Eglise Saint-Pourçain
te Marigny
Beschrijving.
Een heel bescheiden kerk als deze van Marigny trekt de aandacht dankzij het karakter van een type dat relatief goed bewaard is gebleven zonder al te veel onbedoelde toevoegingen. Het is heel moeilijk om een nog eenvoudig plan terug te vinden zoals deze en heel homogeen in zijn oorspronkelijke gedeelten. Het gebouw omvat een schip van 3 traveeën beëindigd door een nauwer koor waarop zich een halfronde apsis opent en in het zuiden met een vierkante klokkentoren, als een type uit de Poitou, is geflankeerd.
Een eerste kerk verhief zich te Marigny, "Marigniacus', toegewijd aan de heilige Martinus van wie het patronaat heel wijd verspreid is in de Allier. Op het einde van de 11de eeuw werd dit patronaat vervangen door de heilige Pourçain. Als parochie in het oude diocees van Bourges werd zij te Souvigny door paus Urbanus II in 1095 en paus Eugenius III in 1152 bevestigd. Tijdens de Revolutie werd het gebouw gesloten maar werd pas in 1852 opnieuw opengesteld voor de vieringen en in 1886 door architect Moreau gerestaureerd. Op plan kan men haar vergelijken met deze in de nabijheid van Montilly en met de kerken op de grens van de Allier en de Cher zoals te Braize, Isle-en-Bardais. Zij roept vooral deze van Autry-Issards en Souvigny op.
Opgericht met grijze zandsteen uit de Bourbonnais, met delen van roze zand- en kalkstenen gaat zij terug tot het begin van de 12de eeuw. Zij was aanvankelijk overwelfd met een houten zoldering maar het is pas op het einde van de 12de eeuw of begin 13de eeuw dat de binnenste muren tijdens de overwelving met een gebroken tongewelf versterkt werden door de blinde boogreeksen die terugvallen op pilasters bekroond met een afschuining. Deze boogreeksen zijn in aantal van 3 en een halve wat laat vermoeden dat het oorspronkelijke schip ouder moet zijn aan de koortravee.
Het gebroken tongewelf waarbij een kroonlijst de aanvang aanduidt, is ondersteund door gordelbogen die overeenkomen met de aangezette halfzuilen waarvan de basissen van lijstwerk zijn voorzien en bovenaan met kapitelen versierd met knoppen en gebladerte.
Het romaanse gebouw werd in de 15de eeuw vervolledigd met en rechthoekige kapel in het zuiden geopend op de rechte koortravee en tijdens een moderne periode met een andere symmetrische kapel in het noorden.
De westelijke ingang is doorbroken in een uitstekend massief overdekt met een waterlijst waarvan de uitstek is ontlast door 8 modillons met mensen- en dierenhoofden. De ingang is in rondboog en de 2 booglijsten met zijn archivolt vallen terug op zuilen met kapitelen versierd met gekruld gebladerte, gezichten en griffoenen. Het timpaan behoort tot het type met festoenen waarvan er in de Allier een 12-tal andere voorbeelden bestaan zoals te Rocles, Saint-Hilaire, Saint-Bonnet-de-Four, Malicorne, Colombier maar met deze bijzonderheid dat hij hier slechts drielobbig is, een centrale geflankeerd van 2 andere halflobben terwijl bij de andere gebouwen deze veellobbig zijn. De omtrek is versierd met een kordonlijst van 4 bladen en de .... komen uit op 2 gezichten, een engel en een bok. Wat betreft de pijlers van de ingang hebben deze op hun hoogste gedeelte 2 beeldhouwwerken bewaard namelijk een griffoen en een man met gespreide armen en benen waarbij het onkuise postuur - in de loop der eeuwen het onderricht van deze symbolische voorstellingen de stap tot een bovenmatig fatsoen aangaf - op betreurenswaardige zelfbeschadiging heeft gewezen.
Op de top van de gevel staat nog een antefix (kruis) van steen uit de 13de eeuw met aan zijn basis een doodshoofd, wat enig is in de Allier, en herinnert aan de plaats van het graf van Adam op de Calvarieberg.
De vierkante klokkentoren met 2 verdiepingen houdt aan iedere zijde, op de eerste verdieping een boogreeks van 3 in, gedragen door colonnetten en pilasters aan de hoek. Op de bovenste verdieping zijn 3 nauwere bogen gescheiden door paarsgewijze zuilen. Aan de binnenzijde worden tussen de 2 verdiepingen 4 trompen aan de hoeken opgevangen door 4 ruwe gezichten waarvan één een grijnzende en de 3 andere meer rustige uitdrukkingen bezitten.
Bron.
- Génermont in "Congrès Archéologiques de France", 101iéme session; Editions Picard, Paris 1939.
Bijlagen.
-https://www.google.com/maps/d/u/0/viewer?msa=0&ll=46.61393087387083%2C3.2406156591437485&spn=1.510893%2C2.469177&mid=1vPgF-y91cPVjoZ1bKJBE5nIqLcs&z=10
Geen opmerkingen:
Een reactie posten