Zoeken in deze blog

woensdag 18 april 2018

Eglise Saint-Remy te Olley (Meurthe-et-Moselle 54)

Eglise Saint-Remy
te Olley

Beschrijving.
De parochiekerk van Olley is van het basicale plan met 3 beuken van 5 traveeën overdekt met graatgewelven, een klokkentoren die boven de laatste, westelijke travee van het schip bevindt, een sterk uitstekend transept en 3 apsissen in het oosten.  De apsis in het midden is breder als de hoofdbeuk en voorafgegaan van een travee met een graatgewelf.  De zijapsissen bevinden zich niet in de as van de zijbeuken maar zijn licht afwijkend naar het noorden en het zuiden.  Het transept is eveneens overwelfd met een graatgewelf en de kruising bevindt zich gescheiden van zijn aangrenzende gedeelten door de diafragmabogen op de kruisvormige pijlers.  Het gebruikte materiaal is de gele zandsteen van Joumont.  De hoekversterkingen, de pijlers en de gordelbogen hebben geen pleisterlaag gekregen.




In 1844 bevond de kerk zich in een bouwvallige toestand en de toren dreigde in te storten.  Met de reconstructie werden de toren en het schip gedeeltelijk afgebroken.  De gemeente en de dienst Historische Monumenten van het departement la Moselle hadden besef van de architecturale waarde en stelten alles in het werk om de werken te laten stoppen.  Vervolgens ondernam men een realisatie van een restauratie van het gebouw.  Ondanks deze behoedzaamheid hebben de toren en het schip de uitschijn van een moderne constructie waar men het originele Romaanse aspect heeft gerespecteerd.  Bij deze gelegenheid werd het schip met een travee verlengd.
De sporen van de verschillende tussenkomsten kan men aan de buitenzijde bemerken.  In tegenstelling tot het schip bezit het transept een onderbouw en de platte en schuin afgewerkte lisenen op hun top verdelen de muren in wanden van ongelijke afmetingen.  Bovenaan deze lisenen verraadt een kleine terugval de oorspronkelijke hoogte van het transept dat op het einde van de Middeleeuwen voorzien is van een verdedigingskamer.  De westelijke muren van het transept vertonen een liseen aan de aansluiting met de zijbeuken waarbij de bogen van de kruisbeuken zijn versterkt met pilasters.  Andere lisenen verschijnen aan de oostelijke muur van het transept bij de aanvang van de absidiolen.  Deze waren verbonden met de hoekpilasters door een fries van rondbogen welke men nog steeds aan de noordelijke kruisbeuk aantreft.  De noordelijke en zuidelijke puntgevels van het transept zijn niet meer zichtbaar omwille van een verhoging achteraf.




Tijdens de Romaanse periode was de verlichting van het transept verzekerd door de kleine ronde vensters in zijn westelijke muren en een inspringend venster met daarboven een rondboogvenster aan de noordelijke en zuidelijke uiteinden of door andere openingen die later werden aangebracht.  De zuidelijke kruisbeuk vertoont nog een bijkomend Romaans venster in zijn oostelijke muur.




Aan de 2 absidiolen van het halfronde plan lopen vanaf een hoge grondmuur 2 lisenen die waarschijnlijk vroeger een fries vervoegden.  De lisenen zijn in metselwerk en zijn achteraf bepleisterd.  Een rondboogvenster verlicht elk van deze absidiolen.


De hoge centrale apsis verheft zich in het oosten na de rechte koortravee die zijn eigen fronton bezat.  Deze restanten worden nog bewaard in de huidige kapconstructie.  De verlichting van deze travee laat zich langs een gerestaureerd rondboogvenster waaronder een decor van lisenen is bewaard met bovenaan een fries van rondbogen.  Dit versieringsmotief is hernomen in de halfronde apsis.  Zes lisenen begrenzen er 5 vakken waarvan de 3 middelste doorbroken zijn van een venster.  Bovenaan het middelste venster opent zich een kleine oculus.  De kegelvormige daken die aanvankelijk de apsissen overdekten, zijn verdwenen.  De afdaken die deze hebben vervangen, doen afbreuk aan het Romaanse aspect van het geheel.






Het schip bezit geen ondermuur.  Vlakke lisenen die tot de druiplijn van het dak lopen, verraden aan de buitenzijde de verdeling in traveeën.  De vakken die deze aanduiden, zijn doorbroken van een inspringend venster voorzien van een rondboog.  Wat opvalt is het feit dat de samenstelling van de lisenen op de muren van het schip niet overeenstemmen met deze van de zijbeuken.  De hoge vensters zijn na hun restauratie veel kleiner dan deze van de zijbeuken en zijn ver verwijderd van de Romaanse normen.




Het klokkentorenportaal is tot stand gekomen door de restauratie van de jaren 1844-1848.  De documenten van de departementale archieven te Nancy bezitten nog hun oorspronkelijke vorm.  De toren verhief zich met 4 verdiepingen bovenop de laatste westelijke travee van het schip.  Een rechthoekig portaal dat later werd aangebracht, opende zich op het einde van het portaal, overdekt met een tongewelf.  De 1ste verdieping is nog steeds doorbroken van een groep van 3 kleine bogen die bijdroegen tot de verlichting van het schip.  De centrale opening bezit bovenaan een mijterboog, de 2 andere zijvensters zijn in rondboog.  De 3de verdieping was naakt en de klokkenverdieping bezat aan iedere zijde een dubbele boog.  Vier platte steunberen en schuin afgewerkt aan hun top begrensden de 3 delen van de gevel.  De oculi droegen bij tot de verlichting van de zijbeuken.  Bovenaan openden zich paarsgewijze, kleine vensters die naakt of voorzien waren van een rondboog.







De binnenzijde van het schip waarbij de 3 beuken ongeveer dezelfde breedte bezitten, maakt indruk omwille van zijn rijzige verhoudingen.  De vierkante pijlers rusten op eveneens vierkante sokkels.  De imposten ondersteunen de bogen van de boogreeksen, de gordelbogen van de zijbeuken alsook van de pijlers die tot de hoge muren omhoog reiken en er de gordelbogen ontvangen.  De aanvang van deze gordelbogen is gekenmerkt door het lijstwerk dat rond de pilasters loopt en zich aan hun profiel aanpassen.  De graatgewelven van de hoofdbeuk bezitten geen schildbogen.



Het transept waarvan de breedte overeenkomt met deze van het schip, is overdekt met 5 graatgewelven en bezit dezelfde eigenschappen als het schip.  De bogen van de kruising steunen zich in het westen op de kruisvormige pijlers, in het oosten op de pilasters en aan de zijde van de kruisbeuken op de kraagstenen.  Zijn beide absidiolen zijn overwelfd met een halfkoepel en de aanvang van de boog van de apsis wordt gekenmerkt door een impost.
De koortravee die de centrale apsis voorafgaat, herneemt de architecturale samenstelling van het schip met uitzondering van de hoge vensters.  De centrale apsis die overwelfd is met een halfkoepel is iets nauwer en lager dan de koortravee.
Wat de kerk van Olley zo verschillend maakt van andere gebouwen in Lotharingen is de integrale overwelving van zijn hoofdbeuk.  Tijdens de Romaanse periode was een zodanige constructiegewoonte erg ongebruikelijk in de ganse regio waarbij het zelfs in de kathedraal van Verdun niet gebruikt is.  De beperktheid van de beuken en de beperkte omvang om de oppervlakte te overwelven sluiten het gebruik van een zodanig principe niet uit.
Men moet eveneens benadrukken dat het gebruik van het Lombardische decor aan het transept en de apsissen, zeldzaam is in Lotharingen terwijl het geregelder voorkomt in het Rijnland en het Maasgebied, wat het van Olley een prachtig voorbeeld maakt van deze architectuur.  Om reden van dit decor wordt de oostelijke zone van de kerk toegeschreven aan de 11de eeuw terwijl het schip over het algemeen gedateerd is van de 12de eeuw, waarschijnlijk in de 1ste helft van deze eeuw.

Bronnen.
- Rainer Slotta in Lorraine romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 66"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1984.
- Suzanne Braun in Art roman en Lorraine, Architecture et Sculpture; Editions Serpenoise; Metz 2005.

Geen opmerkingen: