Eglise Sainte-Madeleine
te Charnay-lès-Mâcon
Geschiedenis.
De eerste vermelding van het dorp van Charnay-lès-Mâcon dateert uit 739 in een testament van de patriciër Abbon "in pago Matascense Charnaco". Het is een gebied van een heel vroege bevolking en activiteiten zoals de antieke voorwerpen en begraafplaatsen van de hoge middeleeuwen suggereren. De toponiem van Charnay verschijnt in de 13de eeuw om uiteindelijk Charnay-lès-Mâcon te worden op het einde van de 19de eeuw.
Een eerste cultusgebouw is rond 968 vermeld in een charter 406 van het cartularium van Saint-Vincent van Mâcon; "capella in honore sancti Petri dicator et in villa Carnaco sita". Deze charter bevestigt de schenking van de kerk Saint-Pierre aan de priorij Saint-Pierre-Hors-les-Murs. Deze laatste was hoogwaarschijnlijk verbonden met de collegiale Saint-Pierre van Mâcon. De kerk van Charnay is tijdens deze periode reeds het centrum van een uitgestrekte parochie. Zij is eveneens een 'domkerk' wat zeggen wil dat de priester de bisschop van Mâcon moet bijstaan in zijn kathedraal tijdens de officiële vieringen. De priester hangt af van de benoeming van de prior van Saint-Pierre-Hors-les-Murs.
In het midden van de 12de eeuw is de kerk Saint-Pierre gedeeltelijk gereconstrueerd. Van het oorspronkelijke gebouw bewaart zij nog het koor en de basissen van de muren van het schip. Het bovenste gedeelte van het schip is herbouwd, net zoals de klokkentoren. De kerk van Charnay bezit dus een typisch plan van de kleine romaanse kerken van de regio met een éénbeukig rechthoekig schip aan iedere zijde verlicht door 3 rondbogen gevolgd van een travee onder de klokkentoren en een halfronde apsis.
Wat er met de kerk gebeurd in de volgende eeuwen is onzeker. Men weet in alle geval dat zij geplunderd en in brand werd gestoken rond 1567 door de protestantse troepen, de periode dus van de Godsdienstoorlogen. De klokken van het gebouw zijn weggenomen en weggebracht naar het kasteel van Verneuil dat bezet werd door de protestanten. De kerk is vanaf dan gesloten voor de vieringen tot en met een eerste grote restauratie die plaats vond in 1584. Het is eveneens tijdens deze periode dat het patronaatschap van Saint-Pierre gewijzigd werd naar Sainte-Marie-Madeleine.
De reconstructie van de klokkentoren en zijn travee zou dateren van gans begin 17de eeuw zoals het gebruik van lavapannen voor de overdekking van de piramide laat vermoeden. De nieuwe klokkentoren is blijkbaar een kopie van de originele romaanse maar minder verheven. Rond 1625 is de kapel van Verneuil in het noordwesten van het gebouw opgericht door Philippe Garnier, heer van Verneuil. Zij bevindt zich op de plaats van een grafkelder gebouwd door zijn voorganger in de 16de eeuw. Rond 1640 wordt de kapel Saint-Etienne, nu de kapel Sainte-Marie-Madeleine opgericht. Rond 1770 verschijnen er scheuren in de muren van het schip. Deze zijn veroorzaakt door de druk van het gewelf. De steunberen die het gebouw flankeren zijn aldus versterkt.
De revolutionaire periode spaart de kerk zeker niet. Geplunderd en beschadigd wordt zij in 1797 verkocht als nationaal bezit. Van 1797 tot 1799 ontvangt de kerk revolutionaire feesten of burgerlijke festijnen om de religieuze vieringen te vervangen en de Republiek als centrum van de sociale samenleving te installeren. De kerk wordt tenslotte in 183 teruggegeven voor de religieuze vieringen.
In de 19de eeuw is het gebouw verschillende keren gerestaureerd en gewijzigd geweest. Rond 1837 is het dak van de klokkentoren herdaan; een koepel van geverfde dakpannen vervangt de piramide met lavapannen. Rond 184 is de kapel toegevoegd in het zuidoosten en toegewijd aan de heilige Maagd. Rond 1852 is de kerk naar het westen toe vergroot dankzij de toevoeging van een narthex waarvan het verdiep een tribune vormt. Deze is toegankelijk gemaakt langs de traptoren in het noorden toegevoegd. Deze narthex vervangt een heel uitstrekt, ongewoon groot portiek in tegenstelling tot de meeste andere in de regio. Het is een ontwerp van architect Berthier. De muurschilderingen zijn tijdens deze periode eveneens toegevoegd maar hiervan rest er niets meer.
Rond 1864 is de kapel toegewijd aan de heilige Jozef en Fiacre opgericht. Zij bevinden zich in het zuidwesten van het gebouw. Ongeveer op hetzelfde moment is het kerkhof tot dan rond de kerk, verplaats naar de 'route de Verneuil'; dit om de omheining te saneren en meer ruimte voor de talrijker om talrijke teraardebestellingen te voorzien. Enkel het graf van de familie de Claude-Philibert Barthelot de Rambuteau is bewaard gebleven tussen de kapel van Verneuil en deze van de heilige Maria-Madeleine.
in de 20ste eeuw kent de kerk geen belangrijke wijzigingen meer in zijn plan maar is zij het voorwerp van belangrijke restauraties. De eerste hebben plaats als gevolg van het Vaticaans Concilie II. De binnenzijde van het gebouw krijgt opnieuw een zekere strengheid. Vanaf dan is er minder meubilair, de preekstoel is verwijderd en een nieuw altaar is opgericht tov de gelovigen. Het koor is eveneens ontdaan van zijn pleisterlaag en het metselwerk wordt aldus opnieuw zichtbaar. Het is tijdens deze periode dat de muurschilderingen verdwijnen.
Van 1966 tot 2002 heeft de priester Rebuffet veel aandacht voor het onderhoud en weet de kerk in waarde te laten schatten. Hij ligt eveneens aan de basis van een algemene restauratie in 1970. In 1975 is een orgel aangekocht en in de kapel van de heilige Maria-Madeleine geïnstalleerd. In 1987 wordt de bevloering hernomen en grafkelders worden ontdekt ten noorden van het koor. In 1991 is het naakte timpaan, gebeeldhouwd. Men zit er Christus in majesteit omringd van de opeenvolgende patroonheiligen van de kerk. Dit onwerp met een middeleeuwse inspiratie is gerealiseerd door de heren Griot (vader en zoon). Priester Rebuffet heeft eveneens de geschiedenis van de kerk beschreven. Zijn uitgaven over de kerken in de omgeving van Mâcon, en de religieuze gebouwen van Charnay vormen een belangrijke historische bron voor de kennis en de waarde van het plaatselijke patrimonium.
Beschrijving.
De kerk van Charnay-lès-Mâcon is dus het resultaat van hernemingen en opeenvolgende architecturale toevoegingen. Zijn bijzonder plan omvat een narthex met een verdiep met een toegangstorentje, een rechthoekig schip geflankeerd door 2 kapellen aan iedere zijde, een travee onder de klokkentoren geopend in het noorden van een moderne sacristie, en in het zuiden geflankeerd van een trap die leidt naar de klokkentoren en zich verderzet tegen een halfronde apsis. Het huidige gebouw bezit een totale lengte van meer dan 27 m, met een schip van ongeveer 19 m lengte en 7 m breedte.
De gevel van de kerk maakt deel uit van de neoromaanse narthex, in de 19de eeuw toegevoegd. Deze is in het midden geopend door een portaal met gebeeldhouwd timpaan en hierboven 2 archivolten die rusten op de zuilen met basissen en gebeeldhouwde kapitelen. Twee steunberen flankeren de gevel aan iedere zijde. Boven het portaal bevinden zich 3 rondbogen met colonnetten en gebeeldhouwde kapitelen. Een ionisch kruis is op de punt van de puntgevel geplaatst. De zijmuren van de narthex zijn elk geflankeerd van massieve steunberen, 3 in het zuiden die 2 rondbogen omkaderen en 2 in het noorden eveneens rond 2 rondbogen en aan de kant met een traptorentje als toegang tot het verdiep van de narthex. De gootmuren van het schip zijn moeilijk zichtbaar daar ze verborgen zijn door de 4 toegevoegde kapellen. Deze kapellen zijn vierkant en doorbroken van een centrale boog met uitzondering van de rechthoekige kapel van Verneuil die een gotisch venster herbergt. Het schip is in het zuiden geopend van een kleine zijingang.
De travee onder de klokkentoren is moeilijk zichtbaar aan de buitenzijde. Deze is verborgen door de moderne sacristie in het noorden en door de toegangstrap naar de klokkentoren in het zuiden. Deze stenen trap zet zich verder op een deel van de apsis. Deze is geopend van 3 rondbogen begrensd door 2 steunberen.
De klokkentoren is achthoekig op een onderbouw van het vierkante plan en houdt 2 verdiepingen in. Het gaat om een romaanse nabootsing, enkel de basis van de westelijke muur is nog origineel romaans met de oude toegang zichtbaar vanuit het schip, die vergelijkbaar is met de romaanse, achthoekige klokkentorens in de regio. De gebruikssporen en de regelmaat van zijn breukstenen duiden op een reconstructie rond het begin van de 17de eeuw. De eerste verdieping is naakt, eenvoudig versierd met banden en Lombardische boogreeksen op iedere zijde. Het bovenste niveau is begrensd met een kordonlijst van uitstekende stenen. Hij is op ieder zijde geopend met een paarsgewijze boog omkaderd door een rondboog die terugvalt op de colonnetten. De klokkentoren is getooid met een koepel in geverfde dakpannen. Het schip en de apsis zijn overdekt met steenpannen. De rest van het gebouw met dakpannen.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten