Zoeken in deze blog

dinsdag 18 januari 2022

Eglise Notre-Dame te Cornemps; Petit-Palais-et-Cornemps (Gironde 33)

 Eglise Notre-Dame 

te Cornemps; Petit-Palais-et-Cornemps


Geschiedenis.
Van het gebouw zijn heel weinig historische bronnen gekend.  Notre-Dame is geciteerd in de lijst van 1398 van de parochies in het diocees.  De kerk werd belegerd en deel geruïneerd door de troepen van de burggraaf van Turenne in 1587.  Een archiefstuk verhaalt in 1622 dat het schip afgebroken en verlaten is en er geen diensten meer doorgaan.  In deze periode was Cornemps toegevoegd aan de parochie van Camps.  Een proces-verbaal van 1687 tijdens de bezoeken van de aartspriester van Entre-Dordogne van het aartsbisschop van Bordeaux vertelt dat het koor is overwelfd, dat het schip geen overwelving bezit, nog gelambriseerd, nog bevloerd is.  Het kooreinde en het pseudo-viering heeft men moeten sluiten tijdens deze periode opdat men de kerk opnieuw moest klaarmaken voor de vieringen.  Tijdens de Revolutie was het gebouw totaal verlaten en de Archieven van het departement van de Gironde vermeldt geen enkele restauratie wat betreft het gebouw van Cornemps in tegenstelling tot dit van Petit-Palais, gesitueerd in hetzelfde dorp.

Beschrijving.
Het gebouw is samengesteld uit een éénbeukig schip waarvan nog enkel de noordelijke muur bestaat gevolgd door een korte rechte travee en afgesloten door een polygonale apsis met 6 wanden. Het gebouw is opgericht in heel onregelmatige breukstenen van kalk.  De platte steunberen ondersteunen de apsis. 











De westelijke gevel in maatstenen is deels geruïneerd maar redelijk goed bewaard gebleven.
De buitenzijde van de resterende gootmuren bezit niets bijzonders uitgezonderd de steunberen die zijdelings de gevel stutten.  Een centraal vooruitstekend gedeelte onder een puntgevel die door een kruisvormig venster wordt doorbroken, houdt de ingang in rondboog in. De aanwezigheid van 2 zware half ingewerkte zuilen staan aan de binnenzijde van de ondermuur.  Dit is een heel geregeld gebruik in het noorden van de Bordelais in de 11de eeuw.  Hierop bevinden zich de kapitelen versierd met palmetten en figuren.











Aan het interieur in halfkoepel komt in tegenstrijdigheid hiermee, een kooreinde voor met 6 wanden overeen wat heel zeldzaam voorkomt, en heeft in dit geval de architect gevolgd om een venster in de as aan te brengen onder een uitgehold linteel met een kleine rondboog in een steunbeer.  



Door een merkwaardige samenstelling is één hoek op twee enkel polygonaal en gestut door een steunbeer.  Dit vormt een contrast tussen het mooie regelmatige metselwerk aan de hoeken en de steunberen en het parament in breuksteen van de andere gedeelten. 
De intacte gootklos is ondersteund door modillons die deze vereenvoudigde stijl ontvangt die in de 11de eeuw in deze streek bijzonder gewaardeerd was met versieringen van dieren, mensenfiguren, geometrische volumes die hier afwisselen met een primitieve, krachtige uitdrukking.  Tussen deze kraagstenen volgens het ritme dat zij bezitten, zijn metopen doorboord met één als zowel twee cirkelvormige gaten en omcirkeld met een dunne torische kordonlijst.  Te Saint-Georges bemerkt met het hergebruik van vergelijkbare motieven waarschijnlijk afkomstig van een afgebroken apsis.






Deze kerk is voor het grootste gedeelte gedateerd uit de 11de eeuw door het gebruik van zijn maatstenen en breukstenen die men aan het schip terugvindt in de vorm van het metselwerk in opus spicatum, visgraatmotief.  Daar zij achteraf bijna geen wijzigingen meer onderging is zij een mooi voorbeeld van deze gemende gebouwen uit de 11de eeuw met hierbij de nadruk op zijn belangrijkste delen namelijk het kooreinde en het portaal.  Gedeeltelijk door zijn decor heeft zij nog invloeden ondergaan van de antieken dmv metopen, trigliefen en palmetten. Het doorbreken van een venster in de steunbeer is nog een kenteken van het archaïsme. In het zuidwesten van Frankrijk zijn nog talrijke voorbeelden hiervan en de aanwezigheid van vensters geopend in een steunbeer kwam overeen met een technische noodzaak daar enkel de steunberen op regelmatige wijze waren samengesteld in een gebouw met breukstenen.

Bron.
- P. Dubourg-Noves in "Guyenne romane"; Editions Zodiaque, 'la Nuit des Temps 31'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vîre 1969.
Christelle Bourgade in "Eglises des Lussacais"; http://eglisesdulussacais.free.fr/index.html.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: