Ancienne église Saint-Etienne
te Olerat; La Rochefoucauld
Beschrijving.
De kerk die toebehoorde aan de abdij van Grosbot, werd aan het kapittel van Saint-Florent van La Rochefoucauld in 1274 overgedragen in ruil voor Notre-Dame van Cherves-Châtelars.
Verkocht als nationaal goed tijdens de Revolutie werd zij achtereenvolgens door verschillende eigenaars doorverkocht, vooraleer zij in 1977 teruggekocht werd door het stadsbestuur van La Rochefoucauld.
De kerk is samengesteld met een schip van 4 traveeën waarvan de laatste dienst deed als koor, en met een kruising met één enkele transeptarm in het noorden. De rest is verdwenen zoals de oude kruising en het oorspronkelijke koor. De afgebroken apsis zou binnenin versierd zijn geweest met een galerij van zuilen en versierde boogreeksen.
Aan de binnenzijde van het schip ondersteunen de zuilen met boogreeksen een gewelf dat nu verdwenen is en waarvan de eerste aanzetten nog bestaan. De kapitelen van de zuilen zijn gerecupereerd en verkocht met uitzondering van één enkele die opnieuw gezet is op de cilinder van de eerste zuil aan de noordzijde. Het enige bewaarde kapiteel stelt 2 tov elkaar gestelde griffoenen voor, in een sterk reliëf met insnijdingen ter hoogte van de poten. Dit element is te dateren van de eerste helft van de 12de eeuw.
Aan de buitenzijde is de noordelijke zijde versierd door tegen de muur geplaatste boogreeksen. De zuidelijke zijde bezit geen boogreeksen.
De westelijke gevel is samengesteld uit 2 verdiepingen. Het gelijkvloers met een portaal in gebroken boog en achteraf vergroot. Op de eerste verdieping bezetten bas-reliëfs van een grote kwaliteit een van lijstwerk voorzien ruit en geflankeerd met 2 bijkomende timpanen waarboven zich nog 2 andere reliëfs bevinden op een vierkant vlak. Een hoog venster is in het midden doorbroken teneinde het schip te verlichten. Dit venster loopt bijna tot de top van de driehoekige puntgevel.
De fijne reliëfs van de gevel stellen in het midden het Lam in Majesteit voor op een plaat in de vorm van een ruit en omringt met de symbolen van de evangelisten met links de stier en rechts de leeuw, links bovenaan een engel en rechts bovenaan een arend. De dieren op de pseudo-timpanen zijn getrokken in een sterker reliëf dan deze bovenaan, met een kordonlijst van parels om de ruggengraat van de stier, de aanvang van de vleugels, de kruisvormige stralenkrans en het kruis van het Lam te benadrukken. De figuren op de platen zijn getrokken in bas-reliëfs en deze van de engel heeft als voordeel, een gewilde vervorming van het gezicht om deze beter van beneden te bemerken. De behandeling van de voorzijden is eveneens rijkelijker en meer gedetailleerd om het zwakke model te compenseren, met oa het borduursel van de mouwen, de edelstenen van het boek van Mattheus, de stralenkrans en bovenaan van met parels afgezette vleugels om iedere pluim van de vleugel aan te duiden. Men bemerkt er tevens op de rand van de voornaamste ruiten inscripties : MATEUS, JOHANNES en rond het Lam : BIS QUI MUN... DA PACEM NO... US EXTANS SPIRITUALI, in spiegelschrift, ... CRIMINA TOLLIS. Deze delen zijn in wanorde geplaatst maar in goede orde leest men; DA PACEM NOBIS QUI MUNDI CRIMINA TOLLIS.
De reliëfs van de gevel schijnen van later te zijn dan deze van de kathedraal van Angoulême en schijnen te dateren van het tweede kwart of het midden van de 12de eeuw.
In het noorden bevindt zich nog de enige transeptarm die bestaat uit een laag transept waarvan het hellend vlak van het dak nog bewaard is. Een dichtgestopt gotisch venster was doorbroken in de voorafgaande travee van het koor alsook een boog met brede sluitstenen dat achteraf is uitgewerkt om deze travee te betreden. Er bestaat geen enkel spoor meer van het koor aan de rechter muur die nu deze travee afsluit.
Deze kerk schijnt zijn schip te hebben bewaard van het eerste kwart van de 12de eeuw terwijl het noordelijke parament van zijn eerste travee, het geheel van het zuidelijke parament en de westelijke gevel rond het midden van de 12de eeuw of begin van de tweede helft schijnen herdaan te zijn.
Bron.
- Sylvie Ternet in "Les églises romanes d'Angoumois", tome II; Editions Le Croît vif; Paris 2006.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten