Eglise abbatiale Saint-Georges de Boscherville
te Saint-Martin-de-Bocherville
Beeldhouwwerk.
Het decor van de gehistorieerde kapitelen begint reeds aan de westelijke gevel wat eerder zeldzaam is in Normandië. Links is een raadselachtige scene maar met een merkwaardig plastiek effect. Een groot mannelijk personage die gedrapeerd en met een stralenkrans omgeven, staat recht aan de hoek geflankeerd van een versierde palmboom, en met 2 heiligen eveneens met een aureool; vervolgens komt de Vlucht naar Egypte die verwarrend en overhaast overkomt en vervolgens een vogel die wordt verslonden door 2 viervoeters met een gemeenschappelijk hoofd. Rechts figureert het eerste kapiteel de Val van de Mens met Eva die verleid wordt door een slang met groot hoofd en rond de boom geslingerd, heeft de appel achter haar rug door aan Adam; vervolgens komt de uitdrijving uit het Paradijs met een gevleugelde engel die een zwaard hanteert, en een legendarisch gevecht dat moeilijk te herkennen is. Tenslotte een onhandig getrokken scene waarbij de personages kort en gedrongen zijn, hun leden bolvormig. Ziet men hierin een boer die zijn land omspit met aan zijn zijde zijn hond of een prelaat geflankeerd door een demon ?
De andere kapitelen van de gevel vertonen meer een decoratieve iconografie en meer voortkomend in Normandië met een paardmens als schutter, draken, verschillende monsters. Uitgezonderd het eerste zijn deze delen van een samenstelling en met een heel middelmatige uitvoering.
Het schip houdt ongeveer dezelfde verhoudingen in met gehistorieerde en niet gehistorieerde kapitelen in, tenminste op het niveau van de grote rondboogreeksen daar al de kapitelen van de hoogste gedeelten voor zover zij leesbaar zijn tot de niet gehistorieerde behoren.
Al de kapitelen van het schip waren trouwens met kleuren bewerkt. Dit was het geval voor het onhandige vorige eeuw, van het merendeel van de kubische kapitelen. Deze droegen een geschilderd decor met rankversiering en palmetten. De basissen bieden eveneens een interessant decor aan met hoge en nauwe klauwen aan de hoeken die de vorm aannemen van een eenvoudige, vierkante cirkel, of deze van gebladerte of een dierenpoot. Een klein aantal biedt meer, aan de laatste ring die de zuil omringt met een decor van gebroken staven zoals bij de grote boogreeksen van het transept.
De eenvoudige kapitelen behoren tot 2 voortkomende types met kapitelen met kroppen en krullen, min of meer vervolledigd met palmetten, maskers of vlechtwerk; en kapitelen met talrijke en meer gevarieerde eierlijsten.
Een eerste groep van gehistorieerde kapitelen die talrijk zijn, stellen realistische of mythische dieren voor met paarden, leeuwen, draken, diverse monsters of hoofden zonder lichaam. Een tweede meer achtenswaardige groep beeldt enkel mensen of mensen met dieren uit. De beeldhouwer heeft steeds met moeite zijn personages op het kapiteellichaam afgebeeld. Hij heeft steeds iedere verhouding achterwege gelaten en zijn ontwerpen zijn begiftigd met grote hoofden, gebogen hoofden, met ogen in amandelvorm en de armen ontwricht. Hij heeft niets weergegeven over de zin van de plooienval en de kleren beperken zich tot onsierlijke borstrokken die meer gestreept dan geplooid zijn zodanig dat het kostuum aan moderne spotprenten doet verwijzen. Maar men kan de zin in beweging en de expressieve houding niet betwisten wanneer het personage is geplaatst onder de hoek van het kapiteellichaam.
Weinig verhalen laten zich herkennen maar ontdekt men toch een bisschop of een abt zwaaiend met zijn kruis dat hij vasthoudt aan de zijde van een Agnus Dei met aureool en ontdaan van reliëf. Men kan eveneens een gewapend personage ontdekken met een hamer strijdend tegen een monster alsook enkele ridders. Een vrouw met vooruitstekende borsten een palm vasthoudend en geflankeerd van een klein personage met gestreepte kazak. Men heeft hierin een verleidster en een gekozen maagd gezien die in het paradijs verblijven. Een rechtstaande man wordt verslonden door 2 samengestelde monsters met meer afgeplatte vormen. Tenslotte houdt een engel de hand tegen van een groot personage die iemand met het zwaard bedreigd welke hij bij de haren vasthoudt. Er ontbreekt echter de gewoonlijke context van het offer van Abraham. Eén scene kan duidelijk ontleend worden aan de laatste travee van de noordelijke zijbeuk namelijk het mirakel van de heilige Evroult, een thema dat reeds aangebracht was voor de aankomst van de Benedictijnen van Ouche in 1114. De heilige met een bovenmaats hoofd en stralenkrans houdt het kruis vast een bidt terwijl een paard nadert dragend een zak voorbestemd om de monniken van Ouche te bevoorraden.
De kubische kapitelen die de tribunes van het transept dragen onderscheiden zich door hun afmetingen. Deze van de zuidelijke kruisbeuk draagt aan 2 zijden rankversiering uitgevoerd met een vaste hand wat buitengewoon is te Boscherville. Men bootst hier onbezonnen de erfenis van de Vikings en de stijl van urnes na. Een inktvis vermengt zich tussen hen aan de westelijke zijde. De zuidelijke zijde vertoont een viervoudige cirkel met 8 stralen en aan de oostelijke zijde 2 viervoeters waarvan een "centaurus" boogschutter. Aan de noordelijke zijde bevindt zich een gehistorieerd kapiteel. De zijde die uitkijkt op het schip draagt een ridder met onhandige verhoudingen met blijkbaar achter zijn rug een decor van gebladerte. Aan de hoeken houden geklede personages met enorme hoofden palmetten vast. De andere zijden zijn overdekt met rankversieringen van wijnbladeren met platte stengels die afwisselend ranken, holle bladeren en druiven vasthouden. De omvang van de afmetingen staat in schril contrast met het onvermogen van de opbouw.
Van een levendigere interesse zijn de gebeeldhouwde plaatjes uitgehold in de hoekverbindingen bovenaan de zware kapitelen. Aan de noordelijke zijde bemerkt men een bisschop of abt, gekroond of met een mijter, gezeten op een troon met gedraaide voeten die in de linkerhand een kruis vasthoudt en met de rechterhand de zegen heeft. Het beeld is opgebouwd in de vorm van een uitgesneden kader die plaats laat voor de voeten van een personage die op 2 mensenhoofden rusten. Het ontwerp is nog steeds een onhandig versiersel. De plooien zijn strak en uitgehold, de armen zijn veel te lang en de figuur ontbreekt het aan iedere vorm van expressie.
In het zuiden wordt een gevecht tussen ridders weergegeven en is heel overdreven daar de mannen 3 maal groter zijn dan hun paarden. Deze schijnen eveneens in gevecht met elkaar daar hun hoeven ter hoogte van de borst met elkaar botsen. Twee ridders, gekleed in een maliënkolder en getooid met een afgeknotte helm met neusstuk gaan met elkaar het gevecht aan met de lans. Het thema lijkt goed verband te houden met het tapijt van Bayeux. Dit bevindt zich identiek tot in de details op het kapiteel van het schip van de kerk Sainte-Honorine te Graville maar de verhoudingen zijn beter en het voorkomen van de strijders is er beter uitgedrukt.
De kapitelen aan de buitenzijde die men terugvindt aan de lage boogreeksen van de apsis stellen merkwaardige elementen voor. Van een ongelijke kwaliteit zijn deze over het algemeen beter dan deze in het schip. Het meest gekende situeert zich ten noorden van de as van de kerk waar naast een palm in zwak reliëf, van een preromaanse traditie, men een muntslager aan het werk ziet. Met een baard en voorzien van een enorm gezicht slaat deze met zijn rechterhand terwijl hij met zijn linkerhand op het aambeeld het muntstuk vasthoudt waarop hij schijnt te willen slaan. Het personage straalt geen leven uit en hij kijkt zelfs niet naar zijn werk. De samenstelling is heel onhandig weergegeven. Het thema is puur anekdotisch daar de abdij van Boscherville nooit het recht heeft gehad om eigen munten te slaan.
Van een gans andere kwaliteit zijn de talrijke puur decoratieve motieven. Het meest voortkomend dat 5 of 6 maal wordt weergegeven, is deze van het masker dat uitgehold gebladerte uitspuwt. De dekstukken zijn hetzij glad, hetzij versierd met geometrische motieven met snijdende cirkels, cirkels met kruis, rozetten, enz...
Maar één onder hen dat ongeveer symmetrisch staat ten zuiden van het kapiteel met de muntslager draagt een warboel van dierlijke figuren van een opvallende interesse. Op de rechter en linkerzijde zijn het het draken met stramme vleugels met een lang slangachtig achterlijf en in een 8-vorm geknoopt naar de staart en de puntige oren toe. Gans hun lichaam is gespikkeld met kleine ronde gaatjes wat merkwaardig de zeedraken en walvissen van het preromaanse decor van Deux-Jumeaux-en-Bessin nabootst. Aan de zijde voor de andere monsters met uilengezicht zijn de poten in de lucht geplaatst. De schuine afwerkingen die deze dekstukken aan het versierde kapiteellichaam met gebladerte verenigen, dragen wolven met scherpe tanden en waarvan de staart zich beëindigd in een palmet. Gans dit repertoire dompelt zich onder in de oorsprong van het preromaans. Zijn behandeling van een buitengewone grafische kwaliteit getuigt van een meesterschap in het fabelachtige dat het eigen kenteken is van de artiest aan het kooreinde van Boscherville.
De talrijke modillons zijn verstoken van originaliteit, ruw en zijn beeldend zoals het toebehoort aan ontwerpen voorbestemd om van ver te zien en bootsen in grote mate menselijke en dierlijke gezichten na.
Van een meer latere datum is het beeldhouwwerk van de kapittelzaal en de aanpalende gedeelten van de kloostergang, waarschijnlijk gebouwd onder abt Viktor. De gevrijwaarde overblijfselen bij de afbraak van de kloostergang zijn de kapitelen die in 1838 bij het departementale museum des Antiquités de la Seine-Maritime te Rouen ondergebracht. Deze waren een 15-tal jaar eerder teruggevonden bij de afbraak van de opgerichte kloostergang van de 16de eeuw, als hergebruik in de funderingen nabij de ingang van de kapittelzaal. Van een onregelmatige, langwerpige vorm stonden zij op paarsgewijze colonnetten. Hun afmetingen zijn bescheiden met het grootste dat 27 cm groot is maar zijn van een verbazende, beeldende rijkdom.
Het meest volumevolle dat hoogstwaarschijnlijk overeenkwam met een bundel van 4 colonnetten, is toegewijd aan de eerste levensjaren van Christus. Aan één van zijn lange zijden figureert de Aankondiging en de Visitatie. De personages zijn slank, expressief, gekleed met geplooide stof van grote plooien zoals de school van Chartres was toegenegen. Vervolgens stelt een kleine zijde een heel ruw behouwen afbeelding van Christus geboorte onder 2 boogreeksen, gevolgd door de Aankondiging aan de Herders. De andere lange zijde stelt de moord op de Onschuldige Kinderen voor. Voor Herodus die troont onder een baldakijn aan één van de kleine zijden, dragen gewapende manschappen een maliënkolder en een kegelvormige helm en leveren zich over aan een ware slachtpartij onder de kleine kinderen. Komt vervolgens de Voorstelling in de Tempel waar de personages geen lange ledematen meer hebben maar waar de aandacht aan de bewoners en aan de haardos nog steeds even groot is.
Het tweede gehistoriseerde kapiteel van Rouen is gekend onder de naam van "het kapiteel van de muziekspelers". Tien muzikanten die rijkelijk gekleed zijn en zowel mannen als vrouwen zijn, dragen geregeld een kroon en begeleiden met gevarieerde instrumenten, vooral de snaarinstrumenten, de goocheltrucs van een jongleuse die op haar hoofd staat en zich hoog op een krukje bevindt. Het lijkt een echt concert aan een prinselijk hof zoals men in de 12de eeuw aanhoorde maar het kostuum van de uitvoerders verbaast een beetje. Deze lijkt afkomstig van de voorstelling van de "Ouderlingen van de Apocalyps".
Het laatste kapiteel is enkel versierd met soepele en gestileerde palmetten, eveneens getrokken in een sterk reliëf met een grotere schoonheid dan de zin van het leven. De historiografische traditie verzekert dat er voor 1827 nog 2 andere gehistoriseerde kapitelen bestonden waarvan de ene de aankomst van Christus in Jeruzalem figureert en het andere een bijbelse of een landelijke scene welke men niet kon situeren.
Het gebeeldhouwde decor van de toegang tot de kapittelzaal, was van een minstens evenredige kwaliteit en een meer uitgesproken originaliteit. De beeldzuilen, uitgezonderd een onzekere herkomst in de verzameling van de kloostergang van Saint-Wandrille, zijn met Ivry de enige gekende voorbeelden in Normandië. Hier bevinden er zich, allen gesitueerd aan de gevel, rechts van de ingang. Men kan zich afvragen of deze asymmetrische voorstelling ook zo bedoeld was. In 1827 bevestigde Deville, echter zonder bewijzen aan te voeren, dat 3 andere, vergelijkbare beelden zich aan de linkerzijde van de ingang moesten bevinden maar deze zijn met de zuilen verdwenen. Enkel de kapitelen bevinden zich nog op hun plaats en zijn nu ondersteund door zuilen zonder versiering.
De thema's van deze beeldzuilen zijn door ML. Pressouyvre ontleed, die als eerste de heel onduidelijke teksten heeft ontcijferd, ingeschreven op de tekstbanden die ze dragen. Deze zijn allen ontleend aan commentaren van de Regel van de heilige Benedictus. Het geheel vormt een uitnodiging om na te denken over der fundamentele tekst van het monastieke leven die men terugvindt in verschillende kloostergangen van het einde van de 12de of begin 13de eeuw, zoals te Saint-Père te Chartres.
Onmiddellijk rechts van de ingang bevindt zich een abt, waarschijnlijk de heilige Benedictus met de tekst "FILI SUSCIPE DESCIPLINAM"; een directe verwijzing naar wie hier aan deze zaal voorbijkomt. Nabij deze eerste beeldzuil, aan de linker zijmuur van het venster bevindt zich een allegorie op de dood met "EGO MORS HOMINEM JUGULO CORRIPIO"; het vrouwelijke personage laat hierbij een kaars branden. Het laatste aan de rechter zijmuur van dezelfde boog is een andere vrouwelijke figuur met de tekst "VITA BEATA VOCOR".
Nergens is de kunst van de 12de eeuw gebruikt in dienst van het monastieke leven maar alle specialisten hebben bevestigd dat het hier niet gaat om een Normandische ingeving. De ideologie, iconografie en technisch beeldhouwwerk is afkomstig van voorbij de grenzen van het Île-de-France, of waarschijnlijker van Chartres.
De kapitelen zijn zoals deze, die tot de kloostergang toebehoorden, 2 per 2 samengebracht om 1 unieke scene weer te geven. Een aantal onder hen, vooral rechts, zijn enkel versierd met gebladerte.
De anderen kan men onderverdelen in 3 groepen. De ene illustreren de Heilige Geschiedenis met aldus links aan de ingang Joshua die de zon tegenhoudt. Deze is gefigureerd links door een merkwaardig goed gekamd klein achterhoofd, in een dubbele aureool van stralen.
Verder de doortocht door de Jordaan, of eerder de Rode Zee; het dragen van de Ark des Verbonds; het offer van Abraham.
Anderen schijnen een moraal thema te dragen zoals de strijd van het geloof tegen het ongeloof; een vrouwengevecht in aanwezigheid van de duivel.
Nog anderen vertolken het monastieke leven zoals bij de beeldzuilen. Links aan de ingang, naast het Ark des Verbonds, een abt die de discipline tot 2 geknielde monniken verkondigt.
Bron.
- Lucien Musset in Normandie romane II; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 41; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1985.
Bijlagen.
-https://atlas-roman.blogspot.com/2016/02/76-seine-maritime-romane.html
-https://www.google.com/maps/d/viewer?mid=1ZH5JCGraO_wDF-yiYEQlxDAxZb4&ll=49.421199413392664%2C0.9367708958984622&z=11
-https://monumentum.fr/ancienne-abbaye-saint-georges-de-boscherville-pa00101033.html
-https://www.pop.culture.gouv.fr/notice/merimee/PA00101033
-https://fr.wikipedia.org/wiki/Abbaye_Saint-Georges_de_Boscherville
-https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Abbaye_Saint-Georges_de_Boscherville?uselang=fr
-https://sites.google.com/site/modillonroman/normandie/saint-martin-de-boscherville-eglise-st-georges
-https://www.abbayes-normandie.com/abbaye/abbaye-saint-georges-de-boscherville/
-https://vialucispress.wordpress.com/2015/04/01/the-lost-poets-of-saint-martin-de-boscherville-dennis-aubrey/
-https://mondes-normands.caen.fr/france/Patrimoine_architectural/Normandie/Roumois/duclair/0318Boscherville/index.htm
-https://www.monestirs.cat/monst/annex/fran/alnorm/cbosche.htm
-http://www.abbaye-saint-georges.com/
-http://architecture.relig.free.fr/boscherville.htm
-https://www.patrimoine-religieux.fr/eglises_edifices/76-Seine-Maritime/76614-Saint-Martin-de-Boscherville/149247-EgliseabbatialeSaint-GeorgesdeBoscherville
-https://clochers.org/Fichiers_HTML/Accueil/Accueil_clochers/76/accueil_76614.htm
-https://www.geoportail.gouv.fr/carte
-https://photos.google.com/album/AF1QipM-eH7pWppUHZEpKLZ8S_BUodeedPhuxSO8quL4https://photos.google.com/album/AF1QipOsr2xIXpHN2f66nR8RTfQgSTwV0SqjZPSMYWn6
-
De eenvoudige kapitelen behoren tot 2 voortkomende types met kapitelen met kroppen en krullen, min of meer vervolledigd met palmetten, maskers of vlechtwerk; en kapitelen met talrijke en meer gevarieerde eierlijsten.
Een eerste groep van gehistorieerde kapitelen die talrijk zijn, stellen realistische of mythische dieren voor met paarden, leeuwen, draken, diverse monsters of hoofden zonder lichaam. Een tweede meer achtenswaardige groep beeldt enkel mensen of mensen met dieren uit. De beeldhouwer heeft steeds met moeite zijn personages op het kapiteellichaam afgebeeld. Hij heeft steeds iedere verhouding achterwege gelaten en zijn ontwerpen zijn begiftigd met grote hoofden, gebogen hoofden, met ogen in amandelvorm en de armen ontwricht. Hij heeft niets weergegeven over de zin van de plooienval en de kleren beperken zich tot onsierlijke borstrokken die meer gestreept dan geplooid zijn zodanig dat het kostuum aan moderne spotprenten doet verwijzen. Maar men kan de zin in beweging en de expressieve houding niet betwisten wanneer het personage is geplaatst onder de hoek van het kapiteellichaam.
Weinig verhalen laten zich herkennen maar ontdekt men toch een bisschop of een abt zwaaiend met zijn kruis dat hij vasthoudt aan de zijde van een Agnus Dei met aureool en ontdaan van reliëf. Men kan eveneens een gewapend personage ontdekken met een hamer strijdend tegen een monster alsook enkele ridders. Een vrouw met vooruitstekende borsten een palm vasthoudend en geflankeerd van een klein personage met gestreepte kazak. Men heeft hierin een verleidster en een gekozen maagd gezien die in het paradijs verblijven. Een rechtstaande man wordt verslonden door 2 samengestelde monsters met meer afgeplatte vormen. Tenslotte houdt een engel de hand tegen van een groot personage die iemand met het zwaard bedreigd welke hij bij de haren vasthoudt. Er ontbreekt echter de gewoonlijke context van het offer van Abraham. Eén scene kan duidelijk ontleend worden aan de laatste travee van de noordelijke zijbeuk namelijk het mirakel van de heilige Evroult, een thema dat reeds aangebracht was voor de aankomst van de Benedictijnen van Ouche in 1114. De heilige met een bovenmaats hoofd en stralenkrans houdt het kruis vast een bidt terwijl een paard nadert dragend een zak voorbestemd om de monniken van Ouche te bevoorraden.
De kubische kapitelen die de tribunes van het transept dragen onderscheiden zich door hun afmetingen. Deze van de zuidelijke kruisbeuk draagt aan 2 zijden rankversiering uitgevoerd met een vaste hand wat buitengewoon is te Boscherville. Men bootst hier onbezonnen de erfenis van de Vikings en de stijl van urnes na. Een inktvis vermengt zich tussen hen aan de westelijke zijde. De zuidelijke zijde vertoont een viervoudige cirkel met 8 stralen en aan de oostelijke zijde 2 viervoeters waarvan een "centaurus" boogschutter. Aan de noordelijke zijde bevindt zich een gehistorieerd kapiteel. De zijde die uitkijkt op het schip draagt een ridder met onhandige verhoudingen met blijkbaar achter zijn rug een decor van gebladerte. Aan de hoeken houden geklede personages met enorme hoofden palmetten vast. De andere zijden zijn overdekt met rankversieringen van wijnbladeren met platte stengels die afwisselend ranken, holle bladeren en druiven vasthouden. De omvang van de afmetingen staat in schril contrast met het onvermogen van de opbouw.
In het zuiden wordt een gevecht tussen ridders weergegeven en is heel overdreven daar de mannen 3 maal groter zijn dan hun paarden. Deze schijnen eveneens in gevecht met elkaar daar hun hoeven ter hoogte van de borst met elkaar botsen. Twee ridders, gekleed in een maliënkolder en getooid met een afgeknotte helm met neusstuk gaan met elkaar het gevecht aan met de lans. Het thema lijkt goed verband te houden met het tapijt van Bayeux. Dit bevindt zich identiek tot in de details op het kapiteel van het schip van de kerk Sainte-Honorine te Graville maar de verhoudingen zijn beter en het voorkomen van de strijders is er beter uitgedrukt.
De kapitelen aan de buitenzijde die men terugvindt aan de lage boogreeksen van de apsis stellen merkwaardige elementen voor. Van een ongelijke kwaliteit zijn deze over het algemeen beter dan deze in het schip. Het meest gekende situeert zich ten noorden van de as van de kerk waar naast een palm in zwak reliëf, van een preromaanse traditie, men een muntslager aan het werk ziet. Met een baard en voorzien van een enorm gezicht slaat deze met zijn rechterhand terwijl hij met zijn linkerhand op het aambeeld het muntstuk vasthoudt waarop hij schijnt te willen slaan. Het personage straalt geen leven uit en hij kijkt zelfs niet naar zijn werk. De samenstelling is heel onhandig weergegeven. Het thema is puur anekdotisch daar de abdij van Boscherville nooit het recht heeft gehad om eigen munten te slaan.
Van een gans andere kwaliteit zijn de talrijke puur decoratieve motieven. Het meest voortkomend dat 5 of 6 maal wordt weergegeven, is deze van het masker dat uitgehold gebladerte uitspuwt. De dekstukken zijn hetzij glad, hetzij versierd met geometrische motieven met snijdende cirkels, cirkels met kruis, rozetten, enz...
Maar één onder hen dat ongeveer symmetrisch staat ten zuiden van het kapiteel met de muntslager draagt een warboel van dierlijke figuren van een opvallende interesse. Op de rechter en linkerzijde zijn het het draken met stramme vleugels met een lang slangachtig achterlijf en in een 8-vorm geknoopt naar de staart en de puntige oren toe. Gans hun lichaam is gespikkeld met kleine ronde gaatjes wat merkwaardig de zeedraken en walvissen van het preromaanse decor van Deux-Jumeaux-en-Bessin nabootst. Aan de zijde voor de andere monsters met uilengezicht zijn de poten in de lucht geplaatst. De schuine afwerkingen die deze dekstukken aan het versierde kapiteellichaam met gebladerte verenigen, dragen wolven met scherpe tanden en waarvan de staart zich beëindigd in een palmet. Gans dit repertoire dompelt zich onder in de oorsprong van het preromaans. Zijn behandeling van een buitengewone grafische kwaliteit getuigt van een meesterschap in het fabelachtige dat het eigen kenteken is van de artiest aan het kooreinde van Boscherville.
De talrijke modillons zijn verstoken van originaliteit, ruw en zijn beeldend zoals het toebehoort aan ontwerpen voorbestemd om van ver te zien en bootsen in grote mate menselijke en dierlijke gezichten na.
Van een meer latere datum is het beeldhouwwerk van de kapittelzaal en de aanpalende gedeelten van de kloostergang, waarschijnlijk gebouwd onder abt Viktor. De gevrijwaarde overblijfselen bij de afbraak van de kloostergang zijn de kapitelen die in 1838 bij het departementale museum des Antiquités de la Seine-Maritime te Rouen ondergebracht. Deze waren een 15-tal jaar eerder teruggevonden bij de afbraak van de opgerichte kloostergang van de 16de eeuw, als hergebruik in de funderingen nabij de ingang van de kapittelzaal. Van een onregelmatige, langwerpige vorm stonden zij op paarsgewijze colonnetten. Hun afmetingen zijn bescheiden met het grootste dat 27 cm groot is maar zijn van een verbazende, beeldende rijkdom.
Het meest volumevolle dat hoogstwaarschijnlijk overeenkwam met een bundel van 4 colonnetten, is toegewijd aan de eerste levensjaren van Christus. Aan één van zijn lange zijden figureert de Aankondiging en de Visitatie. De personages zijn slank, expressief, gekleed met geplooide stof van grote plooien zoals de school van Chartres was toegenegen. Vervolgens stelt een kleine zijde een heel ruw behouwen afbeelding van Christus geboorte onder 2 boogreeksen, gevolgd door de Aankondiging aan de Herders. De andere lange zijde stelt de moord op de Onschuldige Kinderen voor. Voor Herodus die troont onder een baldakijn aan één van de kleine zijden, dragen gewapende manschappen een maliënkolder en een kegelvormige helm en leveren zich over aan een ware slachtpartij onder de kleine kinderen. Komt vervolgens de Voorstelling in de Tempel waar de personages geen lange ledematen meer hebben maar waar de aandacht aan de bewoners en aan de haardos nog steeds even groot is.
Het tweede gehistoriseerde kapiteel van Rouen is gekend onder de naam van "het kapiteel van de muziekspelers". Tien muzikanten die rijkelijk gekleed zijn en zowel mannen als vrouwen zijn, dragen geregeld een kroon en begeleiden met gevarieerde instrumenten, vooral de snaarinstrumenten, de goocheltrucs van een jongleuse die op haar hoofd staat en zich hoog op een krukje bevindt. Het lijkt een echt concert aan een prinselijk hof zoals men in de 12de eeuw aanhoorde maar het kostuum van de uitvoerders verbaast een beetje. Deze lijkt afkomstig van de voorstelling van de "Ouderlingen van de Apocalyps".
Het laatste kapiteel is enkel versierd met soepele en gestileerde palmetten, eveneens getrokken in een sterk reliëf met een grotere schoonheid dan de zin van het leven. De historiografische traditie verzekert dat er voor 1827 nog 2 andere gehistoriseerde kapitelen bestonden waarvan de ene de aankomst van Christus in Jeruzalem figureert en het andere een bijbelse of een landelijke scene welke men niet kon situeren.
Het gebeeldhouwde decor van de toegang tot de kapittelzaal, was van een minstens evenredige kwaliteit en een meer uitgesproken originaliteit. De beeldzuilen, uitgezonderd een onzekere herkomst in de verzameling van de kloostergang van Saint-Wandrille, zijn met Ivry de enige gekende voorbeelden in Normandië. Hier bevinden er zich, allen gesitueerd aan de gevel, rechts van de ingang. Men kan zich afvragen of deze asymmetrische voorstelling ook zo bedoeld was. In 1827 bevestigde Deville, echter zonder bewijzen aan te voeren, dat 3 andere, vergelijkbare beelden zich aan de linkerzijde van de ingang moesten bevinden maar deze zijn met de zuilen verdwenen. Enkel de kapitelen bevinden zich nog op hun plaats en zijn nu ondersteund door zuilen zonder versiering.
De thema's van deze beeldzuilen zijn door ML. Pressouyvre ontleed, die als eerste de heel onduidelijke teksten heeft ontcijferd, ingeschreven op de tekstbanden die ze dragen. Deze zijn allen ontleend aan commentaren van de Regel van de heilige Benedictus. Het geheel vormt een uitnodiging om na te denken over der fundamentele tekst van het monastieke leven die men terugvindt in verschillende kloostergangen van het einde van de 12de of begin 13de eeuw, zoals te Saint-Père te Chartres.
Onmiddellijk rechts van de ingang bevindt zich een abt, waarschijnlijk de heilige Benedictus met de tekst "FILI SUSCIPE DESCIPLINAM"; een directe verwijzing naar wie hier aan deze zaal voorbijkomt. Nabij deze eerste beeldzuil, aan de linker zijmuur van het venster bevindt zich een allegorie op de dood met "EGO MORS HOMINEM JUGULO CORRIPIO"; het vrouwelijke personage laat hierbij een kaars branden. Het laatste aan de rechter zijmuur van dezelfde boog is een andere vrouwelijke figuur met de tekst "VITA BEATA VOCOR".
Nergens is de kunst van de 12de eeuw gebruikt in dienst van het monastieke leven maar alle specialisten hebben bevestigd dat het hier niet gaat om een Normandische ingeving. De ideologie, iconografie en technisch beeldhouwwerk is afkomstig van voorbij de grenzen van het Île-de-France, of waarschijnlijker van Chartres.
De kapitelen zijn zoals deze, die tot de kloostergang toebehoorden, 2 per 2 samengebracht om 1 unieke scene weer te geven. Een aantal onder hen, vooral rechts, zijn enkel versierd met gebladerte.
De anderen kan men onderverdelen in 3 groepen. De ene illustreren de Heilige Geschiedenis met aldus links aan de ingang Joshua die de zon tegenhoudt. Deze is gefigureerd links door een merkwaardig goed gekamd klein achterhoofd, in een dubbele aureool van stralen.
Verder de doortocht door de Jordaan, of eerder de Rode Zee; het dragen van de Ark des Verbonds; het offer van Abraham.
Anderen schijnen een moraal thema te dragen zoals de strijd van het geloof tegen het ongeloof; een vrouwengevecht in aanwezigheid van de duivel.
Nog anderen vertolken het monastieke leven zoals bij de beeldzuilen. Links aan de ingang, naast het Ark des Verbonds, een abt die de discipline tot 2 geknielde monniken verkondigt.
Bron.
- Lucien Musset in Normandie romane II; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 41; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1985.
Bijlagen.
-https://atlas-roman.blogspot.com/2016/02/76-seine-maritime-romane.html
-https://www.google.com/maps/d/viewer?mid=1ZH5JCGraO_wDF-yiYEQlxDAxZb4&ll=49.421199413392664%2C0.9367708958984622&z=11
-https://monumentum.fr/ancienne-abbaye-saint-georges-de-boscherville-pa00101033.html
-https://www.pop.culture.gouv.fr/notice/merimee/PA00101033
-https://fr.wikipedia.org/wiki/Abbaye_Saint-Georges_de_Boscherville
-https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Abbaye_Saint-Georges_de_Boscherville?uselang=fr
-https://sites.google.com/site/modillonroman/normandie/saint-martin-de-boscherville-eglise-st-georges
-https://www.abbayes-normandie.com/abbaye/abbaye-saint-georges-de-boscherville/
-https://vialucispress.wordpress.com/2015/04/01/the-lost-poets-of-saint-martin-de-boscherville-dennis-aubrey/
-https://mondes-normands.caen.fr/france/Patrimoine_architectural/Normandie/Roumois/duclair/0318Boscherville/index.htm
-https://www.monestirs.cat/monst/annex/fran/alnorm/cbosche.htm
-http://www.abbaye-saint-georges.com/
-http://architecture.relig.free.fr/boscherville.htm
-https://www.patrimoine-religieux.fr/eglises_edifices/76-Seine-Maritime/76614-Saint-Martin-de-Boscherville/149247-EgliseabbatialeSaint-GeorgesdeBoscherville
-https://clochers.org/Fichiers_HTML/Accueil/Accueil_clochers/76/accueil_76614.htm
-https://www.geoportail.gouv.fr/carte
-https://photos.google.com/album/AF1QipM-eH7pWppUHZEpKLZ8S_BUodeedPhuxSO8quL4https://photos.google.com/album/AF1QipOsr2xIXpHN2f66nR8RTfQgSTwV0SqjZPSMYWn6
-
Geen opmerkingen:
Een reactie posten