Église de Saint-Amand
te Saint-Amand-sur-Fion
Geschiedenis.
De parochie van Saint-Amand-sur-Fion, gesitueerd op een 15-tal km van Vitry-le-François, hing van de dekenij van Vitry af. De kerk maakte deel uit van de ondergeschikte monumenten door haar historisch belang maar vooral door haar architecturale kwaliteit.
Als een kerk met grote afmetingen voor een dorp van middelmatig belang, houdt dit een schip in van de 12de eeuw dat gevormd is door 3 traveeën met aangrenzende zijbeuken en gedragen wordt door zware pijlers, en verlicht door kleine vensters. Het oostelijke gedeelte dat zich hoger bevindt dan het schip, stelt zich samen met een licht uitstekend transept van de 16de eeuw en met een kooreinde van de 13de eeuw, gevormd door een koor en beëindigd met een apsis van 7 zijden. Aan weerszijden is een absidiool van hetzelfde plan toegevoegd. Het feit dat Saint-Amand afhing van het kapittel van de kathedraal Saint-Etienne van Châlons-sur-Champagne kan de uitzonderlijke kwaliteit van dit kooreinde verklaren. Dit werd waarschijnlijk opgericht door een architect afkomstig van een grote werkplaats in de Champagne.
Het was tijdens het concilie van Troyes in 1107 dat een bull van paus Pascalus II aan het kapittel van de kathedraal de schenking bevestigde van het grondgebied van Saint-Amand; een grondgebied dat afhing van de graaf Hugo I van Champagne. Deze heerlijkheid werd één van de rijkste bezittingen van het kapittel; het verstrekte 2 kwart van de tienden tot 1789. Het bezat er een algemeen geldende schatplicht met een rente per dagwand, 4 molens, een boerderij, een pershuis en een oven. Rond het midden van de 12de eeuw, vervolgens rond 1185 verrijkten giften en verkopen de bezittingen van het kapittel te Châlons. Op het einde van de 12de eeuw vestigde er zich eveneens een commanderij waarvan het hospitaal is vermeld in een akte van 1405.
De kerk is gesitueerd aan het oostelijke uiteinde van het dorp, buiten de bewoning, en men veronderstelt dat er reeds vroeg een cultusplaats was gevestigd daar er een bron ontspringt onder het hoofdaltaar en een fontein bevoorraadt in de nabijheid van het kooreinde. Geen enkel archiefstuk, verwijzend naar de constructie van de kerk is bewaard gebleven, noch wat betreft de kerk van de 12de eeuw, noch over de toevoegingen in de 13de eeuw. Maar men kan met precisie de geschiedenis bepalen van de derde constructiecampagne rond het midden van de 16de eeuw. Tijdens de inval in de Champagne door de troepen van Karel V, had na de belegering van Saint-Dizier, in de kerk van Saint-Amand een onderhoud plaats tussen hoogwaardigheidsbekleders van de keizer en Frans I, koning van Frankrijk. Een plaatselijk verhaal wil dat er een brand de kerk gedeeltelijk vernielde. Getuige hiervan is de rode tint ontstaan door het ijzerzout in de kalksteen van kleur veranderd door de hitte, alsook de barsten aan de basissen van de koorpijlers wat nog zichtbaar was voor de restauratie van 1924.
Als de kerk in 1544 nog in goede staat verkeerde, laat de datum van 1562, op een kapiteel van de zuidelijke transeptarm vermeld, vermoeden dat de kerk gedeeltelijk gereconstrueerd werd na de vernielingen ondergaan tussen deze beide data. De vernieling was veroorzaakt door de brand na de doortocht van de troepen van Karel V op weg naar Eparnay. De aanwezigheid op een kapiteel van het transept met de salamander van Frans I, gebiedt ons om de reconstructiecampagne te plaatsen tussen 1545 en ten vroegste 1565; een campagne die zich eveneens uitstrekte over de oostelijke travee van het schip en het portaal zoals ook de kenmerken van het beeldhouwwerk en het lijstwerk aantonen.
Wat betreft de gegraveerde data van 1700 en 1720, de eerste op de gewelfsleutel van de noordelijke transeptarm, de tweede op de gewelfsleutel van de eerste travee van de hoofdbeuk van het schip, verwijzen deze naar nieuwe werken uitgevoerd in de 18de eeuw. Een proces-verbaal van een bisschoppelijk bezoek in 1729 vermeldt trouwens dat een gewelf ontbreekt aan het kooreinde.
De kerk verkeerde in een slechte staat tot in 1843 wanneer een eerste belangrijke restauratie werd uitgevoerd. Het is in deze periode dat de daken werden herdaan, in het bijzonder deze van de oostelijke kapellen van het kooreinde. Men verving een piramidale overdekking door een dak met één enkele schuine wand en verstopte hiermee de buitenste boogvulling van het triforium van de rechte koortravee en de oostelijke muur van de 2 transeptarmen. Weinig later veranderde men de overdekking van de vieringtoren en men liet enkele opvoegingen in de muren.
De klassering van de kerk in 1875 door de dienst historische Monumenten werd gevolgd door meer aanzienlijke restauraties. De ingeschreven datum van 1884 aan de gewelfsleutel van de kruising, kenmerkt het begin van de werken. Architect C. Genuys hernam deze na 1893. Hij liet het metselwerk van de puntgevel van het schip en de steunberen verstevigen, repareerde of verving de tussendelen en boogvullingen van de stenen balustrade alsook de vensters, het roostervenster van de noordelijke transeptarm alsook deze waarschijnlijk van de zuidelijke, restaureerde de steunberen van de koorapsis en het afwateringssysteem van het regenwater. Een andere werkcampagne, geleid door G. Guët begon in 1925. Deze had de versteviging van de steunberen van het kooreinde tot doel en vooral de herneming van het ondermetselen van de oostelijke pijlers van de kruising en de koorzuilen. Andere restauraties werden in 1938 geleid door B. Haubold, in 1946 en 1967-68 door Bray. Zij omvatten vooral het metselwerk en de daken van het schip en het kooreinde.
Beschrijving.
Het plan van het westelijk deel van de kerk is traditioneel. Het schip is aanpalend met zijbeuken en wordt voorafgegaan door een portaal dat gans de breedte van de gevel bezet. De aanwezigheid van een portaal is veelvoorkomend in de Champagne zowel bij de Romaanse als de Gotische gebouwen. Te Saint-Amand dateren enkel de 2 boogreeksen aan de zuidelijke zijde van het einde van de 12de eeuw. Zij bewijzen minstens het bestaan van een voorportaal van dezelfde periode van het schip. De bogen van de westelijke en noordelijke boogreeksen zijn gewijzigd geweest of ten minste herbouwd geweest tijdens de herwerking van het transept ttz midden 16de eeuw. Net zoals het transept werden zij opgericht in de geest van voordien.
Het westelijk portaal dat zich opent onder het voorportaal, maakte deel uit van de oudste werken met de oprichting van de pijlers van het schip en de constructie van de zijbeuken. Het is diep ingewerkt in de muurwand waarbij de 4 insprongen zijn versierd met half ingewerkte colonnetten. De archivolt houdt 2 kordonlijsten met booglijsten in, die versierd zijn met gebroken staven afgewisseld met brede voetringen waarop men sporen van oude polychromie kan terugvinden. Het beeldhouwwerk van de kapitelen van de colonnetten schijnt het ontwerp te zijn van 2 verschillende beeldhouwers. De ene werkte meer traditioneel met uitgesneden abacus en een repertoire van een verscheidenheid aan gebladerte, waterplanten en heel versneden acanthusgebladerte. De andere beeldhouwer vereenvoudigt de versiering en gebruikte gebladerte met knoppen afgewisseld met kleine, opgelegde bladeren. Overal zijn de heel ontwikkelde dekstukken ingesneden met verfijnde bloemenmotieven. De basissen van de colonnetten met een kleine uitsprong en een breed geopende hollijst, pleiten voor een oude datering. De lage gedeelten van het schip, gebouwd gedurende dezelfde periode, moeten zich situeren na de jaren 1160-1170. Het volledige portaal is licht uitstekend op de gevelmuur met daarboven een driehoekige puntgevel en een aanzet van een gedeeltelijk fronton, afgeknot door de balken van het portaalgeraamte.
Bronnen.
- Anne Prache in Champagne romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 55"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1981.
- Claudine Lautier in Congrès Archéologique de France, église de Saint-Amand-sur-Fion; 185ième session 1977 Champagne; Paris 1980.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten