Ancienne église Saint-André
te Saint-André-de-Bagé
Geschiedenis.
In 1075 schenkt de landsheer Ulrich, in de aanwezigheid van Humbert, aartsbisschop van Lyon, aan de benedictijnermonniken van Tournus de kapel Saint-André met zijn omgeving te Bagé, en deze kapel was reeds omgeven van een kerkhof. Bij deze gelegenheid bepaalde het charter dat er een kerk zou opgericht worden en andere gebouwen ten dienste van monastieke gebruiken voor de dienst aan God. Er werd op dit tijdstip gekozen voor Tournus ipv Cluny waar op dat moment de grote abt Hugues de Semur de leiding had, om een priorij te vestigen in het hart van de heerlijkheid. Dit vertelt veel over de monastieke concurrentie aan de grenzen van zuidelijk Bourgondië en de bezwaren die men er aantrof tegen de uitbreiding van Cluny. Aan de andere zijde van de Saône gaf enkele jaren later de burggraaf van Mâcon, Artoud le Blanc, de kerk Saint-Cyr van de Mont de Crozant aan de nieuwe abdij in de Brionnais van Saint-Rigoud om er een nieuwe priorij te stichten zodoende dat de heuvel de voornaamste doorgang controleerde van de Hauts Mâconnais naar de Brionnais.
De nieuwe kerk werd opgericht op de afbraakresten van de oorspronkelijke kapel waarvan een muur met metselwerk in elk van de zijwanden van het schip behouden bleef en met verschillend metselverband van de rest. Deze restanten stellen een teken van verwantschap voor. Enkele bijkomende akten vertellen niets over de monumentale geschiedenis en men weet erg weinig over de priorij, zelfs of zij verenigd bleef met de moederabdij, toen zelfs in 1627 deze geseculariseerd werd en toegewezen was aan een kanoniale gemeenschap. De parochiale dienst was verzekerd in de kerk waarvan de pastoor tot in de 18de eeuw aangesteld werd door de abdij van Tournus.
Na de revolutionaire onderbreking werd Saint-André-de-Bagé in 1826 opgericht als een vestiging van Bagé-le-Châtel maar de cultus werd er minder om minder op regelmatige basis verzekerd.
Reeds in 1844 geklasseerd als "Monument Historique" genoot de kerk van een volledige restauratie gedurende de 2de helft van de 19de eeuw.
Beschrijving.
De krachtige originaliteit van de kerk van Saint-André-de-Bagé, aan de grenzen van de romaanse traditie van Bourgondië, bevestigt zich eveneens aan de buitenzijde in vooral 4 van zijn elementen of details, namelijk met de gootklos aan de apsis, het geringe volume van het kooreinde, de klokkentoren en de voorzijde.
De klokkentoren vormt het meest gekende element van de kerk van Saint-André-de-Bagé. Veel archeologen aarzelen niet omwille van de nauwkeurigheid en door zijn verhoudingen voor de kwaliteit van zijn spits die deze bekroond om deze in te schrijven volgens de Bourgondische lijn. Geplaatst op de kruising van het transept verheft deze zich op 3 verdiepingen waarvan het achthoekige deel door de koepel aangegeven waarbij de totale verheffing zich verdeelt in 3 volumes met gelijke afmetingen. Van de gootklos van de apsis tot de kordonlijst die rond de eerste verdieping loopt is de hoogte ongeveer deze van de 2 bovenste verdiepingen en de middelste houdt iets minder dan 2 keer deze van de bovenste verdieping in. De onderbouw is blind en enkel op iedere zijde bezet met 2 Lombardische uitsparingen elk voorzien van 2 paar rondbogen. Hierboven gescheiden door een band van lijstwerk is de middelste verdieping opengewerkt op elk van zijn zijden door 2 paarsgewijze rondbogen waarvan de gemeenschappelijke terugval zich op 2 colonnetten met kapitelen laat. De tussenliggende ruimte tussen deze en de kordonlijst is bezet met 2 Lombardische uitsparingen en de motieven van de onderbouw herhalen. De bovenste verdieping op zijn 8 zijden opengewerkt met vergelijkbare bogen zoals deze op de middelste verdieping.
Het fronton van Saint-André-de-Bagé is samen met deze van Bois-Sainte-Marie en Varenne-l'Arconce die zich allebei in de Brionnais bevinden, de enige in zijn soort die men in het zuiden van Bourgondië aantreft. Zijn samenstelling komt tot uiting onder een unieke puntgevel, 2 verdiepingen die zijdelings uitgespaard zijn met Lombardische panelen, een een tussenliggende ruimte, en zijn licht uitstekend op de gevel. Hierin schrijft het licht gebroken portaal zich in en is gescheiden door een hoge, blinde muurruimte met hierboven een rondboogvenster dat omkadert wordt door een booglijst gedragen door 2 colonnetten die eveneens de terugval van de 2 zijdelingse blinde bogen van hetzelfde profiel ontvangen op een gecanneleerde pilaster aan ieder uiteinde. Een bandlijst met modillons onderlijnt dit niveau bekroond door een horizontale gootklos terwijl de 2 verdiepingen met Lombardische banden door een kordonlijst gescheiden zijn en in het midden versneden wordt door de boog van het portaal. Tussen de 2 niveaus is het verschil goed uitgewerkt door een waterlijst. De pijlers elk gescheiden door de festoenen, zijn naakt en het sobere ontwerp op de bovenste verdieping gecanneleerd op het gelijkvloers. Dit is het enige spoor van een invloed uit Cluny en vindt men nergens terug te Tournus onder deze typische vorm. De kleine bogen van het gelijkvloers zijn versierd met 2 rijen van staafvormige kanteelversiering.
De gordelboog van het portaal met verschillende vormen van lijstwerk, is gevormd met 3 boven elkaar liggende cilinders en wordt omgeven door een buitenste archivolt gebeeldhouwd met diamantpunten. Deze omringt niet enkel het portaal maar rust ook op 2 colonnetten aan de hoeken versierd met gebeeldhouwde kapitelen. Linkst ontwaart men een eenvoudig kapiteellichaam met gebladerte afgeleid van het Korintische. Rechts ziet men een gehistoriseerde voorstelling met de missie van de heilige Petrus. Christus houdt in zijn hand een boek vast waarop men de inscriptie "Trado Petro, claves regni caelorum" leest, en hij is omgeven door de apostel Petrus herkenbaar aan zijn sleutels. Drie andere heiligen met religieuze kostuums aangekleed, vervolledigen het kapiteel. De figuren ongeveer cilindrisch geplaatst op de zuil zijn gedrongen, de voeten plat geplaatst. De heel vlakke makelij zonder effect van de plooival van de klederdracht manifesteert zich in de maskers aan de ingeboorde ogen, een haardracht met dunne parallelle strepen.
Bron.
- Raymond Oursel in "Franche-Comté romane"; Editions Zodiaque, 'la Nuits des Temps 52'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vîre 1979.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten