Eglise abbatiale Saint-Pierre-ès-Liens
te Vigeois
Geschiedenis.
Het monasterium van Vigeois heeft naar alle waarschijnlijkheid een heel oude oorsprong. Het bestond reeds in de periode van Saint-Yrieux die in 572 in zijn testament zijn bescherming over "monachis nostris Vosidensibis" bevestigd.
Voor de daaropvolgende eeuwen zijn de bronnen ongekend. Volgens het merendeel van de auteurs heeft het monasterium vernielingen en plunderingen ondergaan door de Vikingen. Het is waarschijnlijk dat tijdens deze periode de relieken van een zekere Madagolde vanuit Engeland zijn overgebracht.
De geschiedenis van de 11de en 12de eeuw zijn beter gekend dmv een kroniek van Geoffroy de Breuil, prior van Vigeois, die hierover in 1183-1184 schreef. Hierin verwijst hij dat in de loop van de 11de eeuw door de hebzucht van de leken, het monasterium talrijke ongeregeldheden onderging die een verzaking van de monastieke naleving teweegbracht. Hierdoor ging het monasterium voor een korte periode over naar de abdij van Solignac waardoor in 1082 de monniken onder het gezag vielen van een abt van Saint-Martial van Limoges om hen te reformeren. Op hetzelfde moment schonk de landsheer van Bré de abdij die hij op een onrechtmatige wijze had verkregen aan de monniken van Limoges. De grote abt van Saint-Martial, Adémar, die door Cluny was aangesteld na de inbeslagname van de abdij van Limoges in 1062-1063, voerde te Vigeois de observatie van Cluny in. Hij voegde definitief Vigeois bij Saint-Martial, alhoewel het monasterium zijn titel als abdij en zijn eigen zetel behield. Vanaf dan werd de abt van Vigeois aangesteld door deze van Saint-Martial en dit uit de monniken van zijn abdij.
Vier abt kenmerken de opleving van zowel het spirituele als het wereldlijke leven van de abdij van Vigeois. De eerste was Gérold de Lestrade, gestuurd door de abt Adémar van Saint-Martial. Met Pierre Albain, Rainald de Roffignac en Adémar de Bré worden de sterke banden tussen Saint-Pierre van Vigeois en Saint-Martial bevestigd. Dankzij de talrijke schenkingen verrijkt de abdij zich. Bij het begin van de 12de eeuw is zij in het bezit van een 12-tal kerken en telt in 1216 een 20-tal monniken.
Voor de volgende eeuwen wordt de documentatie opnieuw zeldzaam. Reeds in de 14de eeuw zouden de monniken van Vigeois aan de heerschappij van Saint-Martial ontsnapt zijn en vielen zij onder de onafhankelijkheid van de bischoppen van Limoges. Op het einde van de volgende eeuw gaat zij over naar het regime van de commende.
Vervolgens kwam de beproeving van de Godsdienstoorlogen. Toen in 1636 Pierre de Pompadour als abt is benoemd zijn er nog slechts een tiental religieuzen aanwezig. De toetreding van het monasterium tot de "Congregation des Etemps" van de provincie Guyenne herstelt tijdelijk het spirituele leven, zelfs nog in 1742 toen de religieuzen elk apart leven als seculiere priesters. Het klooster is op dat moment reeds 200 jaar vernield.
Op 07 november 1746 wordt de abdij verenigd met het "Seminaire des Ordinands" van Limoges. Zij wordt niet opgegeven en de zaken van de abdij worden tot en met de Revolutie beheerd. De Revolutie betekende het definitieve einde van de instelling.
De kroniek van Geoffroy vermeldt bijna niets van de gebouwen. Er wordt enkel vermeld dat onder de abt Pierre, het monasterium in de vlammen opgaat die ook de versieringen, de boeken en verschillende andere zaken vernielen. Dit had waarschijnlijk plaats tussen 1060 en 1082.
Na deze ramp werd de reconstructie van de gebouwen één van de eerste zorgen van de abt, Gérold de Lestrade, door Saint-Martial gestuurd om te Vigeois orde op zaken te stellen. Tussen 1096 en 1124 vermelden verschillende charters opzettelijk de schenkingen "ad opus monasterii". Deze teksten leveren echter geen precieze datum van het gebouw dat gedeeltelijk bewaard is gebleven. De schenkingen die volgden gedurende de jaren van de werken, vermelden niets of het gaat om de kerk of de monastieke gebouwen. Het is aan te nemen dat rond het midden van de 12de eeuw het gehele monasterium vernieuwd was.
De eerste vernielingen schijnen verband te houden met de Honderdjarige Oorlog daar in 1489 de bisschop van Limoges opdracht heeft tot verbouwingen. Maar het is gedurende de burgeroorlog in de 16de eeuw, in 1590, dat hieronder het gebouw heeft geleden. De opzettelijke beschadiging en die nog op verschillende kapitelen zichtbaar zijn, is waarschijnlijk het gevolg van een aanval dat het schip liet instorten en de monastieke gebouwen die zich ten zuiden van de kerk bevonden, werden geruïneerd.
In de loop van de 17de eeuw, rond 1670, wordt de kerk vermeld als in een slechte staat. In 1705 wordt een nieuwe brand vermeld. Het beschrijf van de vereniging met het seminarie van Limoges in 1746 benadrukt dat er te Vigeois geen enkel restant van de kloostergang noch van de eigen omgeving van de monniken overeind is.
Na de Revolutie wordt de kerk volledig het bezit van de parochie, op een moment dat de kerk zich in een erbarmelijke staat bevindt.
Op 12 juli 1886 wordt de kerk geklasseerd als Historisch Monument. Op het einde van deze eeuw wordt de apsis vrijgemaakt van de onroerende goederen die deze omringen.
In 1906 en 1907 wordt de restauratie van de oostelijke delen uitgevoerd onder leiding van architect Chaine. Hij reconstrueert de noordelijke kapel die verdwenen was, op model van de zuidelijke.
Van 1926 tot 1928 realiseert men het buitenste plaveisel en omringt het kooreinde met hekwerk. De werken aan het dak in 1942 verhinderen niet dat enige jaren later de gewelven van het schip instorten. Op dat moment constateert men de slechte staat van de constructie die vervangen wordt.
Een belangrijke restauratie van het gebouw wordt in de laatste jaren van de 20ste eeuw gerealiseerd. Na archeologisch opgravingen wordt het kooreinde in 1995 gereinigd. In 1999 volgt een belangrijke restauratie van de binnenzijde met een restauratie van het parament, de bevloering en de gewelven. Ook de kapitelen worden op dat moment gerestaureerd.
Beschrijving.
Op het plan vertoont de kerk van Vigeois een belangrijk halfrond kooreinde voorzien van 3 kranskapellen maar zonder kooromgang. Het transept opent zich op het nauwe en uitstekende koorplan voorzien van 2 absidiolen die met het korte schip van de 19de eeuw in verbinding staat. Men bemerkt dat het polygonale plan van het kooreinde hernomen is in de kapel in de as en bij de 2 absidiolen terwijl beide andere kranskapellen halfcirkelvormig zijn.
De bijna cirkelvormige massa van het kooreinde rijst op tussen de 2 achthoekige torentjes waarin zich de trappen bevinden die de toegang verschaffen tot de kapconstructie. Aan het bovenste gedeelte is deze doorbroken door een rij van 7 vensters. Op het onderste niveau openen zich in de as van de kapellen in de scheidingsmuren van deze de belangrijkste vensters. Enkel de koorvensters bezitten lijstwerk van het type "Limousine", die begin 20ste eeuw gerestaureerd zijn.
Deze afwisseling in het plan van de kapellen wordt eveneens benadrukt door hun buitenste decor. Iedere hoek van de wanden van de centrale kapel en de absidiolen van het transept is versterkt door een steunbeerzuil die op een ondermuurtje rusten. Door de overgang van gebeeldhouwde kapitelen zijn deze zuilen verbonden met elkaar door boogreeksen die op hun uiteinde terugvallen op de granieten modillons en verlengen zich rond de vensters, tussen de kapellen gesitueerd waar zij op de modillons rusten. De voorzijde van de 2 andere kapellen zijn enkel afgewisseld door de rechthoekige steunberen, door een waterlijst beëindigd op het niveau van het bovenste gedeelte van de vensters. Op dit decor voegt zich een effect van polychromie toe. Het metselverband van de muren is gevormd door een mengeling van granieten en zandblokkken met verschillende kleuren, met maatstenen aan de hoeken, de steunberen en de omkadering van de vensters. Dit metselwerk staat in contrast met de witte gebeeldhouwde kapitelen, allen gerealiseerd in kalksteen. De modillons daarentegen zijn in graniet.
De brede koorruimte die overdekt is met een halfkoepel, opent zich langs een ingangsboog van 13 meter die rust op een zware voetmuur bedekt met een eenvoudige impost. Met een grote strengheid stellen de nauwe kapellen, naakte muren voor die waarschijnlijk voorbestemd waren om beschilderd te worden. Het is aan de omtrek van het koor waar zich het voornaamste decor bevindt. De muren worden geanimeerd door brede boogreeksen die kapellen omkaderen en andere meer nauwere, rond de vensters van de tussenliggende wanden. Deze boogreeks valt door tussenkomst van gebeeldhouwde kapitelen op 8 half ingewerkte zuilen. Bovenaan onderlijnt een band van lijstwerk de aanvang van het gewelf waarop zich 7 vensters openen.
Het transept stelt zich voor als een hoog rechthoekig massief. Twee deuren die de toegang verschaffen tot de traptorentjes zijn tussen de kapellen en het koor uitgewerkt. Elk van de puntgevelmuren van de transeptarmen zijn doorbroken met een hoog rondboogvenster en een ingang in het onderste gedeelte. In het zuiden is deze ingang dichtgestopt en gaf toegang tot de kloostergebouwen.
Temidden van de 4 zuilen die de kruising begrenzen, heeft deze in het westen talrijke wijzigingen ondergaan. De kapitelen die deze zuilen tooien, behoren tot dezelfde sperie beeldhouwwerken als deze van het koor. De 2 transeptarmen zijn overdekt met een gebroken tongewelf terwijl bovenaan de kruising een houten plafond is aangebracht. Geen enkele aanwijzing laat toe om de oorspronkelijke overwelving aan te duiden.
In de gevel van de noordelijke transeptarm is een rechthoekig massief met een gootklos van kraagstenen uitgewerkt. Onder de eerste booglijst is een rij van archivolten geplaatst met 2 hollijsten, vervolgens vertoont een tweede, een voetring en in de laatste is een met festoenen spoor hernomen door de voetring die zoals bij de voorgaande de colonnetten inhouden. De intrados van de ingang is veellobbig wat een decor in vele regio's hernomen en dan vooral in de Limousin. Elk van de 6 uitsprongen, als een afgerond uiteinde in kalksteen, laten zich in 2 cilinders van elkaar scheiden. De 4 tussenliggende uitsprongen zijn versierd met een gebeeldhouwd dierenmotief in een sterk reliëf. Deze aan de uiteinden die enkel Griekse friezen voorstellen, vormen het dekstuk van de in kalk gebeeldhouwde kapitelen. Aan weerszijden van de ingang bezetten 2 verminkte beelden die waarschijnlijk profeten voorstellen, 2 kleine nissen afgesloten door een mijterboog. Links is in een reliëf van graniet, een leeuw gebeiteld.
Het huidige moderne schip houdt 2 traveeën in. De oorspronkelijke samenstelling blijft gissen zelfs als meen een koepelreeks in het type van het kooreinde kan overwegen. De afmetingen van de rechthoek op de kruising alsook de zwake pijlers in het schip, sluiten dit uit. Het schip werd afgebroken in de 19de eeuw en een tekening van 1852 laat veronderstellen dat dit oorspronkelijke schip terugging tot de 11de eeuw.
Het geheel van gebeeldhouwde kapitelen.
De recente restauraties aan de binnenzijde van het gebouw hebben interessante sporen van polychromie op de kapiteellichamen aan het licht gebracht. Het is moeilijk te verklaren om het hier om originele beschilderingen gaat zelfs als het gamma van de gebruikte tinten zoals oker en bruin naar een zekere ouderdom verwijzen.
Deze delen waarvan de gehistoriseerde het merendeel vormen, zijn interessant zowel op iconografisch als op stilistisch vlak. Zij bezetten een belangrijke plaats in de ontwikkeling van de romaanse beeldhouwkunst in de Bas-Limousin.
Uitgezonderd een evocatie van Daniël in de Leeuwenkuil zijn de thema's allemaal ontleend aan het Nieuwe Testament waarbij het merendeel ontleend is aan het openbare leven van Jezus maar een klein deel gaat ook over de Kindertijd, de Aankondiging, de Aankondiging aan de herders, de Verrijzenis en de Zaligmaking van Christus. Van groot belang is eveneens de Bekoring in de woestijn dat 2 kapitelen beslaat in de as van de kerk, net achter het altaar.
De nadruk is eveneens gelegd op 2 parabels namelijk deze van de Slechte Rijke en de Arme Lazarus welke is weergegeven op 3 kapitelen van de koorzijde en de Barmhartige Samaritaan op 2 kapiteellichamen van het koor. Over het algemeen is de voornaamste iconografische bron het evangelie van Lucas. Enkele verwijzingen zoals de gelijkstelling van de Samaritaan tot Christus verwijzen naar een patristiche invloed. De geschiedenis van Zacharias en het mirakel van Christus zijn eveneens nagebootst.
De stijl van de kapiteellichamen verwijst met een grote kracht naar verschillende invloeden uit de Languedoc maar sluit geen plaatselijke kenmerken uit. Het terugkerend gebruik van mandorla's in hun gebruikelijke functie bij voorstellingen van heiligen structureren heel sterk de compositie. Toch zijn de personages op het kapiteellichaam met een grote vrijheid voorgesteld. De technieken zoals hun hergroepering onder de hoeken of hun quasi theatrale frontaliteit geven bijzonder levendige scenes weer.
Bronnen.
-Marie-Madeleine Macary in Sculpture romane en Bas-Limousin; Editions Pierre Fanlac; Périgueux 1966.
-Evelyne Proust in la Sculpture romane en Bas-Limousin; Editions Picard 2004.
-Jean Maury in Limousin Roman; La Nuit des Temps 11, Editions Zodiaque; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1974.
Bijlagen.
-https://atlas-roman.blogspot.com/2018/02/19-correze-romane.html
-https://atlas-roman.blogspot.com/2018/03/vigeois-eglise-abbatiale-saint-pierre.html
-https://www.google.com/maps/d/viewer?hl=es&mid=1KWppt04q0TmflTPw1is-kCOs1_k&ll=45.19585713323722%2C1.816110980468693&z=10
-https://monumentum.fr/eglise-saint-pierre-pa00099955.html
-https://www.pop.culture.gouv.fr/notice/merimee/PA00099955
-https://fr.wikipedia.org/wiki/Abbaye_Saint-Pierre_du_Vigeois
-https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Abbatiale_Saint-Pierre_de_Vigeois?uselang=fr
-http://www.petit-patrimoine.com/fiche-petit-patrimoine.php?id_pp=19285_1
-https://www.flickr.com/search?sort=relevance&text=Vigeois%20(correze)%20eglise
-https://grandmont.pagesperso-orange.fr/Vigeois.html
-https://www.limousin-medieval.com/vigeois
-https://www.vigeois.com/eglises.php
-http://correzeromane.free.fr/notice.php?nom=Vigeois
-https://www.patrimoine-religieux.fr/eglises_edifices/19-Corr%c3%a8ze/19285-Vigeois/173217-egliseStPierre
-https://clochers.org/Fichiers_HTML/Accueil/Accueil_clochers/19/accueil_19285.htm
-https://photos.google.com/album/AF1QipNsu3vaA2EKWBYmNljJCq9R3moHJLb-u7swHswQ
-https://www.geoportail.gouv.fr/carte
Voor de daaropvolgende eeuwen zijn de bronnen ongekend. Volgens het merendeel van de auteurs heeft het monasterium vernielingen en plunderingen ondergaan door de Vikingen. Het is waarschijnlijk dat tijdens deze periode de relieken van een zekere Madagolde vanuit Engeland zijn overgebracht.
De geschiedenis van de 11de en 12de eeuw zijn beter gekend dmv een kroniek van Geoffroy de Breuil, prior van Vigeois, die hierover in 1183-1184 schreef. Hierin verwijst hij dat in de loop van de 11de eeuw door de hebzucht van de leken, het monasterium talrijke ongeregeldheden onderging die een verzaking van de monastieke naleving teweegbracht. Hierdoor ging het monasterium voor een korte periode over naar de abdij van Solignac waardoor in 1082 de monniken onder het gezag vielen van een abt van Saint-Martial van Limoges om hen te reformeren. Op hetzelfde moment schonk de landsheer van Bré de abdij die hij op een onrechtmatige wijze had verkregen aan de monniken van Limoges. De grote abt van Saint-Martial, Adémar, die door Cluny was aangesteld na de inbeslagname van de abdij van Limoges in 1062-1063, voerde te Vigeois de observatie van Cluny in. Hij voegde definitief Vigeois bij Saint-Martial, alhoewel het monasterium zijn titel als abdij en zijn eigen zetel behield. Vanaf dan werd de abt van Vigeois aangesteld door deze van Saint-Martial en dit uit de monniken van zijn abdij.
Vier abt kenmerken de opleving van zowel het spirituele als het wereldlijke leven van de abdij van Vigeois. De eerste was Gérold de Lestrade, gestuurd door de abt Adémar van Saint-Martial. Met Pierre Albain, Rainald de Roffignac en Adémar de Bré worden de sterke banden tussen Saint-Pierre van Vigeois en Saint-Martial bevestigd. Dankzij de talrijke schenkingen verrijkt de abdij zich. Bij het begin van de 12de eeuw is zij in het bezit van een 12-tal kerken en telt in 1216 een 20-tal monniken.
Voor de volgende eeuwen wordt de documentatie opnieuw zeldzaam. Reeds in de 14de eeuw zouden de monniken van Vigeois aan de heerschappij van Saint-Martial ontsnapt zijn en vielen zij onder de onafhankelijkheid van de bischoppen van Limoges. Op het einde van de volgende eeuw gaat zij over naar het regime van de commende.
Vervolgens kwam de beproeving van de Godsdienstoorlogen. Toen in 1636 Pierre de Pompadour als abt is benoemd zijn er nog slechts een tiental religieuzen aanwezig. De toetreding van het monasterium tot de "Congregation des Etemps" van de provincie Guyenne herstelt tijdelijk het spirituele leven, zelfs nog in 1742 toen de religieuzen elk apart leven als seculiere priesters. Het klooster is op dat moment reeds 200 jaar vernield.
Op 07 november 1746 wordt de abdij verenigd met het "Seminaire des Ordinands" van Limoges. Zij wordt niet opgegeven en de zaken van de abdij worden tot en met de Revolutie beheerd. De Revolutie betekende het definitieve einde van de instelling.
De kroniek van Geoffroy vermeldt bijna niets van de gebouwen. Er wordt enkel vermeld dat onder de abt Pierre, het monasterium in de vlammen opgaat die ook de versieringen, de boeken en verschillende andere zaken vernielen. Dit had waarschijnlijk plaats tussen 1060 en 1082.
Na deze ramp werd de reconstructie van de gebouwen één van de eerste zorgen van de abt, Gérold de Lestrade, door Saint-Martial gestuurd om te Vigeois orde op zaken te stellen. Tussen 1096 en 1124 vermelden verschillende charters opzettelijk de schenkingen "ad opus monasterii". Deze teksten leveren echter geen precieze datum van het gebouw dat gedeeltelijk bewaard is gebleven. De schenkingen die volgden gedurende de jaren van de werken, vermelden niets of het gaat om de kerk of de monastieke gebouwen. Het is aan te nemen dat rond het midden van de 12de eeuw het gehele monasterium vernieuwd was.
De eerste vernielingen schijnen verband te houden met de Honderdjarige Oorlog daar in 1489 de bisschop van Limoges opdracht heeft tot verbouwingen. Maar het is gedurende de burgeroorlog in de 16de eeuw, in 1590, dat hieronder het gebouw heeft geleden. De opzettelijke beschadiging en die nog op verschillende kapitelen zichtbaar zijn, is waarschijnlijk het gevolg van een aanval dat het schip liet instorten en de monastieke gebouwen die zich ten zuiden van de kerk bevonden, werden geruïneerd.
In de loop van de 17de eeuw, rond 1670, wordt de kerk vermeld als in een slechte staat. In 1705 wordt een nieuwe brand vermeld. Het beschrijf van de vereniging met het seminarie van Limoges in 1746 benadrukt dat er te Vigeois geen enkel restant van de kloostergang noch van de eigen omgeving van de monniken overeind is.
Na de Revolutie wordt de kerk volledig het bezit van de parochie, op een moment dat de kerk zich in een erbarmelijke staat bevindt.
Op 12 juli 1886 wordt de kerk geklasseerd als Historisch Monument. Op het einde van deze eeuw wordt de apsis vrijgemaakt van de onroerende goederen die deze omringen.
In 1906 en 1907 wordt de restauratie van de oostelijke delen uitgevoerd onder leiding van architect Chaine. Hij reconstrueert de noordelijke kapel die verdwenen was, op model van de zuidelijke.
Van 1926 tot 1928 realiseert men het buitenste plaveisel en omringt het kooreinde met hekwerk. De werken aan het dak in 1942 verhinderen niet dat enige jaren later de gewelven van het schip instorten. Op dat moment constateert men de slechte staat van de constructie die vervangen wordt.
Een belangrijke restauratie van het gebouw wordt in de laatste jaren van de 20ste eeuw gerealiseerd. Na archeologisch opgravingen wordt het kooreinde in 1995 gereinigd. In 1999 volgt een belangrijke restauratie van de binnenzijde met een restauratie van het parament, de bevloering en de gewelven. Ook de kapitelen worden op dat moment gerestaureerd.
Beschrijving.
Op het plan vertoont de kerk van Vigeois een belangrijk halfrond kooreinde voorzien van 3 kranskapellen maar zonder kooromgang. Het transept opent zich op het nauwe en uitstekende koorplan voorzien van 2 absidiolen die met het korte schip van de 19de eeuw in verbinding staat. Men bemerkt dat het polygonale plan van het kooreinde hernomen is in de kapel in de as en bij de 2 absidiolen terwijl beide andere kranskapellen halfcirkelvormig zijn.
De bijna cirkelvormige massa van het kooreinde rijst op tussen de 2 achthoekige torentjes waarin zich de trappen bevinden die de toegang verschaffen tot de kapconstructie. Aan het bovenste gedeelte is deze doorbroken door een rij van 7 vensters. Op het onderste niveau openen zich in de as van de kapellen in de scheidingsmuren van deze de belangrijkste vensters. Enkel de koorvensters bezitten lijstwerk van het type "Limousine", die begin 20ste eeuw gerestaureerd zijn.
De brede koorruimte die overdekt is met een halfkoepel, opent zich langs een ingangsboog van 13 meter die rust op een zware voetmuur bedekt met een eenvoudige impost. Met een grote strengheid stellen de nauwe kapellen, naakte muren voor die waarschijnlijk voorbestemd waren om beschilderd te worden. Het is aan de omtrek van het koor waar zich het voornaamste decor bevindt. De muren worden geanimeerd door brede boogreeksen die kapellen omkaderen en andere meer nauwere, rond de vensters van de tussenliggende wanden. Deze boogreeks valt door tussenkomst van gebeeldhouwde kapitelen op 8 half ingewerkte zuilen. Bovenaan onderlijnt een band van lijstwerk de aanvang van het gewelf waarop zich 7 vensters openen.
Temidden van de 4 zuilen die de kruising begrenzen, heeft deze in het westen talrijke wijzigingen ondergaan. De kapitelen die deze zuilen tooien, behoren tot dezelfde sperie beeldhouwwerken als deze van het koor. De 2 transeptarmen zijn overdekt met een gebroken tongewelf terwijl bovenaan de kruising een houten plafond is aangebracht. Geen enkele aanwijzing laat toe om de oorspronkelijke overwelving aan te duiden.
In de gevel van de noordelijke transeptarm is een rechthoekig massief met een gootklos van kraagstenen uitgewerkt. Onder de eerste booglijst is een rij van archivolten geplaatst met 2 hollijsten, vervolgens vertoont een tweede, een voetring en in de laatste is een met festoenen spoor hernomen door de voetring die zoals bij de voorgaande de colonnetten inhouden. De intrados van de ingang is veellobbig wat een decor in vele regio's hernomen en dan vooral in de Limousin. Elk van de 6 uitsprongen, als een afgerond uiteinde in kalksteen, laten zich in 2 cilinders van elkaar scheiden. De 4 tussenliggende uitsprongen zijn versierd met een gebeeldhouwd dierenmotief in een sterk reliëf. Deze aan de uiteinden die enkel Griekse friezen voorstellen, vormen het dekstuk van de in kalk gebeeldhouwde kapitelen. Aan weerszijden van de ingang bezetten 2 verminkte beelden die waarschijnlijk profeten voorstellen, 2 kleine nissen afgesloten door een mijterboog. Links is in een reliëf van graniet, een leeuw gebeiteld.
(Heilige Petrus en Paulus)
Het huidige moderne schip houdt 2 traveeën in. De oorspronkelijke samenstelling blijft gissen zelfs als meen een koepelreeks in het type van het kooreinde kan overwegen. De afmetingen van de rechthoek op de kruising alsook de zwake pijlers in het schip, sluiten dit uit. Het schip werd afgebroken in de 19de eeuw en een tekening van 1852 laat veronderstellen dat dit oorspronkelijke schip terugging tot de 11de eeuw.
Het geheel van gebeeldhouwde kapitelen.
De recente restauraties aan de binnenzijde van het gebouw hebben interessante sporen van polychromie op de kapiteellichamen aan het licht gebracht. Het is moeilijk te verklaren om het hier om originele beschilderingen gaat zelfs als het gamma van de gebruikte tinten zoals oker en bruin naar een zekere ouderdom verwijzen.
(Verrijzenis van de zoon van de weduwe van Naïm)
(Verrijzenis van de zoon van de weduwe van Naïm)
(Verleiding van Christus in de woestijn)
Deze delen waarvan de gehistoriseerde het merendeel vormen, zijn interessant zowel op iconografisch als op stilistisch vlak. Zij bezetten een belangrijke plaats in de ontwikkeling van de romaanse beeldhouwkunst in de Bas-Limousin.
Uitgezonderd een evocatie van Daniël in de Leeuwenkuil zijn de thema's allemaal ontleend aan het Nieuwe Testament waarbij het merendeel ontleend is aan het openbare leven van Jezus maar een klein deel gaat ook over de Kindertijd, de Aankondiging, de Aankondiging aan de herders, de Verrijzenis en de Zaligmaking van Christus. Van groot belang is eveneens de Bekoring in de woestijn dat 2 kapitelen beslaat in de as van de kerk, net achter het altaar.
(Daniël in de leeuwenkuil)
(de Aankondiging)
( Aankondiging aan de herders)
(Aankondiging aan de herders)
(Verering van Christus)
(4 heilige Vrouwen aan het Graf)
(Verrijzenis van Christus)
(Verleiding van Christus in de woestijn)
(Verleiding van Christus in de woestijn)
De nadruk is eveneens gelegd op 2 parabels namelijk deze van de Slechte Rijke en de Arme Lazarus welke is weergegeven op 3 kapitelen van de koorzijde en de Barmhartige Samaritaan op 2 kapiteellichamen van het koor. Over het algemeen is de voornaamste iconografische bron het evangelie van Lucas. Enkele verwijzingen zoals de gelijkstelling van de Samaritaan tot Christus verwijzen naar een patristiche invloed. De geschiedenis van Zacharias en het mirakel van Christus zijn eveneens nagebootst.
(Parabel Slechte Rijke en Arme Lazarus)
(Parabel Slechte Rijke en Arme Lazarus)
(Parabel Slechte Rijke en Arme Lazarus)
(Parabel Slechte Rijke en Arme Lazarus)
(Parabel Slechte Rijke en Arme Lazarus)
(Parabel Barmhartige Samaritaan)
(Parabel Barmhartige Samaritaan)
(Parabel Barmhartige Samaritaan)
De stijl van de kapiteellichamen verwijst met een grote kracht naar verschillende invloeden uit de Languedoc maar sluit geen plaatselijke kenmerken uit. Het terugkerend gebruik van mandorla's in hun gebruikelijke functie bij voorstellingen van heiligen structureren heel sterk de compositie. Toch zijn de personages op het kapiteellichaam met een grote vrijheid voorgesteld. De technieken zoals hun hergroepering onder de hoeken of hun quasi theatrale frontaliteit geven bijzonder levendige scenes weer.
Bronnen.
-Marie-Madeleine Macary in Sculpture romane en Bas-Limousin; Editions Pierre Fanlac; Périgueux 1966.
-Evelyne Proust in la Sculpture romane en Bas-Limousin; Editions Picard 2004.
-Jean Maury in Limousin Roman; La Nuit des Temps 11, Editions Zodiaque; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1974.
Bijlagen.
-https://atlas-roman.blogspot.com/2018/02/19-correze-romane.html
-https://atlas-roman.blogspot.com/2018/03/vigeois-eglise-abbatiale-saint-pierre.html
-https://www.google.com/maps/d/viewer?hl=es&mid=1KWppt04q0TmflTPw1is-kCOs1_k&ll=45.19585713323722%2C1.816110980468693&z=10
-https://monumentum.fr/eglise-saint-pierre-pa00099955.html
-https://www.pop.culture.gouv.fr/notice/merimee/PA00099955
-https://fr.wikipedia.org/wiki/Abbaye_Saint-Pierre_du_Vigeois
-https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Abbatiale_Saint-Pierre_de_Vigeois?uselang=fr
-http://www.petit-patrimoine.com/fiche-petit-patrimoine.php?id_pp=19285_1
-https://www.flickr.com/search?sort=relevance&text=Vigeois%20(correze)%20eglise
-https://grandmont.pagesperso-orange.fr/Vigeois.html
-https://www.limousin-medieval.com/vigeois
-https://www.vigeois.com/eglises.php
-http://correzeromane.free.fr/notice.php?nom=Vigeois
-https://www.patrimoine-religieux.fr/eglises_edifices/19-Corr%c3%a8ze/19285-Vigeois/173217-egliseStPierre
-https://clochers.org/Fichiers_HTML/Accueil/Accueil_clochers/19/accueil_19285.htm
-https://photos.google.com/album/AF1QipNsu3vaA2EKWBYmNljJCq9R3moHJLb-u7swHswQ
-https://www.geoportail.gouv.fr/carte
Geen opmerkingen:
Een reactie posten