Zoeken in deze blog

zaterdag 5 augustus 2023

Eglise Sainte-Marie-Magdeleine te Saint-Mamert; Deux Grosnes (Rhône 69)

 Eglise Sainte-Marie-Magdeleine 

te Saint-Mamert; 

Deux Grosnes


Geschiedenis.
In de vallei van de Grosne die de Haut-Beaujolais verbindt met de streek van Cluny in de Mâconnais, werd aan het einde van de 11de eeuw de kleine priorij Saint-Mamert met zijn kerk opgericht waarin een primitieve kapel was opgericht.
Het charter van paus Urbanus II vermeldt de kerk van Saint-Mammes in 1095.  Voor 11 juli 1105 bezocht de abt van Cluny, Hugues de Semur de priorij en plaatste de kerk onder het patronaat van Saint-Jean-Baptist.  Men weet dat op 20 september 1134, 3 monniken de priorij bewoonden namelijk Gervais, Guy en Etienne.  Na 1259 leken er geen monniken meer aanwezig te zijn en de priorij werd niet meer vermeld in de visitatieverslagen.
Tot aan de Franse Revolutie onderhield de afgevaardigde van de abdij van Cluny een eeuwdurend vicaris onder voorbehoud van goedkeuring door de bisschop.  De gebouwen van de vervallen priorij werden in het midden van de 17de eeuw verkocht aan de heer van Saint-Mamert, die eigenaar was van het kasteel van Saint-Julien. 

Beschrijving.
De kerk heeft een ontwikkeling gekend die groter was dan deze van andere, romaanse kerken in de heuvels van de Beaujolais.  Het betreft een gebouw met een éénbeukig schip van 2 traveeën dat overwelfd is met een gebroken tongewelf maar niet origineel is, een sterk uitspringend transept, een korte, rechte travee met zijbeuken en een halfronde apsis die iets smaller is en geflankeerd van absidiolen die in de verlenging van de zijbeuken (van de rechte travee) liggen.  De transeptarmen zijn overwelfd met een tongewelf, de kruising met een graatgewelf die de sporen van de hoektrompen van een vroegere koepel verraden.  De korte travee is overwelfd met een gebroken tongewelf en de apsis met een halfkoepel.  De ruimte van de overgangsmuur kon opengewerkt zijn met een rondboogvenster wat een samenstelling is, beschouwd als cluniaans maar reeds verschijnt in de periode van het vroegromaans en in tal van andere kerken.














Het hoofdaltaar was gevormd met een tafel in albast en gedragen door 5 colonnetten met een gebeeldhouwde basis en versierde kapitelen.  Als gevolg van een ongelukkige verplaatsing, was deze gebroken.  Deze werd gereconstrueerd met 3 oorspronkelijke colonnetten en 2 extra zuilen.  






Aan de buitenzijde is het westelijk portaal afgebakend door een booglijst die terugvalt op 2 zuilen met kapitelen gebeeldhouwd met gebladerte en basissen versierd met reliëfs die een weerspiegeling zijn van de mooie  gebeeldhouwde basissen in de Brionnais.





De vierkante klokkentoren overdekt met een lage spits is aan de basis gestut door 2 steunen.  Steunberen met talud ondersteunen de eindmuren van de transeptarmen.  Deze die de hoofdapsis ondersteunen, bezitten geen talud bovenaan en stijgen tot aan de terugval van het dak met een gootklos met naakte modillons. 








Bron.
- Raymond Oursel in "Lyonnais, Savoie romans"; Editions de Zodiaque, 'la Nuit des Temps 73'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1990.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: