Zoeken in deze blog

maandag 19 december 2022

Ancienne église Saint-Julien te Sennecey-le-Grand (Saône-et-Loire 71)

 Ancienne église Saint-Julien 

te Sennecey-le-Grand


Geschiedenis.
Het gehucht Saint-Julien maakt vandaag deel uit van Sennecey-le-Grand, op ongeveer 18 km ten zuiden van Chalon-sur-Saône en Tournus op een 10-tal km.
Oorspronkelijk was Sennecey enkel een gehucht van de parochie van Saint-Julien-lès-Sennecey, of van Saint-Julien-le-Château.
Reeds in de 6de eeuw wordt er melding gemaakt van een dorp genaamd Saint-Julien, aan de voet van de heuvel Saint-Martin.  Men heeft geen weet van de stichtingsdatum van de eerste kerk Saint-Julien maar de oudste vermelding bevindt zich in het cartularium van de abdij Saint-Marcel.  Het is een akte waarin Gontran, koning van Bourgondië, als 2de kind van Chlotarius I en kleinkind van Clovis I, na de verdeling van de koninkrijken Bourgondië en Orléans in 561, de kapel van Saint-Julien schenkt aan de abdij Saint-Marcel die hij gesticht had. 
In 885 is de kapel, die een kerk geworden was, inbegrepen in een schenkingsakte "Consenti" door Karel de Kale, aan dezelfde abdij van Saint-Marcel.  De abt van Saint-Marcel, nabij Chalon, was als gevolg van deze schenking, de patroonheilige van de kerk Saint-Julien tot en met de Revolutie in 1789.
Volgens Christian Sapin is het mogelijk dat de kerk ontstaan zijn uit een gebedshuis van een oude Karolingische villa.
Zij kent als gevolg verschillende veranderingen in de 14de en 15de eeuw en bleef een parochiekerk tot in 1830.  Toen werd zij verlaten voor een nieuwe, grotere kerk die opgericht was op de plaats van het oude kasteel van Sennecey, dat tijdens deze periode werd afgebroken. Zij bleef blootgesteld aan de meest verfoeilijke ontheiligingen en de priester van de plaats stemde zelfs in met de verkoop van het schip aan een particulier. Enkel het koor bleef voorbehouden aan de gemeente alsook de 2 kapellen gebouwd door de heren van de la Tour-de-Sennecey en de heren van Ruffey.  Maar dit gedeelte ging ook bijna teloor als gevolg van het verlaten door de administratie terwijl kolonel Max Niepce, de burgemeester, het voornemen had in 1897 om de cultus te herstellen en te restaureren wat de gemeente nog bewaarde van de oude kerk

Beschrijving.
De oorspronkelijke kerk uit de 11de eeuw omvatte een koor overwelfd met een halfkoepel, een schip overwelfd met een tongewelf met zijbeuken die zich beëindigden door halfronde absidiolen en een vierkante toren die rustte op een koepel met trompen, met aan zijn basis 4 vierkante pijlers tussen het koor en de hoofdbeuk.   In de 15de eeuw werd het koor met halfkoepel vervangen door een vierkant koor van 2 traveeën waarbij de bogen van de ribgewelven gesteund worden door de half ingebrachte zuilen in de muur.  Links hiervan werd in 1489 de kapel Broard door Johan Broard, een lid van een patriciërgeslacht te Sennecey, gesticht.  Rechts van het koor werd de kapel van Ruffey en Lugny gesticht op het einde van de 14de eeuw door Claude de Lugny. 














De noordelijke zijde van de kerk waarop zich oorspronkelijk enkel  de vierkante steunberen die de muren van het schip ondersteunden, is geflankeerd van constructies uit verschillende periodes met de kapel Vellaufaut uit de 14de eeuw, de kapel Broard uit de 15de eeuw met hierboven een wapenschild.  Tussen deze beide bevindt zich een ingang uit de 18de eeuw met hierboven een kleine nis die het beeld van Saint-Julien inhoudt.  Naast de kapel Broard bevindt zich het traptorentje dat leidt naar de klokkentoren. 
Deze klokkentoren verheft zich op het transept.  Hij dateert uit de periode van de oprichting van de kerk en is opgericht in klein metselverband met 2 verdiepingen.  De 1ste verdieping wordt op iedere zijde geopend door 2 paarsgewijze bogen, gescheiden door een ronde, cirkelvormige pijler in metselwerk en bekroond met een dekstuk.  Deze bogen, iets naar achter geplaatst tov de gevel, openen zich onder een dubbele booglijst die deze omgeeft.  De 2de verdieping die in een kleine terugval is tov de 1ste verdieping, op opengewerkt door 4 nauwe en hoge rondbogen, omkaderd door een dubbele ontlastingsboog.  De gootklos rust op een decoratie van zaagtanden die men eveneens terugvindt in verschillende kerken uit de 11de eeuw.  Het dak van de toren met 4 zijden is overdekt met lavapannen.





Aan de zuidelijke zijde van de kerk bevindt zich in uitbouw de kapel van Ruffey uit het einde van de 15de eeuw, geflankeerd van 3 steunberen.  Bovenaan het rechter venster bemerkt men de wapens van Lugny omkaderd door slingers waarop men de naam van deze familie kan aflezen. 




Het westelijke portaal, verborgen door een portiek uit de 17de eeuw, stelt een ingang in rondboog voor verdubbeld aan de buitenzijde van een versierde archivolt welk rust op de dekstukken ondersteund door de colonnetten met versierde kapitelen en basissen.  Een breed venster uit de 15de eeuw opent zich bovenaan dit portaal, en 2 kleine rondboogvensters zijn doorbroken in de as van de zijbeuken.



Het schip van 20,50 meter lengte houdt 4 traveeën in van gelijke afmetingen en is overwelfd met een gebroken tongewelf op gordelbogen.  De grote boogreeksen zijn eveneens gebroken en rusten op de kruisvormige pijlers in klein of middelgroot metselverband met een tussenliggende, schuin afgewerkte impost.  Zoals te Saint-Martin van Laive, bezit de centrale beuk niet over een directe verlichting.  De vensters van de zijbeuken zijn allen hernomen in een latere periode.  Deze zijbeuken zijn overwelfd met een tongewelf op gordelbogen en houden schildbogen in aan de muren.











De kruising van het transept is overdekt met een koepel op trompen.  De rondbogen van de kruising zijn lager dan deze van het schip en openen zich op de transeptarmen overwelfd met een tongewelf. Deze bewaard in het noorden is uitgerust met een muraalboog en houdt in het oosten een originele boog in die zich opende op de verdwenen absidiool zoals nu in het zuiden vervangen door een gotische kapel.






De verschillen in metselverband aan de basis van de klokkentoren verwijzen naar een moderne herneming en een oudere staat dan de muren van het schip die hier tegen aanleunen.  In het schip kan men eveneens vaststellen dat de pijlers van de 2 laatste traveeën in meer regelmatige breukstenen zijn en van een eenvoudig kruisvormig plan zonder de uitsprongen van de oostelijke traveeën.  Het is eveneens in het westen dat de boogreeksen een gebroken profiel bezitten.  Men kan veronderstellen dat deze steunen hernomen zijn tijdens een nieuwe overwelving van het schip.  Het westelijk deel vertoont eveneens een aantal wijzigingen.  Het is van deze periode dat het portaal behoort, gevormd met een rondboog omkaderd door een versierde archivolt met een voetring en bezanten die rusten op de schuin afgewerkte imposten.  Deze laatste staan op 2 kapitelen versierd met palmetten.







Bronnen.
- Christian Sapin in "Bourgogne romane"; Editions Faton; Dijon 2006.
Guy Lobrichon in "Bourgogne romane"; Editions Stéphane Bachès; Lyon 2013.
- Assoiation Sennecey patrimoine in "Eglise romane Saint-Julien de Sennecey-le-Grand"; 2021.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: