Eglise Saint-Maurice
te Mainzac
Beschrijving.
Opgericht in klein en middelgroot metselverband van maatstenen, stelt deze kerk zich samen met een schip, een travee onder de vierkante klokkentoren en een kooreinde gevormd door een recht deel dat beëindigd wordt door een halfkoepel.
Aan de binnenzijde onderscheidt het profiel van het gewelf zich in een gebroken boog, in het hoogste gedeelte aan de achterzijde van de gevel. Het schip is geanimeerd en ondersteund door een serie van 4 boogreeksen en in een lichte gebroken boog. Heel erg verweerd door de insijpeling en herdaan in het noorden, zijn deze in het zuiden praktisch verdwenen met uitzondering van de laatste. Afgaande op de afbraaksporen verzekerden de zuilen op steunpilasters de scheiding in 4 traveeën. Gotische beschilderingen zijn in het noorden ontdekt en zijn voor een deel bedekt met een rouwband en blazoenen van de 17de en 18de eeuw. Een rechthoekige trap geopend in de ondergrond, net voor de travee onder de klokkentoren, leidt naar een crypte.
De travee onder de klokkentoren is van het schip gescheiden door een massieve steunmuur waar een gebroken boog na de bouw is aangebracht, waarschijnlijk in de 13de eeuw. Deze opening bevindt zich niet in de as van het gebouw maar is meer naar het noorden verschoven. Te merken aan de dikte van de muur zou het oorspronkelijk om pijlers kunnen gaan met een terugval. In het westen zijn 2 pijlers op een steunpijler tegen de steunmuur aangebracht. De hoogte van één van deze pijlers is vervangen door versierde kraagstenen, waarschijnlijk ook in de 13de eeuw. Deze travee is overdekt met een ovale koepel op penditieven. In het midden wordt deze koepel doorbroken met een oculus. Het profiel van de basissen is klassiek voor de ontwerpen van de 12de eeuw. De kapitelen zijn versierd geweest na de aanbouw, misschien in de 13de eeuw maar waarschijnlijk waren ze oorspronkelijk naakt of bestemd om beschilderd te worden. De apsis wordt verlicht door 3 rondbogen (vensters) die vergroot werden na de bouw en is overwelfd met een halfkoepel.
De rechthoekige crypte is opgericht in klein metselverband met maatstenen en schijnt volledig naar vorm en stijl passend samengevoegd naar het beeld van zijn oostelijke muur. Enkel de basis van de toegang is in de grond gebouwd.
De crypte stelt zich samen met een schip van 2 traveeën en 2 zijbeuken, gescheiden door de paarsgewijze zuilen, zowel in het noorden als in het zuiden. Rustend op een sokkel steunen hun basissen zich als een omgekeerde kegel op monoliete cilinders, bekroond met versierde kapitelen. Overwelfd met een tongewelf zijn de zijbeuken overwelfd met een transversaal tongewelf. De crypte wordt verlicht door een boog in de as met een hele diepe insprong van 3,20 meter. Een kleine ongeveer vierkante opening is in het gewelf uitgevoerd geweest en stond in verbinding met de binnenzijde van de apsis. De binnenbedekking van het koor heeft geen enkel spoor van deze opening bewaard.
Aan de buitenzijde is het schip opgericht op een corrigerende ondergrond van het oneffen terrein. Het spoor van 4 nauwe, dichtgestopte vensters ziet men nog. Bovenaan de dakgoot is de rest van de verheffing herdaan geweest in klein metselverband, op 1 meter hoogte. Het traptorentje beëindigd zich met een waterlijst. De zuidelijke muur van het schip schijnt tijdens de Romaanse periode volledig gereconstrueerd geweest te zijn waarbij men oude materialen opnieuw ging gebruiken waaronder een steen met lijstwerk maar op zijn smalle zijde gezet. Een verbinding bemerkt men tussen de twee eerste traveeën en de helft van de derde.
De klokkentoren stelt zich samen uit een steunmuur en 3 verdiepingen. Enkel de noordelijke zijde is nog origineel. De eerste verdieping wordt opengewerkt met 2 brede boogreeksen waarin zich nog het spoor van kleinere bogen inschrijft.
De tweede verdieping wordt doorbroken met 2 rondbogen geflankeerd met colonnetten. De andere zijden zijn gereconstrueerd geweest. De derde, moderne verdieping wordt eenvoudig verlicht door een rechthoek die op alle zijden doorbroken is. Het hoogste gedeelte van de apsis is herdaan en verhoogd geweest. Het laagste venster komt overeen met deze van de crypte en schijnt na de bouw aangebracht. De crypte is gesitueerd met 6 steenlagen boven de grond daar zij niet is ingewerkt in de rots maar op het laagste punt van de oneffenheid van het terrein.
Deze kerk schijnt een crypte te bewaren van een voorafgaand gebouw, misschien van de 11de eeuw waarop een nieuwe kerk werd gebouwd beginnende met de eerste lagen van de apsis, de travee onder de klokkentoren, de klokkentoren en het schip waarvan de noordelijke muur nog bestaat. Deze nieuwe beuk moet overwelfd geweest zijn. Deze reconstructie moet plaats gehad hebben in de eerste helft van de 12de eeuw. In een tweede fase werd de apsis beëindigd en verbonden met de travee onder de klokkentoren. Tijdens de derde campagne schijnt de zuidelijke muur van het schip gereconstrueerd te zijn alsook 3 zijden van de klokkentoren.
Een stevige steunmuur werd aan de binnenzijde van de travee onder de klokkentoren aangebracht om deze te ondersteunen waarschijnlijk op het einde van de 12de of begin 13de eeuw.
Aan de gevel werd de deur herdaan in de 17de eeuw maar het grootste gedeelte van het parament van de puntgevel zou nog origineel zijn maar door de huidige bezetting is dit moeilijk te ontdekken.
Beeldhouwkunst.
De gebeeldhouwde elementen beperken zich tot de crypte met 4 kapiteellichamen van de zuilen. Al de motieven zijn vegetarisch en symmetrisch samengesteld met palmetten met stengels verbonden in bundels, rankversiering, gedroogd gebladerte samengevoegd met vette bladeren maar op de verschillende kapiteellichamen.
Dezelfde techniek van dun toelopende maten is gebruikt geweest. De aanwezigheid van vegetarische met droog gebladerte roept de producties in de Angoumois op van het einde van de 11de eeuw of gans begin 12de eeuw, zoals bij de kapiteellichamen van de oude abdij Saint-Cybard te Angoulême, het schip van de kathedraal van Angoulême, of het schip van de kerk van Mouthiers of de oude kruising van Montignac. De oppervlakkige techniek roept de 11de eeuw op en de imposten van de apsis van de kerk van Nanclars of de kapiteellichamen van de kerk van Bougneau in de Saintogne. De aanwezigheid van het vegetarische met vette bladeren doet eerder denken aan het einde van de 11de eeuw. Dit was reeds op gang gebracht in de Poitou in de tweede helft van de 11de eeuw. Het is waarschijnlijk ook de periode van de decoratie van de crypte.
Bronnen.
-Sylvie Ternet in Les églises romanes d'Angoumois Tome II; Edition Le Croit vif; Paris 2006.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten