Zoeken in deze blog

vrijdag 18 januari 2019

Eglise Saint-Cyr et Sainte-Julitte de Pierre Ronde te Beaumesnil (Eure 27)

Eglise Saint-Cyr et Sainte-Julitte 
de Pierre Ronde te Beaumesnil

Geschiedenis.
De oude parochie van "Petra Rotunda" dateert van de hoge Middeleeuwen en zou ontstaan zijn na de ontginning van een gedeelte van het uitgestrekte woud van Beaumont-le-Roger.  Volgens de datering uitgevoerd op houtskool aanwezig in de mortel van de oorspronkelijke muren van het schip, zou de huidige kerk opgericht zijn rond 974.  Van deze oorspronkelijke kerk bestaan nog de noordelijke en zuidelijke muren van het schip, gevormd met silex in opus spicatum of visgraatmotief, en doorbroken met nauwe bogen, vensters, in kalksteen.
Een tweede oorspronkelijke bewonerscentrum situeerde zich rond de plaats "Tetre Hameau" dat bewoond werd door een kleine, feodale heer met rondom zich de bewonersgroep.  De ontginning  van het woud en het in cultuur brengen van de gronden zou een uitbreiding met zich meebrengen vanuit dit bewonerscentrum, uitstralend langs het oorspronkelijke wegennetwerk van Landepéreuse naar Beaumont-le-Roger en van Bernay naar Beaumesnil.  De activiteiten van metaalbewerking verdwenen in modernere periodes.  De landsheer van de baronie van Beaumesnil was de heer van de parochie van Pierre Ronde.  De teksten vermelden in de 15de eeuw, Jehan Lieuvrey als heer van Pommier-Enté te Pierre Ronde, afhangend van de bruggraaf van Ouche, en in 1562, Guillaume le Louterel als heer van Pommier-Enté !
In meer recentere periodes zijn de laatste aangrenzende percelen van het territorium op het woud gewonnen wat het begin van het verval van deze parochie met zich meebracht.  Deze werd op 16 mei 1845 toegevoegd aan Beaumesnil-le-Roger wat ook de leegloop van zijn kerk tot gevolg had.  De parochie van Pierre Ronde was met de Revolutie als parochie erkend.  De erediensten gingen er nog sporadisch door tot het midden van de 20ste eeuw.  In 1932 werd de kerk ingeschreven op de lijst bij de dienst historische Monumenten alsook zijn kerkhof.  Het kerkhof werd in 1966 buiten dienst gesteld alsook de kerk in 1968.  In 1966 werd de kerk en zijn kerkhof verkocht en gingen over in handen van verschillende eigenaren zoals bij een antiekhandelaar van Beaumont-le-Roger die de kerk volledig leeghaalde.  Sedert de verkoop werd geen enkel onderhoud meer uitgevoerd aan het gebouw.  De laatste privé-eigenaar stierf in de jaren '80 en liet het gebouw als een volledige ruïne achter.
In 1991 ondernam een jonge student te Rouen zijn redding.  Nadat hij een  afstammeling van de laatste eigenaar had teruggevonden, overtuigde hij de gemeenteraad van Beaumesnil-le-Roger om de kerk en haar kerkhof opnieuw aan te kopen voor 5 000 frank.  Het is  dankzij een gift van Melle Roux, burgemeester van Beaumesnil dat het gebouw terugkeerde als gemeentelijk eigendom.  Later werd een tweede terrein aangekocht voor de omsluiting.  Een vereniging voor het beheer en onderhoud van het gebouw werd opgericht en de eerste werk-en herstellingscampagnes werden uitgevoerd door vrijwilligers met de financiële steun van "la Conversation régionale des Monuments Historiques".  In 2010 deed Mons. Vampa, burgemeester van Beaumesnil, een schenking van 7 000 euro aan de vereniging voor het herstel van de glasramen van de kerk.
In 1992 bevond de kerk zich in een uiterst triestige staat.  Sedert meer dan 40 jaar regende het binnen, de klokkentoren dreigde in te storten en het ganse meubilair was verdwenen.  Sedert meer dan 20 jaar ondernam de vereniging de restauratie van het geheel zoals het herwerken van de funderingen, het vervangen van talrijke steunbalken, de volledige restauratie van de klokkentoren met zijn overdekking, het aanbrengen van schaliën bij het koor en het schip en de aanplanting van een haag en appelbomen op de site.


Beschrijving.
De kerk bewaart zijn oorspronkelijke staat aan de noordelijke en zuidelijke muur van het schip.  Het betreft een metselverband in silex in opus spicatum of visgraatmotief.  De kleine nauwe vensters in kalksteen met een monoliet linteel zijn nu dichtgestopt.  Analyse uitgevoerd op fragmenten houtskool van houttwijgjes in de mortel laten de constructie dateren rond 974 wat in feite een Karolingisch gebouw veronderstellen en is dus één van de oudste van Normandië.  Verschillende andere kerken in de Eure bezitten gelijkaardige muren aldus verwijzend naar hun grote ouderdom.  In de 12de eeuw is de zuidelijke muur gedeeltelijk vernield door brand getuigend de sporen van roodkleuring van de silex.  Het westelijk gedeelte van deze muur is gereconstrueerd alsook de westelijke puntgevel in een metselverband van blokken silex en grijze stenen voor de venster,  de hoekverbindingen en de ingang.  De oostelijke hoek van de noordelijke muur schijnt eveneens van deze periode te dateren.  Tijdens de Romaanse periode bezat de kerk een half cirkelvormig koor. 
In de 15de eeuw werd het Romaanse plafond vervangen door een betimmerd plafond rustend op de posten en met een geïntegreerde klokkentoren aan de eerste travee.  Dit gewelf is een gemengelde structuur met kapbalken voor het gewelf en een dakgebinte en dakpannen voor de overdekking wat een grote hoeveelheid hout voorstelt en een keurig geplaatst maatwerk.  Dit gemengelde systeem is uniek in Frankrijk en men treft het enkel aan in de streek van de Ouche waar voor deze techniek een gespecialiseerd atelier bestond voor deze techniek.  Alle andere balken zijn gebeeldhouwd en beschilderd.  De centrale boog van de zuidelijke muur is hierdoor doorbroken daar het dakgebinte voor de Romaanse bogen is geplaatst.
In de 16de eeuw werd een nieuw venster geopend in de zuidelijke muur.  De noordelijke muur bleef volledig naakt.  In 1716 werd het koor herwerkt en de noordelijke muur werd bij deze gelegenheid ingevuld met baksteken.
De kerk was oorspronkelijk toegewijd aan Saint-Jacques en het is met zekerheid dat zij in de 15de eeuw toegewijd werd aan Saint-Cyr-Sainte-Julitte.  Zij bezat een heel merkwaardig meubilair met verschillende beelden in gepolychromeerd hout van de 15de en de 16de eeuw, nu te bewonderen in het museum van Bernay, gebeeldhouwde stenen (gestolen), stallen van de 17de eeuw (gestolen) en glasramen van de 16de eeuw waarvan enkele eveneens te bewonderen zijn in het museum van Bernay.  Uitgezonderd beelden en enkele glasramen die door het gemeentebestuur werden aangebracht, werd de rest van het meubilair gestolen of bewaard door de inwoners zoals de haan van de klokkentoren alsook een kruis van de 16de eeuw die men opnieuw gebruikt heeft bij het herstel van de klokkentoren.








Bijlagen.

Geen opmerkingen: