Eglise Saint-Loup-de-Sens
te Bransles
Geschiedenis.
Ten oosten van Château-Landon, in het uiterste zuiden van het departement Seine-et-Marne, maakte de kerk van Bransles deel uit van een priorij die afhing van de Benedictijnenabdij van Ferrières, gelegen op een 10-tal km afstand.
Deze deed eveneens dienst als parochiekerk waarbij de aartsbisschop van Sens, er de priester aanstelde. De kerk heeft trouwens als patroonheilige Saint-Loup, bisschop van Sens.
De kerk werd waarschijnlijk opgericht in de loop van de 1ste helft van de 12de eeuw met een éénbeukig schip waarschijnlijk bestemd voor de parochie, en een koor met overwelfde zijbeuken voor de religieuzen. Het is een samenstelling die heel nauw verwant is met deze van de kerk van Marolles-en-Brie.
Op het einde van de middeleeuwen werd ten noorden van het schip een zijbeuk toegevoegd. De hoofdapsis werd op een ongekend ogenblik hernomen en verhoogd.
Beschrijving.
De westelijke gevel is een puntgevel die zowel het schip als de noordelijke zijbeuk afsluit. Deze zijbeuk werd op het einde van de middeleeuwen toegevoegd en bevindt zich onder hetzelfde dak als het schip. Een kleine rondboog is doorbroken in het midden van de gevel en wordt gedeeltelijk verborgen aan zijn basis door een klein portiek dat uitsteekt op de gevel. Va een rechthoekige vorm ondersteunen zijn onversierde zijmuren een dak van 2 hellingen. De westelijke gevel wordt doorbroken met 2 grote, gebroken bogen, omrand met voetringen en wordt gedragen door 2 half ingewerkte zuilen aan de zijden. Twee rondbogen openen zich aan weerszijden van de boog. Het portaal van de kerk is eveneens in een gebroken vorm. Hij houdt 2 archivolten in met 2 zuilen aan iedere zijde.
Langs de noordelijke zijde komt men uit op de 1ste travee van de zijbeuk van het koor die gestut wordt door rechthoekige steunberen en verlicht wordt door een rondboogvenster. Bovenaan de 2de koortravee verheft zich de klokkentoren. Van een vierkante vorm wordt hij gestut door zware steunberen aan de hoeken die zich op de 3de verdieping beëindigen. Een rondboogvenster op het gelijkvloers verlicht de zijbeuk. Eveneens aan de noordelijke zijde verschijnt een andere dichtgestopte rondboog. Een verdieping hoger maar zonder scheiding met de sokkel is een eenvoudige boog in het oosten en paarsgewijze bogen in het noorden en het westen doorbroken. Deze bogen houden 2 archivolten op steunmuren in. De bovenste verdieping wordt met een bandlijst afgelijnd en 2 paarsgewijze bogen zonder versiering openen zich aan iedere zijde. Een spits uit leisteen staat bovenop deze toren.
Het kooreinde houdt 3 apsissen in. De noordelijke sluit aan bij de klokkentoren. De steunberen zonder terugval, beëindigen zich met een talud. Deze steunberen verheffen zich tussen de rondboogvensters zonder versiering. De steunberen zijn niet verlengd geweest tot het bovenste gedeelte dat aan de centrale apsis werd toegevoegd.
Bron.
- Anne Prache in Île-de-France romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 60"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten