Zoeken in deze blog

dinsdag 10 juli 2018

Église Saint-Martin te Ygrande (Allier 03)

Église Saint-Martin 
te Ygrande

Geschiedenis.
De kerk Saint-Martin te Ygrande is een parochie van het oude diocees van Clermont welk in de 11de eeuw door de heer van Bourbon, aan de bisschop van Nevers werd geschonken.  Zij hing in de volgende eeuwen af van de priorij van Souvigny die ze tot en met de Revolutie in bezit had.
Dit gebouw welk dateert van de tweede helft van de 12de eeuw, is in de 13de eeuw herwerkt geweest.  Het is samengesteld met een schip van 4 traveeën, geflankeerd met zijbeuken, en een transept dat lichtjes uitstekend is op het schip, en waarop zich een apsis in halfrond opent.  Twee kleine delen die in het oosten beëindigd wordt door een cirkelsegment flankeerden trouwens deze apsis waarmee zij in verbinding stond.  Deze in het noorden die erg gewijzigd werd tijdens de moderne periode erg gewijzigd werd en waarvan er nog enkele restanten bestaan, heeft nu toegang tot het transept.  Deze in het zuiden is afgebroken geweest met de constructie van de huidige sacristie.







Men vindt in de Berry en in het westelijke deel van de Allier, zoals te Chapelaude, te Domérat, te Huriel, te Saint-Désiré en te Saint-Pierre te Montluçon eveneens kleine kapellen die het altaar flankeren maar al deze gebouwen, met uitzondering van Ygrande, stellen absidiolen voor zich opentop de kruisbeuken, van dit soort dat de kleine sacristieën zich bevinden tussen deze absidiolen en het koor.

Beschrijving.

Binnenzijde.
Een heel korte travee welk overwelfd is met een tongewelf, gaat de halfkoepel van de apsis vooraf.  De kruising die begrensd wordt 4 gebroken bogen, is overdekt met een koepel rustend op kegelvormige trompen die versierd zijn met een masker.  De triomfboog is onthard met een voetring aan elk van zijn hoeken, en een venster is doorbroken in de muur met het binnenwelfvlak als deze in het zuiden bovenaan de zuidelijke arm van het transept.






Het gebroken tongewelf dat het schip overdekt is vastgezet op een heel hoog niveau zoals de bogen van de kruising.  Deze zijn in een periode na de bouw van het gebouw aangebracht geweest zoals de gordingen getuigen die terugvallen op de kraagstenen.  Deze zijn eenvoudigweg geplaatst tegen de westelijke zijde van de triomfboog, en de andere gordelbogen van het gewelf tegen de kapitelen die de zuilen bekronen, die tot aan de pijlers doorlopen.  Deze pijlers zijn kruisvormig, begrensd met zuilen, uitgezonderd aan de zijde van de kruisbeuken.  De kapiteellichamen van de kapitelen zijn gedecoreerd met plat gebladerte en knoppen van gebladerte.  De basissen stellen een afgeplatte voetring voor met klauwen aan de hoeken met daarboven een holle lijst steeds versierd met zaagtanding.












De grote bogen zijn gebroken.  Wat betreft de zijbeuken zijn deze overdekt met ribgewelven met uitzondering van de 2 oostelijke traveeën van de noordelijke kruisbeuk die kruisribben hebben ontvangen op het einde van de Gotische periode.  De gebroken gordelbogen zijn verbonden tussen de pijlers en de zuilen op steunmuurtjes tegen de gootmuren.  De gewelven van de zijbeuken zijn hoger verheven zodat de verlichting direct kan binnenvallen in het schip.  Dit licht dringt binnen langs de kleine rondboogvensters van de zijbeuken met steunen voorzien van colonnetten met kapitelen versierd met gebladerte.










Buitenzijde.
Het westelijke portaal is omkaderd met een uitbouw met daarop een talud waarbij de gootklos rust op modillons van maskers of van schaafkrullen.  Boven het timpaan bevinden zich 4 booglijsten in een halve cirkel omringd met een archivolt van palmetten en opgevangen door de colonnetten.  Bovenaan deze ingang bevindt zich een rondboogvenster en aan iedere zijde een boog in de cirkel omringd met een band van staafvormige kanteelversiering die aansluit aan de steunberen aan de hoeken van de gevel en verder doorloopt in de lengte van de zijmuren.  Deze zijmuren zijn bekroond met een gootklos met modillons van krullen.





Het zuidelijke zijportaal met daarboven een modern fronton, stelt een korfboog voor omringd met 4 booglijsten verzwakt met een voetlijst.  Dit zijportaal is niet voorzien van een timpaan.  Op de basissen en de kapitelen ziet men colonnetten in een schuine verwijding die gebeeldhouwd zijn met een eivormige versiering, met dammotief, met ingekerfde sterren.












De achthoekige klokkentoren verheft zich op de kruising van het transept.  Hij houdt een 1ste verdieping in met naakte boogreeksen in rondboog, verdeeld door de colonnetten.  De 2de verdieping is doorbroken met bogen met een paarsgewijze colonnet in het midden.  Hij werd in de 14de eeuw bekroond met een heel mooie spitstoren met acht vlakken.  Hij is één van de hoogste in de regio.






Bronnen.
Jean Dupont in Nivernais-Bourbonnais roman; Editions de Zodiaque, la Nuit des Temps 45; abbaye de Sainte-Marie de la Pierre qui vire 1976.
Marcel Génermont in Congrès archéologique de France 1939; Editions Picard Paris 1939.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: