Eglise Saint-Blaise
te Mazille
Geschiedenis.
Het dorp van Mazille heeft een heel oude oorsprong. De overblijfselen van een romeinse villa zijn teruggevonden op het grondgebied van de gemeente zoals talrijke dakpannen en keramiek van dezelfde periode. De 1ste vermelding is gedaan in 893, in een privé-akte van het kasteel, onder de naam van "Mazirias". Bij deze gelegenheid verkoopt Teotgrinus een veld gesitueerd in de villa van Biérin. Eén van de grenzen van dit veld is beschreven als "Mazirias" dat in deze periode een uitgestrekt, grafelijk domein moet zijn, aan de stabiele grenzen samengesteld uit bossen en bewerkbare gronden.
In 908 kopen Hugues de Mâcon en zijn vrouw Lila gronden te Jalogny, Château en Biérin. De aankoopakte is onderschreven door Guillaume le Pieux, hertog van Aquitaine en graaf van Mâcon en stichter van de abdij van Cluny. In 926 schenkt Lila als weduwe de gronden zij had verworven te Château, Rufey en Biérin aan de monniken van Cluny. Deze schenking is gedaan met de toestemming van Guillaume le Jeune, neef en erfgerechtigde van Guillaume le Pieux. De monniken van Cluny krijgen aldus een enorm domein in hun bezit, het grafelijk domein van Mazirias.
Hetzelfde jaar sterft Guillaume le Jeune. Hij beleent het domein van Mazille aan Gislebert van Chalon waarvan het gezag zich uitstrekt over gans Bourgondië. Rond 950 schenkt deze op zijn beurt de gronden aan zijn vertrouweling, Aguin. Het gaat hier zeker en vast om een georkestreerde handeling zodat de abdij van Cluny het domein van Mazille kan recupereren. Aguin neemt op dat moment de monastieke pij aan en zijn bezittingen komen direct toe aan de abdij. Cluny verkrijgt aldus het uitgestrekte domein samengesteld uit bossen en bewerkbare gronden.
In 962 voegt Adon, bisschop van Mâcon, de kerk van Mazille aan de geschonken gronden van Cluny toe. Waarschijnlijk iets vroeger opgericht is de kerk toegewijd aan Saint-Julien en komt gedeeltelijk overeen met de huidige kerk. De kerk vormt het centrum van de 1ste bewonersgroep. Bijgevolg is het domein van Mazille vermeld in verschillende akten en charters wat getuigt over het belang van de plaats. De monniken vestigen zich in een geheel van gebouwen opgericht op een heuvelkam en die de vallei van Cluny en de vroege kern van Mazille domineert. In de 11de eeuw verheft abt Hugues de Semur, Mazille tot decanaat. Vanaf deze periode reorganiseert Cluny de bezittingen van Mazille. Het verdwijnen van de valleibewoning is uitgevoerd in het voordeel van de huidige kern, die zich vestigt rond het decanaat die de bevolking en hun activiteit gaan controleren.
De kerk van Mazille is reeds tijdens deze periode in het midden van de vallei van de Repentir geïsoleerd. Zij volgt een relatief eenvoudig plan met een éénbeukig, rechthoekig schip, een koortravee in het zuiden geflankeerd met een travee onder de vierkante klokkentoren en een apsis. Zijn architectuur verraadt 2 constructiefasen. De 1ste schijnt te dateren van de 2de helft van de 10de eeuw door de grote dikte van de muren en het ontwerp van het decor en dit voor de gift van de kerk Saint-Julien door Adon aan de abdij van Cluny. Verschillende delen van het huidige gebouw gaan terug tot deze periode met de gedeeltelijke herwerkte gevel, het schip, de gootmuren van de koortravee en de apsis.
De rest van het gebouw behoort tot een 2de fase, ten vroegste begin 12de eeuw zoals het gebruik van de gebroken boog en het binnenste decor van de apsis, laat een vergelijkbare stijl vermoeden met Cluny III. De gehele klokkentoren, de triomfboog alsook het gewelf en de zijbogen van de kruising schijnen te dateren van deze constructie. De motivatie van dit laatste is hypothetisch maar zou kunnen voortkomen uit de verzwakking van de oorspronkelijk triomfboog waardoor de klokkentoren in elkaar zakte en hierdoor een deel van de kruising vernielde. Dit verklaart waarom de grote boog van de apsis niet gereconstrueerd werd. De zorg gegeven aan het decor van het gebouw zou kunnen voortkomen uit de reorganisatie van het domein van Mazille door Cluny, bij het begin van de 12de eeuw die voorzag in het opgeven van de bewoning in de vallei.
In de volgende eeuwen is de kerk toegewijd aan Saint-Blaise, weinig gewijzigd. Buiten de normale onderhoudswerken is enkel de ingang in het zuiden van het schip toegevoegd in de 16de eeuw in een flamboyante stijl. Een pastoraal bezoek in 1675 werd geleid door de aartspriester van Le Rousset, Claude Bouteloup die een vermelding weergeeft van een priester genaamd Thomas Animé en een parochie van 200 zielen. In de 19de en 20ste eeuw is de kerk verschillende keren gerenoveerd en zijn uiterlijk gemoderniseerd. Op het einde van de 19de eeuw is de klokkentoren hernomen net zoals het plafond van het schip, dat nu verdwenen is.
In 1913 wordt de kerk geklasseerd door de dienst "Monuments Historiques". In 1937 wordt een algemene restauratie van de kerk ondernomen waarbij ook de muurschildering in het schip is ontdekt. In de jaren 2000 wordt de kerk nog verschillende keren gerestaureerd.
Beschrijving.
De kerk is samengesteld met een éénbeukig, rechthoekig schip, met een koortravee en een apsis met toevoeging van een sacristie. De koortravee is in het zuiden geflankeerd van een travee onder de vierkante klokkentoren. Het gebouw bezit harmonieus en indrukwekkende afmetingen door de dikte van de muren met meer dan 1 m voor de gevel en de gootmuren, en 1,25 m voor de apsis.
De gevel van het gebouw is herwerkt in de 19de eeuw vermengt met romaanse en hernomen moderne elementen. Het portaal met een Toscaanse omkadering is in een decor van Lombardische banden en boogreeksen ingewerkt. De boogreeksen zijn heel onregelmatig en deze bovenaan het portaal is over de ganse breedte van het linteel verlengd. De boogreeksen vallen terug op gebeeldhouwde modillons. Bovenaan het portaal verlicht een oculus het schip.
De noordelijke gootmuur is geopende met 3 inspringende en nauwe rondboogvensters. In het zuiden verlichten 3 vergelijkbare rondbogen het schip met nog een kleiner aan de oostzijde. Deze rondbogen zijn omkaderd door platte steunberen die meer als decor dan als steun dienen. Ten zuiden van het schip beschermd een portiek uit de 16de eeuw de zijdelingse ingang.
De koortravee is in het noorden geopend met een kleine inspringende rondboog, bovenaan de muur en is begrensd door brede steunberen. In het zuiden is de travee geflankeerd door de travee die de klokkentoren ondersteund. Deze is gestut door 2 platte steunberen en doorbroken van een portaal in rondboog in terugval van een gebroken boog, net naast een kleine vensterspleet. De klokkentoren is samengesteld met een naakte onderbouw en 2 verdiepingen, gescheiden door een kordonlijst. De onderbouw is toegevoegd aan een constructie bovenaan de kruising die toegang verschaft tot de klokkentoren. De 1ste verdieping is geopend met 2 rondbogen per zijde, in terugval op de muur. De 2de verdieping houden een paarsgewijze boog per zijde in met in het midden een terugval op dubbele colonnetten met gebeeldhouwde kapitelen. Op iedere zijde loopt een Lombardische band over de ganse hoogte van de klokkentoren en beëindigt zich aan de top door een serie van rondboogreeksen. De klokkentoren is getooid met een stenen piramide van 4 zijden die rusten op een gootklos voorzien van friezen met zaagtandversiering.
De halfronde apsis is versierd met 5 Lombardische banden waarin zich in het midden 3 inspringende rondbogen vervoegen. In het noorden bemerkt men nog de omtrek van een dichtgestopt, rechthoekig venster. In het zuiden verbergt en vervangt de sacristie een oude boog. Een gootklos met naakte modillons loopt rond het schip en de apsis en ondersteunt de zware bedekking van lavapannen.
Het schip met een lengte van 3 traveeën is overwelfd met een houtgeraamte. Het plafond uit de 19de eeuw is weggenomen tijdens de laatste restauratie. In het noorden bemerkt men de restanten van muurschilderingen uit de 16de eeuw. In het zuiden is een rondboog uitgehold in de laatste travee waar zich oorspronkelijk een romaanse ingangsboog bevond. In het oosten is de triomfboog heel laag. Aan iedere zijde van deze boog staat boven het zijaltaar een nis voorzien van een beeld.
De triomfboog opent zich op de koortravee met een trap hoger en begrensd met een smeedijzeren communiegril. Deze travee is overwelfd met een graatgewelf en zijdelings omkaderd door gebroken bogen. In het zuiden staat zij in verbinding met de travee onder de klokkentoren via een kleine deur in rondboog, net onder een kleine inspringende boog. De travee onder de klokkentoren is een zaal overwelfd met een licht gebroken tongewelf. De koortravee opent zich op de apsis door een dubbele gebroken boog. de apsis is overwelfd met een halfkoepel en versierd met een geheel van 5 rondbogen op colonnetten met gebeeldhouwde kapitelen.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten