Eglise Saint-Julien
te Meillers
Beschrijving.
De kerk is tussen 1180 en 1248 opgericht. Zij was gesitueerd in de kasselrij van Bourbon en hing af van het bisdom van Bourges. De kerk is geplaatst onder het patronaat van Saint-Julien en hing af van de priorij van de Benedictijnessen van Saint-Menoux.
Bij dit Romaanse gebouw is de apsis in halfrond, het koor met 2 traveeën en het schip met 3 traveeën. De zijbeuken werden in de Romaanse periode opgericht tijdens de 2de bouwcampagne. De 2 kapellen die zijn toegevoegd aan de zuidelijke gevel, zijn in de 19de eeuw opgericht en de noordelijke kapel in de 15de eeuw.
Het portaal van de kerk is gekend voor de versiering van de kapitelen die de zuilen aan weerszijden van de ingang bekronen. Ze zijn versierd met musicerende dieren waaronder een leeuw die viool speelt en een ezel de harp. Deze zijn geïnspireerd door de antieke fabelschrijver Phedrius. Men bemerkt eveneens een kapiteel gebeeldhouwd met een ridder met het hoofd van een haan, zonder zijn harnas die tracht een dier met een hanenkop, met poten van een stier en met vleugels van een arend te onderwerpen. Nog op een andere kapiteel bemerkt men een acrobaat.
Het timpaan van het portaal stelt in zijn midden een zegende Christus voor, omringd door een mandorla die wordt vastgehouden door 2 engelen en beschermd door een baldakijn in mijtervorm. Aan iedere zijde zijn onder de boogreeksen in rondboog, 5 apostelen gebeeldhouwd. Er ontbreken Judas en Thomas die de 2 belangrijkste zijn in de esoterische traditie van het christendom. Dit timpaan doet denken aan dit van Thuret waarbij beide kerken sterke gelijkenissen vertonen.
Aan de westelijke gevel nog, ter hoogte van het fronton, stelt een ster met 8 stralen een gat in zijn midden voor.
De klokkentoren die van een onregelmatige langwerpig plan is, stelt 2 verdiepingen voor doorbroken met rondbogen en gescheiden door paarsgewijze colonnetten. Kleine modillons ondersteunen de aanzet van de korte spits waarvan het plan overeenkomt met de hoeken van de klokkentoren en zich verbinden door driehoekige taluds.
Het schip houdt 3 traveeën in waarvan het tongewelf hoger is dan het gewelf van het koor. De zijbeuken werden in een latere periode beëindigd.
Aan de achterkant van de westelijke gevel laten kapitelen met 2 zware, half ingewerkte zuilen, zich opmerken door hun rankversiering. In het westen als in het oosten steunt het gewelf zich op 2 bogen die overeenkomen met de kraagstenen versierd met maskers. Verschillende figuren zijn gesitueerd onder de pijlers van de klokkentoren waarvan het symbolisme geheimzinnig blijft. Misschien moet men deze in hun geheel zien om de sleutel van het raadsel te vinden.
Het koor wordt overwelfd met een tongewelf in rondboog en met een halfkoepel, die gerestaureerd werden. Twee pijlers dateren van de 10de eeuw.
Men betreedt de noordelijke kapel langs een nauwe doorgang waar men de wapens bemerkt van een familie van Meillers. Daar bevindt zich O.L.V. van Meillers als een zwarte Maagd uit de Bourbon en eveneens één van de oudste is, gemaakt in de traditie van de Auvergne. Zij is in gemaroufleerd hout en draagt nog de sporen van polychromie. Op maat gemaakt in notenhout, meet zij 0,87 meter hoog. Enkel de Maagd is van de Romaanse periode; haar handen, de stoel en het kind zijn later toegevoegd geweest.
Bron.
- Jean Dupont in Nivernais-Bourbonnais roman; Editions de Zodiaque, la Nuit des Temps 45; abbaye de Sainte-Marie de la Pierre qui vire 1976.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten