Zoeken in deze blog

dinsdag 10 juli 2018

Eglise Saint-Marc te Souvigny (Allier 03)

Eglise Saint-Marc 
te Souvigny

Geschiedenis.
De kerk Saint-Marc te Souvigny was vroeger de parochiekerk van Souvigny.  Zij behoorde tot het oude diocees van Clermont en hing af van de priorijkerk Saint-Pierre-Saint-Paul van Souvigny. Hiervan was zij enkel gescheiden door een kerkhof.
Er bestaat tot nu geen gekend document die de Romaanse constructie van de kerk vermeld.  De studie rust dus uitsluitend op de archeologische analyse.
Het gebouw houdt een schip met 5 traveeën in dat wordt beëindigd door een apsis van het halfcirkelvormige plan.  De zijbeuken die elk door een absidiool worden beëindigd, zijn overwelfd met graatgewelven en zijn gescheiden van het schip door grote boogreeksen in gebroken boog.  Het schip dat geen directe verlichting kent, is nu overdekt door een tongewelf in hout als gevolg van een instorting van de gewelven.  Volgens de waarnemingen van Pierre Pradel in 1938 zijn de afbraakrestanten van het gewelf nog zichtbaar en staan toe om met zekerheid een overdekt schip in gebroken tongewelf met gordingen te reconstrueren.  Het architecturale gedeelte is gemeenschappelijk met een 20-tal gebouwen in de Bourbonnais.
De instorting van de gewelven heeft een belangrijke verandering van het gebouw teweeggebracht.  Men kent niet de exacte datum van dit voorval maar een aanduiding wordt gegeven door een inscriptie van 1625 welk gegraveerd staat op een kapiteel in het gereconstrueerde gedeelte.

Veranderingen.
De gootmuur van de noordelijke zijbeuk, het geheel van de 2 eerste westelijke traveeën schijnt het resultaat te zijn van de herwerking in de 17de eeuw.
De 2 vierkante pijlers hebben een massieve verschijning maar met ongeveer 110 cm de zijde, zijn deze dunner dan de andere waarbij de kern 80 op 80 cm meet en begrensd zijn met 4 half ingewerkte zuilen of pijlers waarbij de sokkels 40 cm diepte meten.  De pilasters die boven de vierkante pijlers staan en zich verheffen tot en met de terugval van de gewelven zijn minder uitstekend dan deze van de andere steunen.  Dat deze pijlers wel of niet de restanten van de kern van de oorspronkelijke pijlers bewaren, het is vanzelfsprekend dat de instorting van de gewelven deze ernstig beschadigd hebben.  Een totale herwerking was dus heel erg noodzakelijk.


Als de 2 pijlers waren ingestort onder de schok veroorzaakt door de instorting van de gewelven, hadden de boogreeksen die op deze pijlers rusten, niet de mogelijkheid hieraan de ontkomen.  Het spoor van een aanloop, bij het begin van de boog aan de 2de zuidelijke travee, moet toebehoren tot de oorspronkelijke boog.  De gordelbogen die de 1ste en de 2de travee van de zijdebeuken scheiden, zijn minder breed dan de andere.  Deze zouden eveneens dateren van de 17de eeuw.
De verandering in het lijstwerk van de horizontale banden, gesitueerd bovenaan de grote boogreeksen, hebben een doffere steenkleur, en het verschil in de gewoonte van de constructie van de boogreeksen van de 2 westelijke traveeën getuigen ook van deze herwerking dat eveneens bij de zijbeuken het geval moest  zijn.

Restauraties.
Met de Revolutie werd de kerk buiten dienst gesteld en verkocht.  In 1862 werd zij als historisch monument geklasseerd en zij verkreeg de benodigde aandacht vanaf 1918.  Tijdens deze periode behoorde het gebouw nog toe aan 2 eigenaars.  Te zien op enkele foto's van 1914 en 1916 was het gebouw in 2 verdeeld tussen de 3de en de 4de travee door een muur die liep tot het niveau van de hoge kapitelen, de vensters waren dichtgemetseld en het zuidelijke portaal met een muur dichtgestopt.  In de zuidelijke muur van de 2de travee was een brede poort doorbroken.  Naar het schijnt was er in de 2de travee van de noordelijke zijbeuk een geraamte in hout dat deze moest zijn van een aangebracht gewelf in gips.
De restauraties betroffen vooral de sanering van de kerk die als schuur dienst had gedaan.  De eerste restauratiewerken betroffen de herstellingen van het gebinte en de daken.  In 1923 kocht de gemeente het gebouw om deze in te richten als overdekte markt.  Architect Chauliat die belast was met de restauratie, brak de muur af die het gebouw in twee deelde, liet de gebruikte stenen vervangen, herstelde de boog die de 5de travee vormde en herstelde de geruïneerde gedeelten van de steunberen.  In 1926 nam men het metselwerk van de apsis weg en installeerde in de plaats een groot venster.  De bevloering in cement werd in 1929 uitgevoerd.  Vier graatgewelven werden herdaan in plaaster.  In 1950 werden 4 graadgewelven  opnieuw aangebracht in brokken van breuksteen door architect Donzet.  Het moest hier gaan om de 2 eerste traveeën van de zijbeuken.  In 1978 installeerde men er een museum.

Beschrijving.
De gedeelten die teruggaan tot de Romaanse periode verdelen zich in 2 te onderscheiden constructiecampagnes.  In de muur van de laatste travee van de zuidelijke zijbeuk, bemerkt men aan de binnenzijde het bestaan van een kloof die toebehoort aan een onderbreking in de constructiecampagnes. Terwijl het merendeel van de steunberen overeenkomt aan de binnenzijde met een half ingewerkte steun in de muur, is de meest oostelijke onder hen verschoven naar het westen.  Een andere steunbeer is schuin samengesteld aan de hoek.  Deze laatste die dateert van de 17de eeuw heeft een Romaanse steunbeer vervangen waarvan men nog op dezelfde plaats de afbraakresten ziet en die de verplaatsing naar het westen van de naburige steunbeer heeft gerechtvaardigd.  Deze afwijking toont aan dat de oostelijke uiteinden van het gebouw van een latere periode zijn dan de andere, wat de technische studie van de constructie en de latere wijziging bevestigt.
Nu rest er nog enkel van de apsis, de korte rechte travee die deze voorafging.  De zuidelijke absidiool is overwelfd in halfkoepel.  De ingangsboog van de apsis en deze van de zuidelijke absidiool zijn in rondboog, opgericht in kleine sluitstenen.  Twee zuilen die rusten op hoge sokkels, omkaderen de ingang van de apsis en deze van de zuidelijke absidiool.  De kapitelen die deze bekronen, zijn van een verschillende stijl dan deze van de rest van het gebouw.  De boogreeksen van de laatste oostelijke travee vallen in het oosten op een eenvoudige impost.
De rest van het gebouw werd opgericht tijdens een 2de campagne, gekenmerkt door het gebruik van de gebroken boog en door een stijl van kapitelen, eigen aan de nabije regio van Souvigny.  In de loop van deze campagne verhief men het schip en zijn zijbeuken.  De gebroken bogen die boven de ingang van de apsis en de zuidelijke absidiool staan, komen de ene overeen met de gewelven van het schip, de andere met deze van de zuidelijke zijbeuk.  Zij vormen de getuigen van een herwerking die enkel geleid is aan de noordelijke absidiool die overwelfd is met een gebroken halfkoepel waarvan de hoogte overeenkomt met deze van de noordelijke zijbeuk.
In het schip en de zijbeuken, die verdeeld zijn in 5 ongelijke traveeën, kan men 2 gebruiken van oprichting onderscheiden.  De eerste, in het oostelijke gedeelte, kenmerkt zich door de pijlers met een vierkante kern begrensd met gegroefde pijlers, en door de vensterbogen in rondboog opgericht met kleine sluitstenen.  De tweede, in het westelijke gedeelte, kenmerkt zich door de pijlers met een vierkante kern begrensd met half ingemetselde zuilen, en door de licht gebroken vensterbogen opgericht met middelmatig grote sluitstenen.  De 2 trends bij de oprichting stelt men vast tussen de 3de en de 4de travee.  De as van het schip is trouwens afgebogen naar het zuiden vanaf de 3de travee terwijl men ook een verschil in vorm bemerkt in de pijlers die er tov staan, tussen de 3de en de 4de travee.  Dit onderscheidt zich in 2 half ingemetselde zuilen en 2 pilasters aan de zuidelijke zijde en 3 pilasters en een half ingemetselde zuil aan de noordelijke zijde.
Men heeft lange tijd gedacht dat deze 2 constructiewijzen overeenkwamen met 2 te onderscheiden campagnes en dat het westelijke deel voorafgaand was aan het oostelijke deel.  Verschillende feiten staven deze hypothese.  Bij de 3de travee van de noordelijke zijbeuk behoorde het venster tot het 2de type terwijl de deur die zich daaronder opende, tot de 1ste behoort.  Dit liet veronderstellen dat het oostelijke deel het oudste was.  Men bemerkt het tov gestelde aan dezelfde travee van de zuidelijke zijbeuk.  De kapitelen die de vensters versieren verschillen weinig zodat men een chronologische spreiding tussen beide kan onderscheiden.  Het bestaan van de 2 te onderscheiden oprichtingscampagnes in het schip is dus verre van zeker.
De kapitelen van het schip behoren tot 2 te onderscheiden campagnes met Korinthische kapitelen en kapitelen met slingers van rankversiering.  Maar zowel het ene als het andere type is aangenomen aan de half ingemetselde zuilen als aan de pilasters.  In het grote transept van de priorij van Souvigny en in het koor van Saint-Menoux houden de steunen zowel half ingemetselde zuilen als pilasters in waarin zich onverschillig deze 2 types van kapitelen zich aannemen.  Te Le Montet bestaan er kapitelen voortgekomen uit deze familie dan deze te Saint-Marc, in een schip waar enkel pijlers met half ingewerkte zuilen zijn.  Twee constructiecampagnes naar 2 types van steunen of kapitelen onderscheiden, verschijnt reeds als een eerder onzeker criterium.  Aan de buitenzijde veronderstellen de doorlopende gootklos en de krullen, die allen dezelfde karaktereigenschappen voorstellen, op hun beurt dat de hoge gedeelten van het schip deel uitmaken van één constructiecampagne.  Men is eerder geleid om een werkcampagne uitgevoerd door 2 werkploegen met een gelijkwaardige vorming te veronderstellen die samen zouden gewerkt hebben tussen de 3de en de 4de travee.  De diafragmaboog die de 3de en de 4de travee van de zuidelijke zijbeuk scheidt, getuigt van een slechte samenwerking tussen deze beide ploegen.  We zien hierbij dat de bovenste boog rust met één zijde op een steunpilaster en de andere, geremd door de terugval van de binnenste boog, op een kapiteel.

Beeldhouwkunst.
De Korinthische kapitelen zijn verwant aan het antieke schema waarvan de voornaamste elementen zijn hernomen met kweekstengels, spiralen en knoppen, duidelijke kelken en eivormige sieraden, acanthusbladeren en met een bladschede omsloten bladeren.  Deze Korinthische kapitelen zijn rijkelijk nagedachte ontwerpen waarbij de duurzame oplossingen overeenkomen met een goed vastgelegde traditie.  Er bestaan veel voorbeelden van dit type in de gebouwen rond Souvigny die niet in detail verschillen.  De etappes van een voorafgaand onderzoek op het Korinthische schijnen in de Bourbonnais echter te ontbreken terwijl de interpretatie van het antieke schema een toenadering met de Bourgondische oplossingen, veronderstelt.
Varianten bestaan hierbij echter.  Het komt voor dat op enkele kapitelen de acanthusbladeren zich wijzigen in platen gegraveerd met acanthus, samengesteld in een groep van 5, en vormen 2 kronen in het nadeel van andere Korinthische elementen.  Op andere is het een soort van gladde bladeren die het acanthusblad vervangen zonder dat het Korinthische element diepgaand gewijzigd zou zijn.  In de 2 gevallen is het de beperktheid van de overeenkomsten met het antieke Korinthische onbetwistbaar.
Op de kapitelen met in elkaar gevlochten rankversiering is de samenstelling zonder onderscheid met het profileren van het kapiteellichaam.  De stengels komen geregeld uit de mond van één of verschillende maskers of met vegetarische motieven op de sterke kanten van het kapiteellichaam en vormen symmetrische bogen en tegenbogen, verbonden door ringen.  Deze stengels zijn geregeld beëindigd door bladeren die zich op zichzelf terugtrekken of grijpen zich vast aan de stengels waar zij uitgekomen zijn.  De slotmotieven hernemen hetzelfde decoratieve repertoire zoals aan de uiteinden van acanthusbladeren.
Er bestaan waarschijnlijk banden tussen de kapitelen met in elkaar gevlochten rankversiering en de verluchtingskunst maar deze hypothese wacht nog om ondersteund te worden door de nauwkeurige vergelijkingen.











Bronnen.
-Jean Dupont in Nivernais-Bourbonnais romane; Editions de Zodiaque; la Nuit des Temps 45; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1976
- Fang-Cheng Wu in Congrès Archéologique de France; Bourbonnais; Eglise Saint-Marc de Souvigny; Nogent-le-Rotrou 1992.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: