Zoeken in deze blog

dinsdag 28 december 2021

Sint-Basiliuskapel te Brugge (West-Vlaanderen)

 Sint-Basiliuskapel 

te Brugge




Geschiedenis.
Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen, liet een kapel oprichten toegewijd aan de heilige Basilius de Grote om de relieken over te brengen die graaf Robert II van Vlaanderen had meegebracht uit Caesarea. De legende en Brugse traditie wil dit in verband brengen met de latere aanwezigheid van het heilig bloed in de Kapel en laat dit teruggaan naar de aankomst van het flacon die het gestolde bloed inhield, op het moment van de constructie van de kapel.
Het is in de loop van de 2de kruistocht dat Boudewijn III, koning van Jeruzalem, aan Diederik van de Elzas een deel van het bloed van Jezus Christus dat zich te Jeruzalem bevond, als erkenning voor zijn heldendaad, heeft geschonken.  Na de terugkeer in de stad, na een reis waarbij de reliek zou bewaard zijn door de aalmoezenier van de graaf, Leo van Sint-Bertin, schonk Diederik de reliek aan de burgers in 1150. 
Geen enkel document bevestigt echter de aanwezigheid van de reliek te Brugge voor 1256.  De stichtingscharter van de kapel Sint-Blasius, hernieuwd in 1180 door Filips van de Elzas, vermeld deze reliek niet. De aankomst van de reliek had vermoedelijk niet plaats gevonden voor het begin van de 13de eeuw. 
De kapel was oorspronkelijk een kapel met 2 verdiepingen volgens het model van de kapellen en mausolea opgericht sinds de vroegchristelijke periode en in de loop van de middeleeuwen en die een bijzondere populariteit kende vanaf het begin van de gotische periode, zoals de Sainte Chapelle te Parijs.  Het gaat hier niet om een crypte of een gebouw van 2 verdiepingen met een verbinding binnenin maar om 2 boven elkaar geplaatste kapellen waarvan de toegang tot de bovenste kapel verliep door een trap aan de buitenzijde.  
Het betreft hier een grafelijke kapel, gewild door Diederik van de Elzas en zijn zoon Filips die in het nabije kasteel, het steen, woonden.  
Tijdens de romaanse periode had het bovenste gebouw dezelfde afmetingen als de kapel onderaan.  Nadat de hoofdbeuk van het Heilig Kruis in de 13de eeuw werd toegevoegd, werd het gebouw (kapel bovenaan) volledig gereconstrueerd vanaf het uiterste einde van de 15de eeuw om vervolgens in 1533 vervangen te worden door een monumentale trap in renaissance en de romaanse te vervangen.  De onderste kapel werd in 1895-1869 op zijn beurt gerestaureerd. 





Beschrijving.
De romaanse kapel is een gebouw van bescheiden afmetingen, begiftigd met 3 beuken die van elkaar gescheiden zijn door cilindrische pijlers en met ribgewelven overdekt.  Deze bezitten allen dezelfde hoogte om als steun te dienen voor de bovenste kapel.  Terwijl de muren van een lokale, harde steen zijn, gebruikte men voor de pijlers en gewelven een kalksteen uit de Eifel.





De halfronde apsis wordt voorafgegaan van een dubbele, rechte travee.  De ingang weerspiegelt een monumentale ingang door de pijlers in uitsprong en colonnetten met kapitelen.  Het onderste gedeelte van de apsis, verlicht door zijdelingse vensters en deze in de as, bezit een versiering van boogreeksen en aanpalende colonnetten met kapitelen die echter kopijen zijn, aangebracht in 1895-1896.  







De stevigheid van de constructie is benadrukt door de dikte van de muren, de zwaarte van de cilindrische pijlers die op een vierkante sokkel rusten en door een impost bekroond worden om de terugval van de ribben en de gordelbogen te ontvangen, door de kracht van de half ingebrachte pilasters op de zijmuren en de stevigheid van de afgeronde steunberen die de buitenzijde van het gebouw versterken.  De karaktertrekken van de constructie en het decor van de kapel vertonen meer een gelijkenis met de architectuur van het einde van de eeuw dan met deze van het midden van de 12de eeuw wat neigt naar een bewijs dat het gebouw nog in constructie was in 1189 toen Filips van de Elzas de hernieuwing van de stichtingsakte bekrachtigde.







De toevoegingen achteraf, gesitueerd in het zuiden van de onderste kapel, verbergen nu het ingangsportaal aan de zuidelijke zijbeuk.  Deze bezit een mooi gebeeldhouwd decor.  Twee polygonale colonnetten die versierde kapitelen dragen, begrenzen de ingang.  Hierboven een boog bekroond door een motief van staafvormige kanteelversiering dat een klein gebeeldhouwd timpaan omkadert.  Uitgevoerd in de kalksteen van Doornik verwijst zijn stijl in het bijzonder naar de objecten in dit materiaal gebeeldhouwd ttz de doopvonten.  De samenstelling is rond een centraal personage weergegeven waarbij zijn naaktheid verborgen is door de stroming hier dmv golvende lijnen, parallel en halfrond in vorm.  Rechts van dit centrale personage een duif van een omvangrijke afmeting, met ontplooide vleugels en met gemakkelijk te herkennen pluimen, duikt deze naar de schouder van het personage.  Links staat een man recht die een mijter, stola alsook een boek draagt en met zijn rechterhand het centrale personage aanraakt.






De interpretatie van deze scene heeft reeds veel inkt laten vloeien daar het thema bijzonder verwant is met illustraties van het doopsel van Christus in de Jordaan  Dit is geregeld voorgesteld onder de vorm met een watergolf terwijl Christus over het algemeen jong zijn naaktheid verbergt achter een golf.  Het thema komt geregeld voor in de middeleeuwen en in het bijzonder gebruikt bij het decor aan de ingang van een gebouw.  De duif voorstellend de Heilige Geest daalt neer vanuit de hemel op het moment van de zegening door Johannes de Doper.  De scene is geregeld vergezeld met de figuratie van engelen met een linnenkleed wat hier afwezig is. Tot hier vertoont het reliëf een gelijkenis met de composities voorstellend het doopsel van Christus. 
In Brugge echter figureert de rechtstaande figuur geen overeenkomst met de traditionele voorstelling van de heilige Johannes.  Zijn bisschoppelijke tenue laat denken dat de scene zou kunnen verwijzen naar het doopsel van de heilige Basilius door bisschop Maxim.  In dit geval verwijst de scene direct naar de patroonheilige van het gebouw, persoonlijk gekozen door de geldschieter.  De voorstelling is hier echter zo verwant met deze van het doopsel van Christus dat de overeenkomst niets aan het toeval overlaat.  Dwars door de illustratie heen van het doopsel van Basilius onder het uiterlijk van Christus en de verwisseling van de Doper met een bisschop, is de episcopale functie die wordt verheerlijkt en de rol van de Kerk als verderzetting van het Evangelie.




Het is zeker niet door onhandigheid dat deze voorstelling is gebeeldhouwd maar in overeenkomst met een compact iconografisch programma.  De stijl is archaïsch maar de samenstelling is verzorgd zoals de positie van het Christus in het midden aantoont, de relatie tussen de golven en het timpaan, en de positie van de arm van de bisschop en de duif.  Het gaat om een laat ontwerp gebracht door gespecialiseerde ateliers in het decor van doopvonten om hier het doopsel van Christus op een lagere monumentale schaal voor te stellen. 

Bronnen.
- X. Barral i Altet in "Belgique romane"; Editions Zodiaque, 'la Nuit des Temps 71', Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vïre 1989.
- Jacqueline Leclercq-Marx in 'L'Art roman en Belgique"; Editions J.M. Collet; Braine-l'Alleud 1997.
- André Courtens en Jean Roubier in "Romaanse kunst in België"; Uitgeverij Vokaer; Brussel 1971.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: