Zoeken in deze blog

zondag 24 juni 2018

Église Saint-Leu te Saint-Leu d'Esserant (Oise 60)

Église Saint-Leu 
te Saint-Leu d'Esserant

Geschiedenis.
De priorij van Saint-Leu is een oude afhankelijkheid van de Bourgondische abdij van Cluny en werd in 1081 gesticht door Hugues de Dammartin.


De vroegere kerk die einde 11de eeuw opgericht werd, verhief zich op de plaats van het huidige schip en deze kerk werd beëindigd door 3 oostelijke apsissen ter hoogte van de huidige achtste travee.  Twee kapitelen van deze eerste kerk kan men nu nog terugvinden aan de achterzijde van de westelijke gevel.



In de loop van het twee kwart van de 12de eeuw is een groot portaal toegevoegd met een kapel op de verdieping, voor de westelijke gevel.  Het portaal bezit Romaanse kenmerken, verbonden met een overwelving van ribben, zoals geregeld in het Île-de-France voorkwam in deze periode.
De rest van de kerk is Gotisch.  Het schip met kooromgang en kranskapellen is opgericht ten oosten van het vroegere Romaanse schip, in het derde kwart van de 12de eeuw.  Het koor wordt nog geflankeerd met 2 torens, in de traditie van de oostelijke delen van Saint-Germain-des-Près en Morienval in de 11de eeuw.  Deze klokkentorens schijnen afgeleid te zijn van de torens van de streek van Senlis en Valois.  Echter in vergelijking met Morienval en Saint-Germain-des-Près heeft Saint-Leu-d'Esserant geen transept.
Rond het begin van de 13de eeuw is het Romaanse schip afgebroken en een nieuw schip opgericht.
Tussen 1882 en 1885 is de kerk gerestaureerd met inbegrip van het Romaanse portaal door Selmersheim.  Na de verwoestingen tijdens WO II werd het opnieuw gerestaureerd door JP. Paquet.
Enkele gebouwen en kelders van de vroegere priorij bestaan nog aan de noordelijke zijde.  Deze werden met de Revolutie als Nationaal Goed verkocht en zijn nu voor het grootste gedeelte in privé-bezit.

Beschrijving.

Buitenzijde.
Het portaal wordt gevormd met 3 beuken en diepliggend één travee.  Beneden is hij geopend met 3 grote bogen en 2 zijbogen.  Het verdiep wordt opengewerkt door 6 bogen in de gevel.  De steunberen aan de hoeken en rechts aan de gevel verdeelt deze in 3 verticale delen.  Half in de muur aangebrachte zuiltjes verzachten de hoeken aan de steunberen, een detail welk men eveneens terugvindt aan de kathedraal van Chartres.  Het horizontalisme wordt gekenmerkt door een doorlopende band zoals op de steunberen, de steun van de bogen van het verdiep.  Deze is gebeeldhouwd met palmetten.  Een dakgoot van kleine bogen en modillons bekroont het bovenste verdiep.


Aan de zuidelijke zijde verheft zich een zware vierkante toren, met een achthoekige spits.  Ook een tweede toren was aanvankelijk voorzien in het noorden.  Een traptorentjes is toegevoegd aan de zuidelijke flank van de klokkentoren.  Vanuit het schip heeft deze toegang tot de kapel op de verdieping van het portaal.


Op de benedenverdieping zijn 3 openingen van de gevel omringt met archivolten in een gebroken boog.  De centrale boog is hoger met daarop een scherpe puntgevel.  Iedere binnenwaartse schuine verwijding is versierd met 6 zuiltjes.  Al de basissen en de kapitelen zijn herdaan geweest in de 19de eeuw.  De archivolten zijn versierd met een voetring, met 4 rijen van torische strepen en een rij van palmetten.  De puntgevel is onversierd.  De 2 zijdelingse bogen worden eveneens begrensd met zuiltjes met daarboven de archivolten.  Deze zijn onderverdeeld in 2 paarsgewijze bogen onder een timpaan.  De boog aan de noordelijke flank is geheel herwerkt daar zij aanvankelijk toegang verschafte tot de kloostergang van de priorij.  De zuidelijke boog die aan iedere zijde inspringt met zuiltjes telt 2 rijen van versierde sluitstenen met torische strepen tussen de voetringen en een rij van bloemen met 6 bloembladen.














Op de verdieping zijn al de vensters in rondboog en gegroepeerd per paren tussen de steunberen van de gevel.  Op het einde zijn ze omkaderd door 2 dunne cilinders.  De buitenste cilinder is gemoluurd met een dunne voetring.  De cilinders dragen op 4 half in de muur gezette zuiltjes.



De zuidelijke toren houdt 2 verdiepingen in.  De eerste is begrensd met steunberen die het portaal verlengen en vernauwen in de talud onder de band van de 2de verdieping.  Paarsgewijze rondbogen openen zich aan iedere zijde en worden omkaderd met 2 cilinders.  De cilinders zijn voorzien van een voetring.  Het lijstwerk van de dekstukken zet zich verder over de ganse omtrek van de toren.  De 2de verdieping is meer versierd.  Twee, brede gecentreerde bogen versieren iedere zijde en worden onderverdeeld in 2 bogen met een tussenzuiltje.  De kleine bogen zijn voorzien van een voetring; de grote bogen met 2 en een band aan de intrados.  Vier zuiltjes versieren de binnenwaartse verwijdingen.  De kapiteellichamen en de dekstukken zetten zich verder in een fries op de hoeken van de toren.  De andere, half in de muur gezette zuiltjes verbinden de top van de grote rondbogen en hun verbinding aan de bovenste gootklos.  Deze houdt een uitstekende tablet in, gebeeldhouwd met kleine bogen eindigend in een bloemvormige versiering.  De spits heeft 8 zijden en 4 kleine piramiden vernauwen de bovenste hoeken van de toren.




Het zuidelijke traptorentje behoort tot dezelfde campagne van oprichting.  Deze is versterkt met dunne zuiltjes als steunbeer, verbonden met gebroken bogen onder de gootklos welke de motieven van de gootklos van de klokkentoren herhaald.


Binnenzijde.
Het gelijkvloers van het portaal verdeelt zich in 3 naast elkaar liggende traveeën.  De ribgewelven werden in de 19de eeuw opnieuw herdaan met sleutels van gezichten die de oorspronkelijke inrichting in herinnering brengt.  Selmersheim heeft de inrichting van de ribben gerespecteerd.  Muraalbogen zijn hier afwezig.  Deze elementen, zoals we eveneens terugvinden bij het westelijke massief van Saint-Denis, wijzen op een datering van midden 12de eeuw, ongeveer rond 1140.  De ribben en de gordingen worden door de zware pijlers gedragen, gekleed met half ingewerkte zuilen. Eén ingang opent zich op het schip.  De muren die beide zijbeuken afsluiten zijn versierd met gebroken bogen.






Aan de achterzijde van de gevel bemerkt men 2 half in de muur ingewerkte zuilen die de oorspronkelijke breedte van het schip in herinnering brengen.  Deze hebben de basissen en kapitelen van het einde van de 11de eeuw.  De basissen houden geen voetringen in zoals dit de gewoonte was in de streek van het Île-de-France, einde 11de eeuw.  De kapiteellichamen kan men vergelijken met deze van Morienval en Oulchy-le-Château.  Het ene kapiteel vertoont hoofden aan de hoeken en de voorzijde is overdekt met groot gebladerte voorzien van nerven.  Het andere is met stengels en krullen versierd.





Met de toegang tot de tribune loopt een trap onder een tongewelf naar boven zoals het de gewoonte was tijdens de Romaanse periode.  De kapel op de verdieping is meer gerestaureerd dan het binnenste deel van het portaal.  Deze is eveneens verdeeld in 3 naast elkaar liggende traveeën.  De centrale travee opent zich op het schip langs een gebroken boog voorzien van voetringen en begrensde met half in de muur gezette zuilen.  Op het einde van de Middeleeuwen werd de muur bovenaan doorbroken met een roostervenster.  Het betreft hier een tribune in de geest van de Romaanse voorportalen.


De binnenzijde wordt verlicht door 6 rondboogvensters.  Boven de vensters bevindt zich een rondboog gedragen op zuiltjes.  De boog is aan de centrale en de noordelijke travee voorzien van voetringen en versierd met strepen of gebroken staven aan de zuidelijke travee.  De kapitelen zijn voorzien van dekstukken.  Hun kapiteellichamen zijn gebeeldhouwd met palmetten en hoekkrullen in reliëf.  Het is een meer geëvolueerd beeldhouwwerk dan de kapitelen aan de achterzijde van de gevel.  De half in de muur ingewerkte zuiltjes alsook de dekstukken zijn dunner.
Deze 3 traveeën waren bij hun aanvang reeds overwelfd met ribben.  De gordingen zijn gebroken en voorzien van 3 voetringen.  De ribben hebben een dik, archaïsch profiel.  Ze zijn versierd met een zware voetring tussen 2 rijen van strepen.  De sleutels zijn gebeeldhouwd met gezichten.  De bogen en de rondboogvensters versterken de geest van de Romaanse architectuur.

Bron.
- Anne Prache in Île-de-France romane; Editions de Zodiaque; la Nuit des Temps 60; abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: