rond een mensenhoofd (de profeet Daniël ?), en op het andere een engel met ontplooide vleugels die een gesloten boek schijnt vast te houden.
Bron.
- Sylvie Ternet in "Les églises romanes d'Angoumois", Tome II; Editions, Le Croît Vif; Paris 2006.
- Jean George in "Les églises de France, Charente"; Editions Letouzey et Ané; Paris 1933.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten