Église Saint-Robert
te Saint-Robert
Geschiedenis.
Men vindt de oudste vermelding van de kerk van Saint-Robert rond 1100 terug in een charter van het cartelarium van Avreuil terug. Op dat moment is het reeds, zoals ook zijn patroonheilige, onder de afhankelijkheid van La Chaise-Dieu in de Auvergne. De stichtingsdatum kan men niet met zekerheid bevestigen maar naar Bonaventure de Saint-Amable, werd deze verricht door de heren van Camborn die hiervan de voornaamste schenkers waren.
Maar deze priorij die tot 6 monniken telde, viel spoedig in verval. Reeds in de 14de eeuw werd zij verenigd met Port-Dieu wat het verdwijnen van het monastieke leven tot gevolg had. De wereldlijke macht van het monastieke leven bleef onder de bescherming van de burggraven van Limoges en vervolgens deze van Pompadour.
Toen het gebouw bij het begin van de 18de eeuw in de teksten verscheen, verkeerde het in een ernstige staat van verval waarschijnlijk ten gevolge van de gewelddadige conflicten waarvan Saint-Robert het voorwerp was toen de kerk dienst deed als een versterkte plaats. In een document bewaard in de departementale archieven van de Corrèze van 14 november 1720, wordt vermeld dat de intendant van de provincie 2 experts belast heeft om een ontwerp op te maken voor de restauratie van het gebouw. Aan de vooravond van de Revolutie is een proces lopende tegen de aannemers ingevolge deze herstellingen. Gedurende de troebele periode, toen de kerk als magazijn dienst deed voor de aanmaak van het hout voor geweren, heeft men de muren verstevigd.
Toen de kerk opnieuw opengesteld werd voor de vieringen beklaagt de kerkfabriek zich over de slechte staat van het gebouw. Rond 1827 met de ontgraving van de plaats voor de kerk, vindt men cilinders van de zuilen, basissen en kapitelen terug en ontdekt men de funderingen van het verdwenen schip. Vijftien jaar later is architect Geniez belast om een ontwerp van restauratie op te maken. Belast met het geven van advies over het project van Geniez, oordeelt Prosper Mérimée dat de kerk alhoewel sterk gewijzigd enkele bijzonderheden biedt wat waarschijnlijk tot de vroegtijdige klassering leidt in 1843. Geniez wordt echter niet bekwaam geacht en de commissie van Parijs stelt Abadie, die voorheen niet echt geïnteresseerd was, aan. Vanaf 1888 neemt hij de volledige restauratie van de oostelijke gedeelten op zich. Hierbij worden de daken hernomen en het buitenste parament wordt voor een groot deel hernomen. De bovenste boogreeks van het koor zou zelfs een uitvinding van de architect zelf zijn. De toren die boven de koorapsis staat, was eveneens het voorwerp van deze werken waarbij de bekroning en de westelijke muur herdaan werd. Het dak van de toren werd losgemaakt van deze van het koor en dit in tegenstelling tot de voorgaande staat. Eveneens de rest van het gebouw verkeerde in een verwaarloosde staat. De zuidelijke arm alsook de traptoren aan deze zijde waren vervallen en ontdaan van hun dak. De stabiliteit van de klokkentoren bleek eveneens heel ernstig te zijn. In 1894 werd de kerk gesloten voor de vieringen ingevolge de algemene onveiligheid.
Henri Chaine zette de restauratie verder tot het einde. Van 1895 tot 1902 werkte hij aan de versterking van de klokkentoren en de bekroning van de trap. Vanaf 1906 herstelde hij de staat van de zuidelijke arm van het transept. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was het merendeel van de herstellingen beëindigd. Vanaf 1919 was het Louis-Albert Mayeux die de binnenste restauratie verderzette met een volledige afkapping van de muren.
Een wetenschappelijk onderzoek van de plaats die zich uitstrekt ten westen van de huidige kerk, heeft heel wat kostbare informatie vrijgegeven over het originele schip.
Beschrijving.
Van het originele decor bestaan voornamelijk de kapitelen nog. De modillons zijn ongeveer in totaliteit het ontwerp van de restaurateurs. Toch verschijnt de kerk van Saint-Robert met zijn 60-tal tellende kapiteellichamen, als één van de voornaamste gebouwen voor de studie van de Romaanse beeldhouwkunst in de Bas-Limousin.
Te Saint-Robert bevinden zich nog 51 kapitelen op hun plaats. Aan de binnenzijde staan 6 onder hen bovenaan de zuilen van de rotonde tov 6 andere waarop het graatgewelf van het deambulatorium terugvalt. De koepel van de kruising wordt ondersteund door 4 kapitelen, 8 zijn geplaatst aan de terugval van de bovenste boogreeksen van het koor en 15 behoren tot de vensters van het type "Limousin". Slechts 12 kapiteellichamen zijn zichtbaar aan de buitenzijde waarvan 3 aan de vensters, 7 aan de bovenste boogreeks en 2 op de top van de steunbeer-zuilen van de klokkentoren op de kruising.
Het grote aantal 'zwevende' kapitelen die men in het dorp terugvindt zijn een bewijs dat het schip waarvan het waarschijnlijk brokstukken zijn, daadwerkelijk heeft bestaan. Vier onder hen zijn uitgesteld in de kerk, 2 voor een huis en in een tuin en 3 anderen zijn gelokaliseerd in de muren. De uitgestalde kapiteellichamen aan de binnenzijde van de kerk zijn aan hun 4 zijden gebeeldhouwd en die kleiner zijn dan deze van de rotonde. Men kan echter niet achterhalen in welk gedeelte van het gebouw zij geplaatst waren, op de vrijstaande zuilen die ze droegen.
Al deze kapiteellichamen zijn gerealiseerd in witte kalksteen van de regio en schijnen authentiek te zijn. Aan de binnenzijde zijn enkele onder hen verminkt vooral bij het aanbrengen van de retabels maar allen schijnen bovenmatig afgekrapt, waarschijnlijk in 1919. Aan de buitenzijde schijnen de verminkingen te wijten te zijn aan de weersomstandigheden.
Men vermoedt dat de enige verplaatste kapiteellichamen deze zijn van de bovenste boogreeksen aan beide zijden van de koormuur die volledig hernomen werd door Anatole de Baudot. Men kan een symmetrie opmerken in de samenstelling van de kapitelen van Saint-Robert. Aan weerszijden van een overlangse as, zijn de kapiteellichamen van de rotonde identiek alsook 2 die de straalkapel in de as omkaderen. Men bemerkt dat aan iedere venster, uitgezonderd deze aan de hoge venster van de zuidelijke arm, zich 2 identieke kapitelen bevinden.
Dit geheel van beeldhouwwerken waarvan geen enkele gehistoriseerd, schijnt een bijzonder homogeen ontwerp van een groep beeldhouwers die perfect de vegetarische en gefigureerde onderwerpen beheersten.
De kapitelen met een vegetarisch decor zijn het voornaamst thema. Op stilistisch vlak biedt hun decor specifieke karaktertrekken. Dit wordt gevormd met bladeren gedragen door stengels die duidelijk van nerven voorzien zijn. Het merendeel van dit gebladerte stelt gescheiden lobben voor, die uitgehold zijn maar beëindigd worden door een verdikking. Uitgezonderd 2 kunnen de samenstellingen onderverdeeld worden in 2 grote series.
Eerste type van vegetarisch decor.
Het bewaart enkele eigenschappen van het Korintische model. Drieledige, brede bladeren die geplaatst zijn aan de hoeken vormen de unieke kroon. Zij wisselen af met dunne stengels die in het midden van hun zijden hun 3 takken in het bovenste gedeelte van het kapiteellichaam oprijzen. Daar buigen de 2 zijdelingse vertakkingen zich in de richting van de hoeken om het ontwerp van de knopen terug op te roepen. Dit terwijl op de plaats van het vierkante blok zich een klein blad met lobben verheft. De verschillende kapiteellichamen die tot dit type behoren, onderscheiden zich door de behandeling van het gebladerte.
Op 2 zware kapitelen van de rotonde bootst het motief van de grote bladeren met 3 brede lobben en gescheiden door een boorholte, een leliebloem na. Identiek aan de samenstelling van de voorgaande vertoont een kapiteellichaam, een meer bewerkt gebladerte welk op de kroon bosjes palmetten met verschillende bollige lobben inhoudt. Aan de boogreeks vindt men hetzelfde decor terug, echter onhandiger schematisch voorgesteld. Aan de bovenste boogreeksen aan de buitenzijde, stelt een kapiteellichaam een vereenvoudiging voor met het weglaten van het kleine blad dat de plaats van het middelste blok bezet. Bij nog een ander dragen de samengestelde stengels in het midden van de zijden, hoekknoppen voor.
Een belangrijke variant kenmerkt een kapiteel dat aan zijn 4 zijden gebeeldhouwd is. Zijn decor stelt verschillende rijen van 3-lobbige bladeren voor waarvan de stengels uit de astragaal komen. Na een eerste kroon van gebladerte in kleine afmetingen, zijn anderen geplaatst in de tussenruimten en zijn min of meer ontwikkeld volgens de bezetting in het midden van de zijden of aan de hoeken met bovenaan eenvoudige knoppen.
Dit type van decor is geregeld gereserveerd voor de kleine kapitelen met 2 zijden die de vensters van het type Limousin omkaderen. De best bewaarde is deze aan de zuidelijke kranskapel aan de buitenzijde waar tussen de 3-lobbige palmetten met hoge stengels die de kroon vormen, 2 andere en hogere stengels zijn gefigureerd en zich splitsen in 2 takjes die de kleine, eveneens 3-lobbige palmetten dragen.
Drie andere kapitelen stellen een interessante variant voor van dit eerste type van vegetarisch decor. In de compositie zijn alle elementen voortgekomen met dezelfde takken met nerven die zich ontrollen in een gedraaide franje, in het midden van iedere zijde. Deze koppelen zich in hun bovenste gedeelte om het blad aan de hoek te vormen en dragen op het niveau van het middelste blok, een omgekeerde palmet alsook de bladeren die de plaats van de zijdelingse knoppen bezetten. Op de verdieping van de bovenste bogen verschijnt een kapiteellichaam als een vereenvoudiging van de voorgaande. Daar ontbreekt het tussenblad van het bovenste deel aan de zijden.
Tweede type van vegetarisch decor.
Dit wordt gekenmerkt door de afwezigheid van de kroon in het binnenste gedeelte van het kapiteellichaam welk verbaast door zijn naaktheid, enkel verstoord door de figuratie van enkele stengels. Het verzamelde gebladerte in het hoogste gedeelte is voornamelijk gevormd met omgekeerde palmetten.
De palmetten vallen aan de top terug op 3 stengels. Het geplaatste gebladerte in het midden van de zijden is meer ontwikkeld dan de anderen die plaats laten aan een groep van 2 die zich toevoegen onder de hoek. Op een ander kapiteellichaam waar de algemene samenstelling vergelijkbaar is, verheffen de geplaatste bladeren onder de hoeken zich verticaal. Andere kapitelen vertonen in hun bovenste gedeelte, 2 goed te onderscheiden vegetarische kronen. In het midden van een kapiteellichaam is dit type van decor geplaatst op een groot kapiteellichaam aan de voorzijde. Een gegroefde zware stengel vertakt zich wijd in 3 armen die 2 kronen dragen.
Op een kapiteel aan de bovenste verdieping, geen foto, is het decor perfect verdeeld op het kapiteel waar de hoeken bezet zijn door brede palmetten met zware verticale stengels in het midden van de zijden. Deze stengels beëindigen zich in 2 twijgen waarvan de drielobbige bladeren zich vervoegen onder de hoeken van het dekstuk.
Op enkele kapiteellichamen met 2 zijden gaan 2 stengels uit elkaar die een aanvang nemen onder de hoek en vormen er een brede ovaal die een ontwikkeld hoekmotief omringen. Bij een kapiteel aan de bovenste verdieping van de kooromgang, gaat het om een grote, omgekeerde palmet terwijl op een ander, het een motief betreft in een groep van 3 bladeren.
Het meest geslaagde is misschien het kapiteellichaam waar een zware stengel vertrekt vanaf de astragaal en zich onder iedere hoek verheft van het dekstuk. Vervolgens scheidt het zich in 2 takjes dat zich diagonaal naar de tablet met de ene naar de centrale zijde en de andere naar de zijkant. Nadat het een brede bocht heeft gemaakt van het midden van de hoofdzijde en op het niveau van de overgang van de profilering, vervoegt het deze die symmetrisch staat. Vanaf dit punt vertrekken 2 twijgjes die de tablet bezetten en het andere het onderste gedeelte tussen de 2 stengels. De helft van dit motief is zichtbaar op iedere zijdelingse zijde.
Elk van de zijden van een kapiteellichaam in het koor, toont 2 dunne stengels die zich in het midden oprollen in een kabelmotief. In hun bovenste gedeelte omringen deze stengels het omgekeerde blad. Nadat het zich heeft toegevoegd aan deze van de toegevoegde groep, ontrolt elk van hun binnenste uiteinden zich in een palmet aan de hoek.
Kapitelen met gefigureerd decor.
De thema's van 25 andere kapiteellichamen die het gebouw bewaart, stellen een grote verscheidenheid voor.
Onder de 4 hoeken van 2 kapiteellichamen in het koor waren leeuwenhoofden gefigureerd waarvan nog enkel het silhouet overblijft. Deze hoofden spuwden elk 2 rankenversieringen uit van het gebruikelijke type te Saint-Robert.
Bij de kapitelen met enkel een voorstelling van dieren is op een kapiteel enkel de linkerzijde zichtbaar met een voorstelling van een leeuw met een vegetarische staart en waarbij zijn poten rusten op de astragaal.
Bij 3 andere voorstellingen zijn verschillende dieren verenigd. Het meest spectaculaire is op een kapiteel met 3 leeuwenkoppels die opgericht staan en tov elkaar opgesteld aan de hoeken. Met een gedraaide hals houdt elk van deze leeuwen deze van zijn buur vast. Op de hoofdzijde waar 2 van hen tov elkaar staan kan men de levendige beweging van hun achterste poten bemerken die zich vervoegen op het niveau van het blok. Op een ander kapiteellichaam is het echter moeilijk de 2 viervoeters met hoorns te identificeren die op de hoeken van het kapiteellichaam zijn geplaatst. Bij twee andere dieren die boven elkaar zijn gesteld, herkent men 2 leeuwen waarvan de ene rechts is opgericht en de andere in het bovenste gedeelte met zijn hoofd onder de hoek is geplaatst.
Te Saint-Robert zijn weinig fantasiedieren voorgesteld. De ene uitzondering is waarbij op de hoofdzijde een soort van centaur is opgesteld met een leeuwenstaart. De zijkant toont een gevleugelde leeuw waarbij zijn hoofd is opgesteld onder de hoek.
Bij de kapitelen dit het thema "mensen in de greep van dieren" verluchten, moet men het belang benadrukken die men heeft willen geven aan de kapiteellichamen die aan weerszijden van de kranskapellen staan opgesteld. Op de voorzijde van een kapiteellichaam staat een personage in korte tuniek neergehurkt en de benen gespreid. Zijn tuniek in een V-kraag is aangehaald aan zijn middel door een vastgeknoopte gordel. Met zijn handen grijpt hij, onder de hoeken van het dekstuk, de muil van 2 leeuwen vast waarbij hun lichamen de zijkanten bezetten. Dit doet denken aan een voorstelling van de profeet Daniël maar andere aanduidingen ontbreken om zich over deze identificatie uit te spreken. Het duidt enkel op een veelvoorkomend thema van een mens tussen de leeuwen.
Op het kapiteellichaam aan de ingang van het koor verschijnt onder iedere hoek een identiek motief met een leeuwenhoofd dat een klein personage opslokt. De man waarvan het hoofd reeds verdwenen is in de muil van het monster, schijnt met zijn handen weerstand te bieden door de muil van het dier weg te duwen. Elk van deze personages wordt vertoond met een neergebogen rug. Afwisselend zijn op elk van de 3 zijden, vegetarische gehelen gebeeldhouwd.
Op een colonnet van de klokkentoren zijn 2 maskers opgesteld op het bovenste gedeelte van het kapiteellichaam. Hun armen schijnen vastgemaakt aan hun hoofd en met hun armen duwen zij hun mond weg die voorzien is van talrijke tanden. Onder elk van hen is de buste een klein personage weergegeven waarvan de handen zich vastgrijpen aan de astragaal.
Onder iedere hoek van het dekstuk van een kapiteel verschijnt een personage die een baard en snor draagt en gekleed is in een tuniek strak aangespannen door een gordel waarvan de 2 delen voor het lichaam hangen. Elk van de personages houdt in één hand één van de in twee gesplitste baardpunten van de andere vast en de 2 armen van de centrale zijde kruisen zich in het midden van deze zijde. Aan de zijkant grijpt de man met de andere hand, die rust op de heup, een tak vast die aan zijn schouder uitsteekt.
Bronnen.
- Evelyne Proust in Congrès Archéologique de France, 163ième session 2005; Monuments de Corrèze; Saint-Robert, église Saint-Robert p 299 à 304; Paris 2007.
- Jean Maury in Limousin Roman; La Nuit des Temps 11, Editions Zodiaque; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1974.
- Evelyne Proust in la Sculpture romane en Bas-Limousin; Editions Picard 2004.
- Marie-Madeleine Macary in Sculpture romane en Bas-Limousin; Editions Pierre Fanlac; Périgueux 1966.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten