Zoeken in deze blog

dinsdag 27 oktober 2020

Collégiale Notre-Dame te Melun (Seine-et-Marne 77)

Collégiale Notre-Dame 
te Melun

Geschiedenis.
De kerk Notre-Dame van Melun die opgericht is op een eiland in de Seine, moest reeds tijdens de Karolingische periode bestaan hebben, aan de zijde van een kasteel.
Het huidige gebouw, zoals bij Notre-Dame van Etampes, is gesticht door koning Robert de Vrome, volgens de getuigenis van Helgaud de Fleury.  Melun was zoals Etampes een koninklijke stad en Robert de Vrome stierf er in 1031 in het nabije kasteel.
Werken werden er uitgevoerd in de 12de eeuw.  Het kooreinde werd gereconstrueerd en men vierde de inwijding ervan in 1058.
Zijkapellen werden in de 14de eeuw toegevoegd in de lengte van de zijbeuken van het schip.  De zuidelijke klokkentoren en de gevel werden met de Renaissance hernomen.
In 1775 brak men de zijkapellen af en men restaureerde de hoogste gedeelten van het schip.
Reeds in 1840 werd de kerk geklasseerd als historisch monument en de kerk werd in haar geheel gerestaureerd in het midden van de 19de eeuw.  Torenspitsen werden op de oostelijke torens geplaatst, de boogreeksen tussen het koor en de aanpalende kapellen geopend en gans de buitenzijde werd herwerkt.
Het schip, het transept en de 2 torens die aan de 1ste koortravee grenzen moeten gedeeltelijk teruggaan tot de tijd van Robert de Vrome en bootsen de kerken van Morienval en Saint-Germain-des-Près na.  Het koor dat beëindigd wordt door een apsis van 2 vensterverdiepingen, moet van ongeveer dezelfde periode dateren als deze van Juziers en dateren van het midden van de 12de eeuw.  Spijtig genoeg is deze verschillende malen hernomen geweest.




Beschrijving.
Buitenzijde.
De westelijke gevel is zoals gans de buitenzijde aan het schip in de 19de eeuw gereconstrueerd geweest en stelt geen enkel Romaans element meer voor.  Om de structuur van de 11de eeuw terug te vinden moet men zich wenden naar de zuidelijke zijde van het monument.
De muur van de zijbeuk van het schip is hernomen geweest toen men de zijkapellen afbrak die in de 14de eeuw waren toegevoegd.  De vensters van de 4 traveeën zijn aldus modern.  Het bovenste gedeelte van het schip is nog origineel. Men kan er nog de steenlagen in visgraadmotief zien zoals bij de gevel van Notre-Dame van Château-Landon, alsook de restanten van de steunberen en de openingen van kleine rondboogvensters zonder versiering.  De gootklos onder het dak is gebeeldhouwd in zaagtanding bij de oudste gedeelten.




De gevel van de zuidelijke transeptarm en de zuidelijke toren van het koor zijn gereconstrueerd.



De verdiepingen van de noordelijke toren, tonen hoe de oorspronkelijke staat eruitzag.  Deze beslaat 3 verdiepingen die gescheiden zijn met gootklossen met modillons.  Twee paarsgewijze rondbogen openen zich aan iedere zijde, op iedere verdieping en worden groter naarmate men hogerop gaat.  Colonnetten begrenzen de stijlen.  Een bandlijst loopt rond de archivolten en verlengt zich horizontaal op de hoeken van de klokkentoren.





Het koor is geflankeerd met zijbeuken die zich beëindigen door een rechte muur.  De apsis in halfrond steekt hierboven uit.  Zij is gestut door steunberen beëindigd door een hoge talud waartussen zich 2 rijen van gebroken bogen openen.  De onderste vensters zijn zonder versiering, deze op de verdieping zijn in terugval aan het einde van de stijlen, en met een archivolt.






Binnenzijde.
Het schip van 2 verdiepingen is overwelfd geweest met ribben na de aanbouw en half ingewerkte zuilen zijn zichtbaar toegevoegd aan de pijlers om de ribben te ontvangen.  Na deze aankleding kan de structuur van de 11de eeuw gemakkelijk herwerkt zijn.  Vier grote rondboogreeksen openen zich aan iedere zijde.  De gordingen zijn eenvoudig omringd met smalle en gevulde sluitstenen zoals bij de noordelijke boogreeksen van het schip van Notre-Dame van Château-Landon.  De rechthoekige pijlers zijn bekroond met imposten onder de bogen.  De 2de pijler aan iedere zijde houdt een steunpijler in naar de zijbeuk toe.  De inspringende rondboogvensters zijn geopend in de as van de boogreeksen.
De zijbeuken zijn overdekt met graatgewelven die waarschijnlijk niet origineel zijn.  Enkel schijnt de gevulde gordelboog die overkomt met de steunpijler van de 2de pijler origineel te zijn.  Dit zou een diafragmaboog kunnen geweest zijn vergelijkbaar met deze van de kooromgang van Dangeau.
Het transept is eveneens in een latere periode overwelfd.  De 2 bogen in de as van de kruising zijn gebroken en aldus hernomen geweest.  De bogen die op de armen uitgeven zijn nog in rondboog.  De enige, oude restanten ziet men nog aan de boogreeksen die de zijbeuken van het schip met de transeptarmen laten verbinden. De imposten onder de gecentreerde bogen zijn gegroefd met inkervingen in een driehoekvorm en heel primitieve palmetten.
Het koor en zijn zijdelingse toevoegingen zijn bijna allemaal volledig gereconstrueerd.  De apsis met 2 niveaus van vensters, is een getuige van een zoektocht naar lichtinval tijdens de ochtend, in de Gotische periode.  Het zijn het schip en de structuur van het kooreinde met zijn zijtorens die een voorbeeld vormen van de Romaanse architectuur in het Île-de-France in de loop van de 1ste helft van de 11de eeuw.

Bron.
- Anne Prache in Île-de-France romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 60"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: