Eglise Saint-Michel
te Chârost
Beschrijving.
De weinige documentatie die de kerk Saint-Michel van Chârost vermelden haar als een priorij van de benedictijnerabdij Notre-Dame van Issoudun en was nog bediend in het midden van de 15de eeuw door een college van kanunniken.
Enkel de studie van het monument zelf kan enig licht werpen op de geschiedenis van het gebouw. Het is een uitgestrekte constructie uit het midden van de 12de eeuw met een lengte van 51m50 die belangrijke wijzigingen heeft ondergaan tijdens de gotische periode. Hierbij werd het koor grondig gewijzigd, het transept en de absidiolen afgebroken en de oprichting in het zuiden van een klokkentoren. Al deze werken gedateerd door het wapenschild van de Rochechouart die in bezit waren van de gronden van Chârost voor 1541, hebben noch het halfronde koor dat verlicht is door 3 rondboogvensters omkaderd met colonnetten en versierd met een hoge boog, noch het brede schip van 11 m, overdekt met een houten gewelf. De hoge vensters van dit schip zijn bovenaan de muren aangebracht om volgens de observatie het licht binnen te laten met hierboven een buitenste afdak.
De grote gebroken boog en de kleine doorgangen tussen het schip en het transept zijn niet gewijzigd geweest. De half aangebrachte zuilen van het koor en de kruising met hierbij inbegrepen de gotische reconstructies met deze van de triomfboog zijn versierd met kapitelen begiftigd met personages en tov elkaar gestelde dieren en met geribde basissen en met dubbele voetringen.
De zijgevels, met muren die ondersteund worden door hoge, platte steunberen en versierd zijn met een eenvoudige rij staafvormige kanteelversiering, zijn weinig interessant, maar hetzelfde kan niet gezegd worden van de westelijke en oostelijke gevels. De westelijke gevel, die helaas beschadigd is door het uiteenvallen van de plaatselijke rode ijzerhoudende kalksteen die door de omaanse bouwers werd gebruikt, heeft een portaal met drie rijen bogen zonder timpaan in een vooruitspringend voorportaal, een centraal raam met twee oculi en, op de gevel, een groot kruis met rankversiering en een paaslam in het midden, vergelijkbaar met dat in Avord en met die in Jussy, Mehun en Vormay.
Aan de oostkant blijft alleen de hoofdapsis over, die zeer zorgvuldig is versierd met steunzuilen die vanaf de grond tot aan de kroonlijst reiken, ramen omgeven door een doorlopende voetring - met een rij kanteelversiering die rond de archivolt loopt en zich rond de apsis ontwikkelt, waarbij de steunzuilen worden omsloten - met een blinde boog die wordt ondersteund door twee colonnetten met kapitelen versierd met dierenkoppen (katten) en gebladerte. Sporen van een dwarsschip en een absidiool zijn te zien aan de noordkant. De kapitelen van de boogreeksen, met figuren of dieren tegenover elkaar, zijn nog intact. Op een van deze kapitelen staat een merkwaardige voorstelling van een harpij met een wiel met zes spaken op zijn vleugel.
Bron.
- "Berry roman" door Jean Favière; Editions Zodiaque, la Nuit des Temps 32; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vîre 1970.
Bijlagen.