Zoeken in deze blog

woensdag 11 juli 2018

Église Saint-Pierre te Saint-Pierre-le-Moûtier (Nièvre 58)

Église Saint-Pierre 
te Saint-Pierre-le-Moûtier

Geschiedenis.
Een eerste monasterium Saint-Pierre werd in 740 opgericht door de Benedictijnen van Saint-Martin van Autun waarvan ze direct afhingen.  De inplanting hiervan lag in de nabijheid van de Romeinse heirweg van Autun naar Bordeaux en de gronden werden hun geschonken door koningin Brunhaut (Merovingische periode).
In de 9de eeuw installeerden de monniken zich hier definitief en hun gemeenschap werd er verheven tot een priorij.
Een bull van paus Alexander III in 1164 bevestigde de afhankelijkheid van de priorij van Saint-Pierre aan de voortvarende abdij Saint-Martin en in de daaropvolgende jaren bevestigde Lodewijk VII, koning van Frankrijk, zijn bescherming en de instanthouding van deze plaats waar zijn zoon Philippe-August in 1222 een koninklijke baljuwschap installeerde.
In 1180 begiftigde Archambault de Bourbon de priorij met talrijke schenkingen waardoor men in 1234 de parochiekerk kon oprichten.
In november 1429 kwam hier Jeanne d'Arc aan die op weg was om La Charité te bevrijden, dat door een talrijke troepenmacht van 50 000 man onder leiding van de heer d'Albret en zijn Engelse geallieerden.  Toen op 04 november de aanval leek uit te draaien op een grote mislukking, zou zij na een gebed, met een hernieuwde aanval met groot gemak hebben ingenomen.  Ridder Jean d'Aulon beschouwde dit als een mirakel dat de stad zo vlug en met zo'n gemak werd ingenomen.  Deze episode uit het leven van Jeanne d'Arc is ook het thema van de meeste moderne versiering in de kerk.
De kloostergebouwen werden in 1910 afgebroken.
De kerk Saint-Pierre werd als historische monument geklasseerd in 1886.

Beschrijving.
Van de Romaanse kerk die opgericht werd rond 1100 en een eeuw later werd beëindigd, rest nog enkel de verheffing het schip, de zuidelijke zijbeuk, het transept en een gedeelte van het herwerkte Romaanse koor.  Een crypte, misschien zelfs preromaans, bevond zich onder het koor maar is nu opgevuld en dichtgemaakt.  De kerk werd tijdens verschillende perioden herwerkt en overgerestaureerd in de 19de eeuw.  De noordelijke zijbeuk is van het einde van de 13de eeuw, de zijkapellen van het schip zijn van de 15de en 16de eeuw en het gewelf van het schip dateert van de 19de eeuw.  Het vlakke kooreinde vervangt waarschijnlijk een Romaans kooreinde met een apsis en 2 absidiolen.  De klokkentoren op de kruising alsook de sacristie achter het kooreinde zijn modern.  De Kapel van Jeanne d'Arc dateert van 1934.  Een kloostergang met hierrond de kloostergebouwen bevond zich ten noorden van de kerk maar is nu verdwenen.  Een portaal van de 17de eeuw aan de zijde van de Place de Jeanne d'Arc is hiervan het enige restant.

(foto Wikipedia)



Buitenzijde.
Aan de buitenzijde van de kerk herkent men de Romaanse structuur van het gebouw enkel door de hoge vensters van het schip, de muren van het transept en de gebeeldhouwde modillons met gezichten aan het koor.  De westelijke gevel die herwerkt werd tijdens de Gotische periode stelt een fronton met bogen en een kapel met 2 beelden van heiligen voor.  Het bescheiden portaal stelt colonnetten, kapitelen met knoppen en booggordingen voor.  Het vlakke kooreinde stelt eveneens een fronton met bogen voor.  Een traptorentje flankeert het transept waarbij op de kruising zich de klokkentoren bevindt die herdaan is met eenvoudige bogen.  Het zuidelijke portaal van het schip stelt een archivolt voor met rankenversiering en 6 kapitelen met gebladerte.





Het noordelijke portaal van het transept dat uitgaf op de kloostergang van de priorij, stelt een mooi gebeeldhouwd decor voor.  Het dateert van het einde van de 12de eeuw of begin 13de eeuw en stelt één van de laatste Romaanse timpanen voor in de Bourgogne.  Het heeft enkele overeenkomsten met dit van Saint-Benoît-sur-Loire welk dateert van de jaren 1200 of met dit van Germigny-l'Exempt.  Op het timpaan vindt men Christus terug in majesteit, zegenend en dragend de wereldbol, tussen de 4 evangelisten onder 5 lobben.  Bovenaan schrijven Johannes en Mattheüs op hun lessenaar gebeeldhouwd met gebladerte.  De sporen van de beschildering bewijzen de oorspronkelijke polychromie.  Op de booggording bemerken we 4 engelen als wierookdragers, met kandelaars en wierookvaten, en 2 andere engelen bovenaan.  De archivolt in een gebroken boog is gebeeldhouwd met rankversiering van acanthusgebladerte.  Twee colonnetten met kapitelen van gebladerte staan bovenaan het baldakijn die beeldcolonnetten inhouden waarvan de structuur een stad voorstelt.  Op de kraagstenen van het portaal bevinden zich 2 personages, een jongeling en een bejaarde voorstellende de waterloop.







Binnenzijde.
Het schip stelt zich samen met 6 traveeën met 2 verdiepingen.  Deze samenstelling is niet symmetrisch daar zijn verheffing zich samenstelt met 6 Romaanse boogreeksen in het zuiden en 4 Gotische boogreeksen in het noorden.  Deze samenstelling dateert van de reconstructie van de noordelijke zijbeuk in de 13de eeuw met 4 traveeën onder ribgewelven of men bemerkt de herneming van 3 Romaanse pijlers.  In het zuiden vallen de grote boogreeksen in rondboog terug op de pijlers die begrensd worden met 3 half ingewerkte colonnetten en een pijler.  Zes hoge vensters openen zich onder het tongewelf dat in 1858 herdaan is tussen de hoge Romaanse half ingewerkte zuilen.  De zuidelijke zijbeuk is Romaans.  Zijn moderne graatgewelven vallen op de pijlers zonder imposten terug.  Drie kapellen in het zuiden en 2 in het noorden flankeren de zijbeuken.  Het transept bewaart zijn Romaanse structuur gedeeltelijk.  De kruising waarvan het gewelf herdaan is in de 17de eeuw stelt rondbogen voor met een dubbele gording in het zuiden en het oosten.  De kruisbeuken zijn overwelfd met een tongewelf maar de bogen van de noordelijke kruisbeuk zijn Gotisch.  Het koor dat eveneens overwelfd is met een tongewelf is verlicht door 2 bogen aan de zijwanden en 3 bogen in het vlakke kooreinde.  Het koor staat in verbinding met de zijbeuken en alzo 2 zijkapellen vormend, door de boogreeksen in de vorm van een korfboog.  Zoals bij het koor zijn ze overwelfd met een tongewelf en stellen een vlak kooreinde voor.







Het schip bewaart 23 Romaanse kapitelen op het niveau van de pijlers en in de bovenste gedeelten. Hun opvatting benadert deze van het koor te Anzy-le-Duc en vertoont banden met de eerste ateliers van de beeldhouwkunst in het zuiden van Bourgondië.  Acht kapitelen zijn gebeeldhouwd met een vegetarische decoratie van het Korinthische type waarvan de opzet van een grote kwaliteit is.  Deze zijn met acanthusgebladerte, palmetten, gebladerte en knoppen.  De anderen ontvingen gehistoriseerde scenes, met dieren of mensenhoofden.  Aan de pijlers in het zuiden van het schip bemerkt men van west naar oost oa 4 griffoenen met 2 tov 2 tegen elkaar gezette griffoenen in een decor van gebladerte, de scene van Tweedracht en Eendracht met mensen die tegen elkaar discussiëren en een koppel dat elkaar omhelst, het kapiteel met een musicus met zijn harp, met rechts een bereleider en links een koppel die Adam en Eva zou kunnen voorstellen verjaagd uit het paradijs (met een inscriptie VIVENCTUS:GIRALDUS FILIUS), gebladerte met een mooi dekstuk versierd in bas-reliëf, met palmetten en maskers, mannen met baarden, met tov elkaar aangezette leeuwen in een decor van gebladerte (met een dier op het dekstuk) en mensenhoofden tussen monsters die rankenversiering van gebladerte uitbraken.  In het noorden van het schip behouwen de pijlers in hergebruik 5 Romaanse kapitelen met 2 arenden, Daniël in de leeuwenkuil en met andere mensenhoofden tussen monsters die rankenversiering van gebladerte uitbraken.















In de hoogste gedeelten van het schip, onder de gewelven, bemerkt men 8 kapitelen waarvan 5 in het zuiden en 3 in het noorden.  Men bemerkt er 2 kapitelen met uilen, een Koning tussen 2 personages, 2 kapitelen met mensen die strijden met een monster, een andere kapiteel met 2 arenden en 2 kapitelen met gebladerte.  De dekstukken van sommige kapitelen zowel de kapitelen bovenaan als onderaan, zijn versierd met staafvormige kanteelversiering of met halve roosters.









Bronnen.
- Jean Dupont in Nivernais-Bourbonnais roman; Editions de Zodiaque, la Nuit des Temps 45; abbaye de Sainte-Marie de la Pierre qui vire 1976.
- Sapin C., Arnaud C; en Berry W in Bourgogne romane; Dijon 2006.
- M. Anfray in l'architecture religieuse du Nivernais au Moyen Âge; les églises Romanes, Paris 1951.


Bijlagen.

Geen opmerkingen: