Eglise Saint-Donat
te Saint-Point
Geschiedenis.
De kerk zou dateren uit de 11de of de 12de eeuw zoals zijn architectuur laat uitschijnen ondanks een gefragmenteerde constructie en nog oudere wortels. Begin 10de eeuw veronderstelt de vermelding van het dorp onder de naam van "Sancti-Poncii" de aanwezigheid van een eerste gebouw onder het patronaat van Saint-Ponce. Tijdens deze periode was er waarschijnlijk een versterkte plaats aanwezig op de plaats van het huidige kasteel. Men weet ook dat er tijdens deze periode reeds bezittingen bestonden in het dorp van de monniken van Cluny en dat in de 11de eeuw Saint-Ponce een afhankelijkheid werd van Cluny.
Waarschijnlijk was er reeds een vroegere kerk opgericht in de 10de eeuw om dienst te doen als castrale kapel en als cultusplaats voor de dorpelingen. Met de toename van de bevolking en de betrokkenheid van Cluny kom men veronderstellen dat de kerk het centrum van de parochie werd vanaf de 11de of de 12de eeuw en met behoud van zijn functie als castrale kapel. Zij behoort toen reeds tot de collatie van de bisschop van Mâcon. Hierdoor ken de kerk waarschijnlijk een 1ste fase van restauratie of verbetering.
Verschillende architecturale aanwijzingen veronderstellen dat het enkel zou gaan om een restauratie en geen reconstructie daar de architecturale basiselementen van het oorspronkelijke gebouw bewaard bleven. De structuur van de kerk herinnert aan de constructies tijdens de Karolingische periode en steunt zich op een datering van de 10de eeuw of later, met een klein, rechthoekig schip met zijbeuken die van elkaar gescheiden werden door zware, rechthoekige pijlers. Daar het gebouw niet overwelfd was, hadden deze pijlers geen concreet gebruik, en zijn ook een zeldzaamheid in de regio. De dikte van de muren bij de apsis, en de aanwezigheid van een metselverband in opus spicatum (visgraadmotief) verwijzen eveneens naar een constructie bij de overgang van de Karolingische structuren naar de vroegromaanse architectuur. Het decor van de gedeeltelijk versneden boogreeks bij de apsis verwijzen eveneens naar de versiering van de gebouwen in deze periode. De 3 laatste traveeën van het schip, het transept, de apsis en de absidiolen zouden een deel van het gebouw uit de 10de eeuw kunnen zijn.
De klokkentoren schijnt van een latere periode te zijn. Hij zou toebehoren aan de restauraties of hernemingen die uitgevoerd zijn in de 11de of 12de eeuw toen het gebouw een parochiekerk werd. De 2 verdiepingen van de toren schijnen verschillend van elkaar opgericht. Het onderste niveau is heel sober. De bovenste verdieping is meer verzorgd en verwijst naar een sterke invloed uit de Brionnais. De stenen piramide dateert ten vroegste uit de 13de eeuw.
Op het einde van de middeleeuwen wordt de kapel in de zuidelijke transeptarm opgericht en toegewijd aan Sainte-Catharine en doet eveneens dienst als kapel voor de kasteelheren. Tijdens deze periode bezit zij eveneens haar eigen altaar. In 1675 vermeldt een pastoraal bezoek de aanwezigheid van altaren in de noordelijke absidiool toegewijd aan Saint-Jean en in de zuidelijke toegewijd aan Notre-Dame-de-Pitié. Eveneens in de 17de eeuw wijzigt de kerk van patroonheilige namelijk Saint-Donat.
Van 1760 tot 1765 vindt een uitgebreide restauratie plaats aan de kerk. Deze voorzag in de herneming van de klokkentoren, een algemene restauratie van de binnenzijde, een herneming van de oude gevel en de zijingang, en een vergroting van de vensters. Deze werken werden gefinancierd door de markies van Saint-Point waarbij zijn wapens op een linteel aan de zijingang worden aangebracht. Waarschijnlijk dateert de aanleg van de noordelijke kapel van deze periode.
In 1784 wordt een nieuwe pastorij opgericht maar tijdens de Revolutie verkocht als nationaal goed aan Vincent Genillon, voormalig priester van Saint-Point. De toren verliest echter zijn 4 klokken die gesmolten worden, 2 nieuwe klokken zullen bij het begin van de 19de eeuw aangebracht worden.
In 1840 kent het gebouw een nieuwe volledige restauratie en wordt het gebouw naar het westen uitgebreid met 1 travee. Eveneens wordt een nieuwe gevel aangebracht in neogotische stijl en in harmonie met het familiegraf van de kasteelheren in de nabijheid opgericht.
In 1852 wordt de huidige sacristie opgericht, toegevoegd aan de zuidelijke kapel.
In 1948 wordt de kerk en zijn omgeving geklasseerd door de dienst "Monuments Historiques".
Met de volledige restauratie van de kerk in 1969 komen de fresco's in de apsis aan het licht die tot dan verborgen waren onder het aangebrachte stucwerk. Deze stelt Christus in majesteit voor en dateert uit de 15de eeuw. Onder deze gotische fresco's ontdekt men eveneens de contouren van de romaanse mandorla maar verschillend in omvang dan deze uit de gotische periode. Deze dateert waarschijnlijk uit de 12de eeuw.
Beschrijving.
Het gebouw stelt zich samen uit een hoofdbeuk en 2 zijbeuken, gevolgd door een weinig uitstekend transept geflankeerd door 2 ongelijke kapellen, en een apsis begrensd van 2 absidiolen. De sacristie is een toevoeging aan de zuidelijke kapel. De westelijke gevel is modern en stamt uit de 19de eeuw.
De noordelijke gootmuur bezit 4 moderne, brede rondboogvensters. Aan het uiterste oosten bemerkt men nog het restant van een zijingang die nu dichtgestopt is. De zuidelijke gootmuur is eveneens doorbroken met 4 rondboogvensters waarvan de meest oostelijke kleiner is dan de rest. Deze bevindt zich boven de kleine ingang die dateert uit de 18de eeuw en waar het gebeeldhouwde linteel met de wapens van Rochefort d'Ally zich bevindt.
Aan de buitenzijde is het transept verborgen door de zijkapellen. Men bemerkt er enkel de gootklos ondersteund door de modillons. In het zuiden is de rechthoekige kapel in het midden doorbroken van een licht gebroken venster. Aan de oostelijke zijde hiervan is zij geflankeerd met een kleine, moderne sacristie. In het noorden is de veel kleinere kapel verlicht door een klein, rechthoekig venster. Het zou hier gaan om de oorspronkelijke sacristie opgericht in 1760.
In het oosten vervolledigen een apsis en 2 halfronde absidiolen het gebouw. Dit gedeelte wordt gestut door platte en brede steunberen die nagenoeg niet uitstekend zijn op het gebouw; 2 voor de apsis en 1 voor iedere absidiool. De apsis is verlicht door 2 zijdelingse, rechthoekige vensters en iedere absidiool is doorbroken van een zijdelings venster van hetzelfde type. Men bemerkt aan dit geheel de restanten van 2 vroegere, nu dichtgestopte vensters alsook het spoor van een grafnis.
De klokkentoren is van het vierkante plan met 2 verdiepingen. Het onderste verdiep houdt op iedere zijde 2 eenvoudige rondbogen in die voor 3/4 dichtgestopt zijn. De bovenste verdieping is in lichte terugval en architecturaal beter verzorgd. Hij is doorbroken van paarsgewijze bogen versierd met archivolten en vallen terug op de colonnetten met versierde kapitelen. Deze verdieping vertoont een sterke invloed vanuit de Brionnais. De klokkentoren is getooid met een piramide in steen met 4 zijden. Op iedere verdieping opent zich een soort van dakvenstertje met hierop een soort van bloemvormige versiering. Bovenaan de piramide is een mensenhoofd gebeeldhouwd. Buiten de klokkentoren is de kerk volledig overdekt met een zwaar dak van dakpannen.
Aan de binnenzijde vindt men de intieme en warme atmosfeer terug eigen aan de oude constructies. Het schip is samengesteld uit 4 traveeën waarvan 3 oorspronkelijke en 1 travee toegevoegd in de 19de eeuw. Het schip is verdeeld in een hoofdbeuk en 2 zijbeuken van hetzelfde niveau. Deze zijn allen geplafonneerd en staan met elkaar in verbinding door de rondbogen die terugvallen op de massieve, rechthoekige pijlers. Deze wijzen op een heel oude constructie die teruggaat tot de 10de eeuw. Het is in de regio een weinig gebruikte samenstelling maar vergelijkbaar met de kerken van Perrecy-les-Forges en Bourbon-Lancy.
Het schip staat in verbinding met het transept via 3 rondbogen. De travee onder de klokkentoren en de kruisbeuken zijn overwelfd met een tongewelf. De zijkapellen van ongelijke grootte zijn toegevoegd aan de kruisbeuken. Aan de noordzijde ligt de kapel lager en is overwelfd met een transversaal tongewelf. Aan de zuidzijde is de vroegere kapel van de kasteelheren overwelfd met een gebroken tongewelf en bewaart nog de sporen van vroegere beschilderingen. In het oosten staat deze in verbinding met de sacristie.
Het koor van de kerk maakt een inbreuk op de travee onder de klokkentoren laat een doorgang tussen de 2 kapellen. Terwijl de rest van de kerk bevloerd is is de vloer van het koor bedekt met een tegelvloer in keramiek. Overwelfd met een halfkoepel is de apsis versierd met een gotische fresco met een voorstelling van Christus in Majesteit. De resten van een serie oude boogreeksen zijn eveneens zichtbaar aan de basis van het gewelf. De absidiolen begrenzen het koor aan weerszijden en zijn eveneens overwelfd met een halfkoepel. Het gewelf van de noordelijke absidiool is eveneens versierd met een serie van diepliggende bogen die heel oud zijn.
Bron.
- Jean Virey in "Les églises romanes de l'ancien diocèse de Mâcon"; Imprimerie Protat Frères; Mâcon 1934.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten