Eglise Saint-Pierre
te Valence
Beschrijving.
Opgericht in klein en middelmatig metselverband van maatstenen, stelt deze kerk zich samen met een éénbeukig schip van 3 traveeën, met een travee onder de vierkante klokkentoren welk nauwer is dan het schip en met een fragment van de vroegere halfronde apsis. Een rechthoekige sacristie is ten noorden van het schip toegevoegd in de 17de eeuw.
Hiervan bestaat nog enkel het schip en de travee onder de klokkentoren die wordt afgesloten door een rechte muur. Het schip wordt geritmeerd door de half ingebrachte zuilen, bekroond met gebeeldhouwde kapitelen. Deze zuilen ondersteunden de gordelbogen van het tongewelf waarvan men de vertrekpunten nog boven de pilasters kan zien, aan de hoeken van de achterzijde van de gevel. Twee lange vensters die nu dichtgestopt zijn verlichten de 2 laatste traveeën van het schip aan de noordzijde. Het spoor van het originele, nu dichtgestopte venster bemerkt men nog in de 3de travee. Een tongewelf van pleister overdekt nu het schip.
De travee onder de klokkentoren is begrensd met dezelfde grondmuur als het schip. Twee zware pijlers grenzen aan de ingang van de travee onder de klokkentoren en ondersteunen een boog met een dubbele cilinder.
Aan de noordoostelijke hoek van de deze travee bestaat nog het spoor van een pijler die gedeeltelijk verborgen is in het metselwerk waarvan de symmetrie in het zuiden verdwenen is. Aan de noordzijde bemerkt men nog het vertrekpunt van een gordelboog die de aanwezigheid van een tongewelf als originele overwelving van deze travee aanduidt.
Aan de buitenzijde is de gevel doorbroken op zijn onderste gedeelte door een ingangsboog met een drievoudige rondboogring. De colonnetten die de ingang begrensden zijn verdwenen maar hun oorspronkelijke plaats bestaat nog. Op zijn hoogste gedeelte staat een rondboogvenster met een dubbele boogring de lichtinval in het schip toe. Een driehoekige puntgevel bekroont het geheel.
Aan de noordzijde ziet men dat het schip gestut is door brede, platte steunberen.
De travee onder de klokkentoren is in een onregelmatig materiaal opgericht en vertoont nog talrijke bulstergaten. De klokkentoren houdt nog enkel 1 verdieping in door een lang nauw venster doorbroken. De restanten van de apsis ziet men nog aan de noordelijke pijler van de travee onder de klokkentoren en het vertrek van het gewelf van het koor in halfkoepel.
Het zuidelijk deel van de travee onder de klokkentoren en het schip verschijnen als een reconstructie met zijn onregelmatige muur samengesteld uit hergebruikte delen.
Deze kerk heeft zijn westelijke gevel, de noordelijke muur en de zuidelijke ondermuur van het schip alsook de noordelijke muur en het begin van zijn apsis van de 1ste helft van de 12de eeuw bewaard. In de loop van de 12de eeuw is de bovenste helft van de zuidelijke muur van het schip gereconstrueerd geweest en bewaarde de verdeling van de traveeën en zijn manier van overdekking als een tongewelf. Om een nog onbekende reden is de apsis en het zuidelijke deel van de travee onder de klokkentoren vernield, hoogst waarschijnlijk onder het gewicht van de instorting van de klokkentoren waardoor de zuidelijke muur van de travee onder de klokkentoren gereconstrueerd geweest. Vanaf dat moment heeft een rechte muur de travee onder de klokkentoren, gewijzigd in koor, afgesloten.
Beeldhouwwerk.
De gebeeldhouwde elementen concentreren zich op de kapitelen van het schip en de modillons van de westelijke gevel.
In het schip gaat het om 5 kapiteellichamen waarvan er één is versierd met monsterachtige maskers die hun tong uitsteken aan de hoeken, en 4 andere met palmetten met vette bladeren, met hoekknoppen of eenvoudige bollen om de hoeken aan te duiden.
De maskers en palmetten zijn getrokken in een bas-reliëf in een eenvoudige vorm waarbij de grote voorzijden vlak zijn alsof ze voorbestemd waren om beschilderd te worden. Geen enkele invloed van de ontwerpen van de kathedraal van Angoulême laten zich hier voelen en zijn bewerkt iets voor of op hetzelfde moment als deze van de kathedraal namelijk in het 1ste kwart van de 12de eeuw daar de kapiteellichamen in verband zijn gebracht met de basissen waarvan het profiel herinnert aan de producties van het einde van de 11de of begin 12de eeuw.
Op de versierde modillons van de gevel vindt men het thema van monsters met een grijnzende mond of met kleine personages, met een vrouwenmotief die een voering die de kin bedekt, terug. De stijl van de modillons is heel verschillend met deze van de kapitelen en duiden op een verschillende beeldhouwer. De gekozen motieven zijn veelvoorkomend voor de 1ste helft van de 12de eeuw.
Bron.
- Sylvie Ternet in "Les églises romanes d'Angoumois"; Editions Le Croît vif; Paris 2006.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten