Zoeken in deze blog

maandag 27 februari 2023

Eglise Saint-Martin te Heilles (Oise 60)

Eglise Saint-Martin 
te Heilles

Geschiedenis.

De kerk is toegewijd aan Sint-Maarten te Tours.  De geschiedenis van de parochie en zijn kerk is niet gekend en men heeft geen weet van zijn stichting.
Al de inlichtingen betreffende op oprichtingscampagnes zijn onttrokken aan de architecturale analyse.  Het oudste gedeelte van de kerk is de klokkenverdieping van de klokkentoren net als de archaïsche kapitelen met hoekknoppen en eierlijsten, en de uitstekende dakgoot "beauvaisine".  Dit laat ons toe deze Romaanse architectuur te dateren bij het begin van de 12de eeuw.  Het niet overwelfde schip zou van dezelfde periode dateren maar geen enkel bewaard document verhaalt hierover.  De vensters in spitsboog aan de zuidelijke zijde zijn aangebracht naar een herwerking daar de muren hierrond nog heel homogeen zijn en het westelijke portaal alsook het dichtgestopte portaal aan de zuidelijke zijde zijn Gotisch.  De ontwerpen die zich in bas-reliëf losmaken op de timpanen zijn hooggotisch en het is het koor dat eveneens verwant is met deze periode.  Maar de kapitelen met naakte kapiteellichamen, de niet versierde gewelfsleutels, de vernielde basissen en de rustieke stijlen van zijn vensters kunnen geen exacte periode aanduiden alsook kan de echtheid van de stijlen niet verzekerd worden.
Het is aan een latere periode dat de basis van de klokkentoren toebehoort waarvan de pijlers en de boogreeksen totaal hernomen zijn rond het midden van de 16de eeuw.  Het beeldhouwwerk blijft een zwakke poging maar de prismavormige ribben van het gewelf die zich inschrijven in een flamboyante Gotische stijl, en de rondboogreeksen in het zuiden, westen en noorden die reeds de Renaissance aankondigen, duiden op een overgangsperiode tussen deze perioden.  Problematischer is de datering van de 2 kruisbeuken van het transept.  De noordelijke kruisbeuk die de kapel van de Maagd inhoudt, werd opgericht in 1855 op kosten van Mgr. Millière, vicaris-generaal.  Zijn valse ribgewelven, zijn absidiool, zijn venster aan de noordelijke zijde en zijn roostervenster in het westen zijn neogotisch.  De overgangssporen met de oude noordelijke zijbeuk van het schip werden weggewerkt tijdens de creatie van het roostervenster.  De zuidelijke kruisbeuk of kapel Saint-Claude, onderging een analoge reconstructie in het laatste kwart van de 19de eeuw maar zonder toevoeging van een absidiool.  De koorvensters werden hersteld in 1865 voor rekening van de gemeente en 4 onder hen werden begiftigd met een sombere vensterglazen.  De boog in de as ontving een polychroom vensterglas.
Onder het Ancien Régime hing de parochie af van de dekenij van Mouchy-le-Châtel, de aartsdekenij van Clermont en het diocees van Beauvais.  De begever van prebenden van het priesterambt is het kapittel Saint-Michel van Beauvais.  Hij ontving eveneens een kwart van de tienden van het dorp, 2 andere kwart ontving het kapittel van Mouchy. 
De kerk Saint-Martin werd op 12 augustus 1993 ingeschreven op de lijst van historische monumenten.  Vandaag de dag is zij toegevoegd aan de parochie Sainte-Claire van Mouy.


Beschrijving.
Een beetje onregelmatig georiënteerd met een lichte afwijking van de as naar het zuidoosten aan de zijde van het kooreinde, beantwoordt de kerk aan een kruisvormig plan en stelt zich samen met een portiek geopend voor het westelijke portaal van het schip; met een koor samengesteld met een heel korte rechte travee en een apsis van 7 wanden.  De enige zijbeuk van het schip, in het noorden, is verdwenen.  Als bijzonderheid maken de doorgangen van het type "berrichons" niet enkel een verbinding met de kruisbeuken en het schip maar eveneens met het koor.  Een traptorentje bezet de hoek tussen het schip en de zuidelijke kruisbeuk, en een sacristie situeert zich ten noorden van het koor.  Het schip is overdekt met een gelambriseerd tongewelf.  De kruisbeuken zijn voorzien van valse ribgewelven in licht materiaal.  De kruising van het transept en het koor hebben ribgewelven.  Het westelijke portaal vormt de enige toegang tot de kerk.  Het schip en de kruisbeuken bezitten daken van 2 hellingen overdekt met platte dakpannen, en puntgevels in het westen, noorden en zuiden.  Het koor bezit eveneens een dak met platte dakpannen en de klokkentoren is getooid met een piramide overdekt met leistenen.

De klokkentoren.
Met zijn bovenste verdieping is de klokkentoren van Heilles verwant met een serie van Romaanse klokkentorens in de Oise met 2 bogen per zijde, elk onderverdeeld in 2 kleine boogreeksen door een centrale colonnet en een timpaan.  Door de afwezigheid van steunberen die eerder een uitzondering vormen op dit niveau bij de Romaanse architectuur, door de afwezigheid van colonnetten aan de hoeken en door de afwezigheid van colonnetten op de stijlen van de 2 bogen per zijde is de klokkentoren van Heilles verwant met een groep sober versierde klokkentorens en vindt zijn verwanten terug te Catenoy, Chamant, Jaux, Marissel en Ménévillers.  Op deze klokkentorens hebben de 2 bogen per zijde geen archivolten met lijstwerk.  Jaux en Chamant buiten beschouwing gelaten waar de details weggewerkt zijn door herstellingen of waar het gemeenschappelijke timpaan met 2 kleine boogreeksen rust op één centrale colonnet blijft nog een kleine groep over waar de 2 kleine boogreeksen in elk van de bogen zijn inbegrepen en gekenmerkt worden door 3 colonnetten met kapitelen die een timpaan ondersteunen.  Te Catenoy en Marissel staan boven de sluitstenen van de bogen rijen van kanteelversiering maar te Heilles vindt men torische bandreeksen terug.  Te Catenoy, Marissel en Ménévillers zijn de gootklossen gevormd door een tablet welk rust op de gebeeldhouwde modillons, te Heilles echter vindt men een gootklos van het type "beauvaisine" terug welke eveneens rust op modillons gebeeldhouwd met maskers.  De gootklos is gevormd met kleine boogreeksen in rondboog, elk onderverdeeld in 2 kleinere boogreeksen en gedurende gans de 12de eeuw gebruikt.  Er bevinden zich 11 segmenten in het westen en het oosten en 10 in het noorden en het zuiden.  De modillons zijn niet allemaal gebeeldhouwd met monsterhoofden maar ook met abstracte vormen of enkel met moluren versierd.  Gans de verdieping is zorgvuldig opgebouwd in maatstenen maar het lijstwerkpatroon en het beeldhouwwerk zijn niet erg ontwikkeld.  De dekstukken van de kapitelen zijn in het profiel van een platte lijst en met een schuine afwerking.  Op het zelfde niveau stellen de tussenstijlen en de muren een tablet voor van hetzelfde profiel.  De kapitelen zijn gebeeldhouwd met hoekknoppen of eierlijsten.  Het 1ste motief verschijnt in de 2de helft van de 11de eeuw, het 2de op het einde van deze eeuw.  Drie kapitelen in het oosten zijn verborgen door het dak van het koor en behoren tot de categorie van kubische kapitelen van de Normandische school.  Eén stelt een druivelaar voor, de andere 2 personages waarbij de 1ste kalmte en rust uitstraalt, de andere heeft wilde haren en verwijde ogen waarbij hij bedreigd wordt door een slang die zich in elkaar strengelt en hem in het gezicht schijnt te bijten.  Een vogel is er eveneens voorgesteld.  Bij een talrijk deel van de klokkentorens is een gedeelte van de bogen dichtgestopt geweest op de stabiliteitsproblemen op te lossen, te Heilles heeft men gekozen om de opening van de kleine boogreeksen te verkleinen door 6 aanzetten met maatstenen waarvan er 3 een opening in het midden inhouden.









Bronnen.
- Louis Graves in Précis statistique sur le canton de Mouy; Beauvais 1835, te lezen in gallica.bnf.fr.
- Eugène Müller in Quelques notes sur les cantons de Creil et Cambly; Imprimerie Eugène Dufresne; Senlis 1899 te lezen in gallica.bnf.fr.
- Antoine-Joseph Warmé in Mouy et ses environs : Heilles; Imprimerie D Pére; Beauvais 1873 te lezen in gallica.bnf.fr.


Bijlagen.

Geen opmerkingen: