Zoeken in deze blog

zondag 2 juni 2024

Eglise Saint-Médulphe te Saint-Myon (Puy-de-Dôme 63)

 Eglise Saint-Médulphe 

te Saint-Myon




Beschrijving.
Het gebouw omvat een voorschip, een schip met zijbeuken van traveeën en een kooreinde samengesteld met een apsis met kooromgang en straalkapellen.  De kerk is opgetrokken in arkozesteen maar gebruikt kalkstenen van Chapuzet voor het beeldhouwwerk.
Het metselwerk werd in de 19de eeuw gerestaureerd gelijktijdig met de constructie van een klokkentoren op de eerste travee van de zuidelijke zijbeuk.  De zijbeuken zijn voorzien van een dakbedekking los van het schip.  De samenstellingen zijn verwant met deze van Saint-Hilaire-la-Croix.
In de westelijke gevel is het portaal voorzien van een veellobbige boog zoals te Menat en Billom.  Deze elementen dateren uit het laatste kwart van de 12de eeuw en bevestigen de banden met het westelijke landsdeel in de Limousin en de Poitou.  De zuidelijke zijde is doorbroken van een portaal begiftigd met een linteel in mijtervorm en een volledige boog met een archivolt met korte zijdelingse terugvallen.  Iedere cilinder wordt gedragen door een zuil in uitsprong.  De muren zijn herwerkt maar het kooreinde is beter bewaard gebleven.  De 3 straalkapellen zijn verlicht door rondboogvensters waarvan de bogen van lijstwerk zijn voorzien in de vorm van een archivolt in kanteelversiering en omsluiten aan de zijden de platte steunberen of de steunbeer-zuilen met onversierde kapiteellichamen.  De bekroning geschiedt door modillons die de gebruikte vorm van Saint-Hilaire-le-Croix benaderen.  Dit met een driezijdige ruwe vorm met strepen.  De andere zijn niet klassiek met geometrische figuren.  Bovenaan is de apsis met gescheiden wanden.  Het middelmatig metselverband is doorbroken van 3 rondboogvensters met hierboven lijstwerk van archivolten terwijl bovenaan de gootklos is begiftigd met modillons met schaafkrullen.
















Aan de binnenzijde valt het tongewelf van het schip terug op de naakte muren.  In de eerste 3 traveeën is zij ondersteund door de zijbeuken met graatgewelven voorzien van diafragmabogen.  De steunen zijn afwisselend samengesteld met aangezette zuilen of vierkante pilasters met imposten die de bouwfazen van de kerk kenmerken.







De koortravee is gescheiden van het schip door een gordelboog die terugvalt op de aangezette zuilen met een paar van vierlobbige steunen.  De apsis is omgeven door 6 zuilen. In de kooromgang vallen de graatgewelven terug op de aangezette zuilen met bogen die door de zuilen worden opgevangen zodat iedere travee van de kooromgang een boog bezit waarvan de terugval s voorzien van kapitelen.  De 2 zijkapellen zijn eveneens voorzien van deze bogen.  De kapel in de as bezit er daarentegen 3.  Met deze architectuur moet men een afwisseling van steunen drachtig zijn tussen zware en lichte pijlers die getuigen van de bewustwording van de gotische architectuur. 






De kerk is opgericht in het 2de kwart van de 12de eeuw en in het laatste kwart beëindigd.  De werken begonnen met het kooreinde en beëindigden zich in het westen zonder onderbreking.  Het onderzoek van de kapitelen bevestigt deze veronderstelling. 
Voor het schip domineren de eenvoudige profileringen.  Enkel het niveau van de abacus of het laatste register is bewerkt met breed, iets verbogen glad gebladerte, met bladknoppen aan de hoeken, ruw geschetste bloemen of rozen.  Het beeldhouwwerk is van een verrassende eenvoud.  








Voor het kooreinde heeft het gebeeldhouwde programma hiermee gebroken. Zelfs de kapiteellichamen van de hoge gedeelten en deze van de zijbogen getuigen er van een verschillende behandeling.  De reliëfs zijn tot uitdrukking gebracht, de gladde bladeren krommen zich onder de abacus.  In de kooromgang en de zijkapellen nemen de kapiteellichamen breed, vet gebladerte met nerven en kwabben aan.  De verschijning van gebeeldhouwde sirenes wijzigt deze ruimte met maskers die knoppen van gebladerte uitbraken. Twee kapiteellichamen vertonen een personage die een laken vasthoudt die zijn lichaam verbergt.  Het laken is met moeite opvallend en de knopen omkaderen het verbazend en grijnzend hoofd.  De aangezette zuilen en de kapiteellichamen van de bogen in de nabijheid van de aangezette zuilen wijzigen deze gemengde ruimte.  De aangezette zuilen ontvangen figuren als griffoenen die uit een kelk drinken of merkwaardige personages aan de hoek geplaatst.  Eén van hen draagt een brood met een kruis versierd, de andere vouwt zijn handen samen.













Men ontwaart er eveneens de aangezette colonnetten en hun kleine kapitelen.  Het brede gebladerte stelt krullen, ringen en fruit voor.  Een veelvuldigheid van gegraveerde details, met groeven of gleuven die de bladeren uithollen.  Het Korintische kapiteel neemt er opnieuw zijn plaats in.  Het logische van registers verschijnt er opnieuw en maakt indruk.  Pracht en precisie omkaderen het beeldhouwwerk. 







Van de 6 zuilen van de apsis zijn er 5 kapiteellichamen met gebladerte.  Glad gebladerte verduidelijkt er de organisatie in registers met drielobbige bladeren, een Korintische structuur in 2 registers in detail voorzien van nerven en tanding.  Het laatste kapiteellichaam is gefigureerd.  Het stelt 2 minotaurissen voor die boomtakken dragend en een gevleugelde duivel die ruig en gerimpeld de handen van 2 personages vasthoudt.  Het gaat hier om de enige moraliserende figuur van het gebouw.  De reliëfs zijn smal, de ledematen dun en de uitdrukkingen ruw.  Toch verschijnt het detail zoals het model.  Een systeem van verhouding neemt de plaats in voor een eenvoudige samenstelling maar doeltreffend.












Bronnen.
- Bruno Phalip in "Auvergne romane"; Edtions Faton; Dijon 2013.
- Bernard Craplet in "Auvergne romane"; Editions Zodiaque, 'la Nuit des Temps 2'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1962.



Bijlagen.
-https://www.google.com/maps/d/u/0/viewer?msa=0&ll=45.941842960064655%2C3.149351503657347&spn=1.539055%2C2.469177&mid=1HFNS4dxLtzZGoFsZwt-0fFH6I7k&z=11

Geen opmerkingen: