Zoeken in deze blog

zondag 8 oktober 2023

Ancienne Eglise Saint-Nazaire te Bourbon-Lancy (Saône-et-Loire 71)

 Ancienne Eglise Saint-Nazaire 

te Bourbon-Lancy





Geschiedenis.
De stad Bourbon-Lancy is van Romeinse oorsprong en was reeds gekend voor de kwaliteit van zijn water.  Zij ontving zoals zovele thermale stations de naam van Borio.  Tijdens de Frankische periode was het "castrum Borbonii", de hoofdplaats van een heerlijkheid die vooreerst vazal was van de graven van Chalon, ging in de 13de eeuw over als bezit van de graven van Nevers zoals een nota uit 1208 bevestigt, toegevoegd in het cartularium van de bisschop van Autun. 
Rond 1030 gaf de beheerder van het leen, Anseaud, de kerk en het altaar van Saint-Nazaire, gesitueerd in "vicinio castei", aan de abdij van Cluny.  Het is met deze schenking dat men de stichting van de priorij gewoonlijk toewijd waarvan de nu nog bestaande kerk die de bescheiden kerk van onder Anseaud heeft vervangen.
De kloostergebouwen die door de Hugenoten in brand was gestoken, werden tijdens de Revolutie afgebroken.  Dit resulteerde in een betreurenswaardige, wankele toestand van de zuidelijke puntgevel van het transept waaraan deze waren toegevoegd.
De kerk werd voor de eerste keer in 1679 gerestaureerd en werd van de volledige afbraak gered in de 19de eeuw door de tussenkomst van Selmersheim, die inspecteur-generaal was bij "Monuments Historiques".
Nu is de kerk ontwijd en gewijzigd in een stedelijk museum.

Beschrijving.
De kerk is samengesteld met een schip van 5 traveeën, geflankeerd van zijbeuken samen met een uitstekend transept en een koor met 5 apsissen die licht uit de as van het schip staan.
Het schip werd nooit overwelfd maar met een houten overdekking wat toelaat om de gootmuren tot een grote hoogte op te richten en vensters te doorbreken die een overvloedige lichtinval toelaten.  De grote rondboogreeksen zijn gevormd met lange sluitstenen.  Zij bezitten slechts één cilinder die rust op de vierkante pijlers die bekroond worden door de schuin afgewerkte imposten, van lijstwerk voorzien en versierd met een rij van staafvormige kanteelversiering.  Dit is een motief dat wijdverspreid is in de nabij regio's van de Nièvre en de Bourbonnais.  De pijlers zijn heel zwaar samengesteld met dunne breukstenen van zandsteen.  De rest van het schip bestaat uit steenblokken.  De hoge vensters waren tot op het einde van de 19de eeuw onzichtbaar door een herwerking van het dak van de zijbeuken maar tijdens de restauraties werden deze opnieuw vrijgemaakt.  Deze zijn in rondboog met een dubbele insprong.








De gevelmuur is opengewerkt door een moderne ingang die zich onder een ontlastingsboog opent met hierboven een rondboogvenster.


De zijbeuken hebben nooit overwelving gekregen maar het was toch noodzakelijk om deze te ondersteunen door de buitenste steunberen waarschijnlijk aangebracht na de brand in de 16de eeuw.  Toch is men verbaasd over de naaktheid van deze uitgestrekte hoofdbeuk.  De Truchis vermoedt dat het enkel een vorm was om een decoratie naar de normen van Romeinse en Karolingische traditie te verkrijgen en zijn overeenkomsten met het schip van Perrecey-les-Forges dat volgens dezelfde principes is opgericht.






Het transept draagt eveneens een vlakke houten overwelving zowel voor de kruisbeuken als voor de kruising.  Deze kruising is begrensd door 4 rondbogen met een dubbele cilinder met scherpe randen die op de 4 kruisvormige pijlers rusten geflankeerd van aangezette zuilen aan de zijde van het schip, koor en kruisbeuken.  De basissen van de zuilen zijn van lijstwerk voorzien met 2 ongelijke voetringen, die een hollijst scheiden benadrukt door een bies.  Eenzelfde bies loopt aan de top van de bovenste voetring.  Vier vergelijkbare kapitelen dragen gebladerte die men van het Korinthische kan afleiden. 






Iedere kruisbeuk staat met de kruising in verbinding door een rondboog die op 2 steunen met imposten bekroond wordt.  Het is mogelijk, maar niet zeker, dat zij vroeger overwelfd waren daar elk van hen overspannen is door een soort van diafragmaboog met één enkele cilinder die op de steunen rust met versierde imposten en misschien het restant zijn van een oorspronkelijke gordelboog.  De noordelijke puntgevel is doorbroken, net zoals de westmuur van de zuidelijke kruisbeuk door een inspringend rondboogvenster.  Een deur uitgewerkt in de zuidelijke puntgevel die nu dichtgestopt is, stond toe om hierlangs de kloostergebouwen te betreden.




Het koor dat het meest interessante deel van het gebouw is, houdt 2 traveeën in van een ongelijke lengte en dezelfde breedte heeft als het schip, en zijn overwelfd met een tongewelf.  De gordelbogen die deze scheidt valt terug op 2 steunpijlers begrensd met aangezette halfzuilen waarvan de basissen analoog zijn met deze van de pijlers van de kruising.  Onder de dekstukken met lijstwerk of versierd met staafvormige kanteelversiering van dezelfde vorm als de imposten van het schip, stellen de 2 kapitelen van de zuilen, een merkwaardig decor voor verdeeld op 2 rijen met aan de hoeken dierenhoofden.  Dit motief dat geregeld voorkomt in Bourgondië, is hier op een speciale manier getrokken in zwak reliëf dat meer gegraveerd als gebeeldhouwd is maar nogal ruw blijft.






Het koor overwelfd met een halfkoepel die iets lager ligt, is nauwer dan de traveeën.  Aan de tandvormige versiering zijn vrij slanke zuilen uitgewerkt waaraan zich de onderzijde van de halfkoepel steunt.  Hun basissen zijn klassiek en de kapitelen hierop zijn versierd met palmetten.  Drie inspringende rondboogvensters verlichten de apsis. 



Aan de wanden van de eerste koortravee zijn 2 lage boogreeksen doorbroken die het mogelijk maken om de absidiolen van de zijbeuken te betreden.  De cirkel is samengesteld met lange sluitstukken zoals in het schip en rust op dezelfde manier op de imposten met lijstwerk of versierd met staafvormige kanteelversiering.  Deze absidiolen die de zijbeuken verlengen openen zich op de kruisbeuken door de bogen van hetzelfde type.  Zij houden een travee in overwelfd met een tongewelf en een iets nauwer halfrond overwelfd met een halfkoepel die in het midden verlicht wordt door een inspringend rondboogvenster.  De noordmuur van de noordelijke apsis is doorbroken met eenzelfde rondboog.  De 2 halfronde absidiolen en overwelfd met een halfkoepel, en zonder travee openen zich aan het uiteinde van iedere zijbeuk.  Dit systeem van 5 gespreide apsissen beantwoordt exact aan het benedictijnerplan.














Aan de buitenzijde draagt de kerk heel wat sporen van talrijke herwerkingen. De gevelmuur stelt zich samen met een centrale puntgevel en 2 zijdelingse hellingen die begrensd worden door 4 steunberen met een kroonlijst.  Het portaal dateert uit de 17de eeuw.  De zijdelingse verheffing bezit geen gootklossen noch steunberen, uitgezonderd aan de zuidzijde waar deze van een latere periode dateren.  Het puntige dak is waarschijnlijk niet origineel.  Deze van de zijbeuken die verhoogd zijn na de brand, zijn in hun oorspronkelijke vorm hersteld geweest.  Van het transept tot het kooreinde zijn de originele samenstellingen volledig verdwenen als gevolg van de talrijke herwerkingen in de 17de eeuw. De noordelijke puntgevel van het verhoogde transept is vervangen door een zadeldak. 







De 5 verhoogde apsissen zijn nu overdekt met hetzelfde puntige dak met 2 hellingen maar zonder puntgevel.  Twee lichte steunberen slutten de centrale apsis.  De vensters die analoog zijn aan deze van het schip hebben geen insprong en zijn samengesteld met lange, nauwe sluitstenen.  De buitenste absidiool is bijna volledig ingesloten in een massief van metselwerk dat een restant betreft van de vroegere kloostergebouwen.








De vierkante klokkentoren die rust op de kruising houdt slecht één verdieping in, op iedere zijde doorbroken van 2 naast elkaar geplaatste openingen die niet inspringend zijn en waarvan de boog direct rust op de steunen zonder imposten, noch zuilen.  Een piramide van 4 zijden tooit het geheel.
Niets kan bevestigen dat deze klokkentoren origineel zou zijn.  Het komt met geen enkele overeen met deze die de Bourgondische constructeurs bouwden in de 11de en 12de eeuw.  Het metselverband van de bogen verschilt groots met deze van de vensters van het koor en het schip.  Het is goed mogelijk dat deze uit dezelfde periode dateert als de algemene herstelling van de daken dat volgde op de brand van de 16de eeuw.  Men bemerkt dat hij exact past bij deze daken zowel bij deze van het schip als deze van het verhoogde kooreinde.  Het is moeilijk te geloven dat oorspronkelijk wanneer de helling van de daken minder hoog was, dat deze sokkel die zich op een grote hoogte boven de kruising enkel aan zijn top was opengewerkt door de smalle bogen die men nu aantreft. 
Dit monument dat deel uitmaakt van een geheel van de Bourgondische kerken is deze met nagenoeg niets verwant met schip van Perrecey-les-Forges en komt in geen enkele verdeling voor.  Zijn geschiedenis biedt talrijke problemen waarbij het moeilijk is om definitieve oplossingen te geven.  Een enkele datum is zeker namelijk deze van de stichting van de priorij in 1030.  Het is bijna niet mogelijk dat de uitgestrekte beuk deze is van de kerk die bestond tijdens de schenking van Anseau.  Deze gaat dus ten vroegste terug tot deze datum.  De archeologen zijn ermee eens om 2 constructiecampagnes te onderscheiden.  Het schip zou uit het midden van de 11de eeuw zijn en de oprichting zou aldus bijna onmiddellijk gevolgd zijn op de stichting van de priorij.  Het koor en het transept die begiftigd zijn met geperfectioneerde technieken met het gewelf voor het kooreinde, een beter metselverband, de stijl van het lijstwerk en de kapitelen, zouden van nadien zijn en teruggaan tot ongeveer het begin van de 12de eeuw.
Het metselverband van het schip en dit van het kooreinde bieden geen grote verschillen.  De cirkels van de bogen en de vensters zijn op dezelfde wijze omsloten.  De imposten zijn identiek met eenvoudig lijstwerk of staafvormige kanteelversiering.  De verdubbeling van de bogen aan de kruising, de aanwezigheid van aangezette zuilen worden nu niet als uitzonderlijk in de 11de eeuw beschouwd.  In Bourgondië komt ze oa tegen te Charlieu en te Anzy-le-Duc.  De basissen van de zuilen zijn klassiek maar zijn misschien geïnspireerd geweest door enkele Romeinse monumenten uit de regio of herdaan.  Het is wel het feit dat de kapitelen van een heel ruwe en archaïsche makelij zijn die met niets te vergelijken zijn met de mooie delen van het Bourgondische beeldhouwwerk uit de 1ste helft van de 12de eeuw.  Wat betreft de kruisbeuken van het transept is het moeilijk te verzekeren dat zijn nooit overwelfd geweest zijn.  Geen enkel spoor van de aanvang van een tongewelf ziet men aan de diafragmabogen die de kruisbeuken overspannen.  De kruising vertoont geen enkel restant van een koepel.
Waarschijnlijk lagen deze te onderscheiden bouwcampagnes heel dicht bij elkaar.  De werken aan het schip moesten in de jaren na de stichting van de priorij uitgevoerd zijn waardoor misschien het kooreinde van de oorspronkelijke kapel enige tijd behouden bleef.  Maar het is moeilijk voor te stellen dat het koor op het einde van de 11de eeuw beëindigd werd.  Later heeft het waarschijnlijk de invloed van Cluny III ondergaan, waar deze priorij van afhing of uit de Brionnais met zijn aangrenzende modetendensen. 

Bronnen.
- Raymond Oursel in "Les Eglises romanes de l'Autunois et du Brionnais, Cluny et sa région, Protat 1956.
- Sapin C., Arnaud C., et Berry W. in "Bourgogne romane" Dijon 2006.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.





Bijlagen.
-https://clochers.org/Fichiers_HTML/Accueil/Accueil_clochers/71/accueil_71047a.htm

Geen opmerkingen: