Eglise Sainte-Marie-Madeleine
te Le Villars
Beschrijving.
De kerkIn de nabijheid van Tournus en op een verhoging die de Saône en de Bresse domineert, heeft het monasterium van Villars, dat voor een groot deel vernield is, zijn oude kerk bewaard. De kerk Sainte-Marie-Madeleine die tot de collatie van de abt van Tournus behoorde, hing af van het diocees van Mâcon en het aartspriesterschap van Vérizet. Zij behoorde tot een priorij van benedictijnen en zij bezit de bijzonderheid om door één enkel dak 2 naast elkaar liggende beuken te overdekken. De ene, deze van de eigenlijke kerk is nauwer; de andere, rechts gelegen en van elkaar gescheiden door een muur, is breder en overwelfd door een tongewelf, behoorde toe tot de monniken. Een groot gesloten portiek gaat het eerste schip vooraf, in het oosten bevindt zich een koor overwelfd met graatgewelven en beëindigd door een apsis met halfkoepel. Deze is begrensd door 2 zijbeuken eveneens overwelfd met graatgewelven en voorzien van absidiolen. De zuidelijke absidiool is geopend op de travee waarop de klokkentoren is opgericht.
De ingangsboog van het portiek bezit niets merkwaardig maar het rijkelijk versierde portaal van de kerk onder het portiek maakte deel uit van een decoratief geheel dat zich uitstrekte over gans het gelijkvloers van de gevel. Het portaal bezit een dubbele archivolt. De buitenste is uitstekend net zoals de steunmuren van de gecanneleerde pilasters getooid met kapitelen. De binnenzijde draagt door tussenkomst van de dekstukken en de kapitelen op de zuilen geplaatst in de hoek die de uitsprong vormt. De cilinder van deze zuilen is rechts en links gecanneleerd. Onder de archivolt is de cirkel bezet door lijstwerk dat het timpaan omkadert. Deze laatste gedragen op een linteel op kraagstenen is in zijn omloop versierd door parels met hieronder een festoen samengesteld met halve cirkels. Het centrale gedeelte van het timpaan is naakt. Een fronton bekroont het geheel.
Aan weerszijden van het portaal is een boogreeks van 2 ondersteund door gecanneleerde pilasters. Gans dit geheel zou dateren uit de 12de eeuw.
Het schip overwelfd met een gebroken tongewelf bezit aan iedere zijde een serie van 6 boogreeksen tegen de muur aangezet zoals te Taizé, Chissey, Burgy,enz.... Het plan vertoont een afwijzing in de as van de constructie dat overeenkomt met verschillende bouwcampagnes.
Het parallelle schip waarvan een mooie uitgang uit de 12de eeuw is toegevoegd dat in het westen toegang verschafte en deel uitmaakte van de kloostergang, is overwelfd met een tongewelf en zijn muren zijn eveneens versierd met aangezette boogreeksen. Dit schip moet enkele jaren na het linkste schip zijn aangebracht en richt zich niet op de hoofdapsis maar op de zuidelijke absidiool geopend op de travee waarop de klokkentoren rust.
Als men het plan van dit geheel aanschouwt, verschijnen duidelijk 2 constructieperioden. Het kooreinde is zichtbaar ouder dan de hoofdbeuken en de zijmuren van de 2 zijbeuken van het koor. Schuin voldoen ze aan de eisen bij het creëren van de paarsgewijze schepen. Deze stammen uit dezelfde periode met elkaar en dateren uit begin 12de eeuw voor het eerste en iets later voor het tweede op het hoogtepunt van de romaanse kunst.
Noordelijke absidiool met voorafgaande travee
Noordelijke absidiool
Fresco's halfkoepel koorapsis
Zuidelijke absidiool
Aan de buitenzijde is het kooreinde iets gewijzigd en bezit geen originele vensters meer. Men treft er geen steunberen aan maar men bemerkt er de abnormale positie van de klokkentoren opgericht op de travee van de zuidelijke absidiool.
Deze klokkentoren die nu op een naakte onderbouw rust is in het oosten voorzien van een rondboogvenster en versierd met Lombardische banden en boogreeksen van een primitieve techniek. De toren beschikt over één enkele verdieping met paarsgewijze bogen zonder karakter boven 2 grote dichtgemaakte bogen waarvan de ouderdom en stijl niet zichtbaar zijn. Een korte piramide van 4 zijden tooit het geheel.
Door zijn onderbouw schijnt deze toren net zoals de apsis en de absidiolen toe te horen tot de 11de eeuw. Wat betreft de hoofdbeuken behoren deze tot de 12de eeuw.
Bronnen.
- Jean Virey in "Les églises romanes de l'ancien diocèse de Mâcon"; Imprimerie Protat Frères; Mâcon 1934.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Edition Faton; Dijon 2006.
- Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten