Zoeken in deze blog

dinsdag 25 september 2018

Eglise Saint-Alpin te Villevenard (Marne 51)

Eglise Saint-Alpin 
te Villevenard

Beschrijving.
Tussen Montmirail en Frère-Champenoise onderscheidt zich de parochiekerk van Villevenard met zijn achthoekige klokkentoren die enkel in het diocees van Châlons te vergelijken is met deze van La Chaussée-sur-Marne. 


Deze toren schijnt te dateren van het midden van de 12de eeuw en bevindt zich op de kruising van het schip.  Deze merkwaardige achthoekige klokkentoren bezit paarsgewijze bogen met kapitelen versierd met vegetarische motieven.





De kerk houdt een rechthoekig koor, een transept en een schip van 4 traveeën begrensd met zijbeuken, in.  Het schip dat waarschijnlijk het oudste deel vormt, bezit de kenmerken van de meeste romaanse kerken in de regio.  De grote rondbogen worden gedragen door de vierkante pijlers met imposten.  Hierboven bevinden zich hoog geplaatste vensters met een kleine omvang en een strenge overdekking zonder versiering.  De imposten zijn soms van lijstwerk voorzien, gegraveerd met gegroefde lijnen.  


 




De zuidelijke zijbeuk heeft zijn origineel aspect behouden; de noordelijke zijbeuk is hernomen geweest tijdens de middeleeuwen waarbij men deze breder heeft gemaakt.  De herneming is duidelijk zichtbaar aan de gevel.  



Deze westelijke gevel wordt aan beide zijden gestut door steunberen.  Een deur aangebracht in de as, heeft toegang tot het schip.  Hierboven bevindt zich een linteel in mijtervorm en een naakt timpaan.  Deze worden omgeven door een booglijst die zich verder doorzet tot aan de steunbogen.  Hierboven opent zich een bescheiden venster en een kordonlijst van staafvormige kanteelversiering die de basis van de puntgevel onderlijnt.  Het westelijke uiteinde van de zijbeuken worden enkel doorbroken door een kleine oculus.





  
De travee onder de klokkentoren is overdekt met een spitsbooggewelf geprofileerd met een zware voetring.  Vier in de muur half ingemetselde zuilen ondersteunen ondersteunen deze aan de hoeken.  In het noorden stammen de kapitelen met gebladerte nog van de 12de eeuw, in het zuiden echter is het gedeelte in een latere periode hernomen geweest.




De noordelijke transeptarm houdt een mooi zesdelig gewelf in en 2 takken van de gordingen rusten op de onderzijde.  De zuidelijke transeptarm is overwelfd met een eenvoudige kruising van spitsbogen van het zware profiel.  De vensters die deze armen verlichten zijn later hernomen geweest tijdens de flamboyante periode maar het ganse transept gaat ondanks zijn hernemingen terug tot de 12de eeuw.





Aan de buitenzijde van de noordelijke arm bevindt zich een inspringend torentje en zet zich verder tot aan de toegangstrap bovenaan de kruising.


Het koor is sterk gewijzigd geweest.  Het venster in de as is dichtgestopt.  Het tongewelf met galmgat bovenaan de zijbogen schijnt niet voorafgaand te zijn aan de 17de eeuw.


 Bronnen.
- Anne Prache in Champagne romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 55"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: