Zoeken in deze blog

zondag 9 april 2023

Eglise Saint-Germain te Sacy-le-Grand (Oise 60)

Eglise Saint-Germain 
te Sacy-le-Grand

Geschiedenis.
De 1ste geschreven vermelding van de gemeente gaat terug tot het midden van de 8ste eeuw.  De stichtingsdatum van de parochie is niet gekend.  Geen enkele auteur beschrijft of de kerk is toegewijd aan de heilige Germanus van Parijs of van Auxerre.  Nog in het midden van de 8ste eeuw maakte Sacy-le-Grand deel uit van het koninklijk domein.  In zijn testament laat koning Lodewijk IX de Heilige, Sacy-le-Grand over aan zijn zoon Robert de Clermont waardoor het dorp wordt verheven tot een baljuwschap en toegevoegd aan het graafschap van Clermont.  Reeds in augustus 1281 schenkt graaf Robert enkele bezittingen aan de abdij Saint-Lucien van Beauvais die in ruil al haar rechten op Sacy-le-Grand afstaat.

Tijdens het Ancien Régime hing de parochie af van de dekenij van Pont-Sainte-Maxence, de aartsdekenij van Breteuil en het diocees van Beauvais.  De begever van de prebenden van de priester is de bisschop van Beauvais.

De kerk Saint-Germain is een uitgestrekt gebouw met een ingewikkelde en onregelmatige structuur maar met een elegante en verzorgde samenhang.  Zijn grootse afmetingen zijn verklaarbaar in verband met het uitoefenen van Sacy-le-Grand als hoofdplaats van een burggraafschap.  De verschillende delen van de huidige kerk zijn bij benadering te dateren dankzij de archeologische analyse.  Slecht 2 precieze data zijn gekend.  Oorspronkelijk was het een kerk met een basicaal plan van het laatste kwart van de 11de eeuw waarschijnlijk voorzien van een transept.  Men bemerkt nog een rij van kanteelversiering aan de zuidelijke kruisbeuk als oorspronkelijke Romaanse versiering welk Amédée Beaudry eveneens vermeldt aan de westelijke gevel.  Ook is het metselverband in opus spicatum, beschouwd als een element van grote ouderdom.  De meest herkenbare restanten van de Romaanse kerk zijn de grote boogreeksen ten noorden van het schip.  De buitenste muren van de zijbeuk zijn eveneens Romaans.  Toen Sacy-le-Grand nog deel uitmaakte van het koninklijk domein, dus voor Lodewijk IX de Heilige, werd de kerk begiftigd met een nieuwe basis voor de klokkentoren waarvan nog enkel het gewelf dateert, een nieuw Gotisch koor van 2 traveeën en met een zijkapel ten zuiden van de 1ste travee en waarschijnlijk eveneens ten zuiden van de 2de travee.  Over de klokkentoren van deze periode weet men nagenoeg niets meer die moest overeenkomen met de huidige.  De zuidelijke Romaanse kruisbeuk was overwelfd met ribben maar is later herwerkt geweest.  Eens Sacy-le-Grand de zetel werd van een burggraafschap, is de noordelijke zijbeuk van het koor gebouw in hooggotiek en de laatste travee van de zuidelijke zijbeuk ontving een venster met opvulling in dezelfde stijl.

Na de Honderdjarige Oorlog is de kerk gedeeltelijk gereconstrueerd en diepgaand herwerkt in de flamboyante Gotische stijl.  De werken begonnen einde 15de eeuw tot het begin van de 16de eeuw met de totale reconstructie van de laatste travee van de zuidelijke zijbeuk van het koor waar men het enige gewelf in de flamboyante stijl terugvindt die de kerk bezit, en de herwerking van het venster in de as van het kooreinde.  De ribben en de gordelbogen van de zuidelijke kruisbeuk zijn opnieuw gehouwen zoals ook de 1ste grote boog ten zuiden van de hoofdbeuk van het koor maar heeft wel zijn kapitelen behouden.  De herwerking in de stijl van dat moment gebeurt met een herneming van de pijlers van de klokkentoren, aan de kruising van het transept.  Hun grote diameter verwijst naar een aanwezigheid van een klokkentoren gebouwd in hard materiaal tijdens deze periode.  Het gewelf van de 12de eeuw wordt bewaard en de zijdelingse boogreeksen zijn hernomen terwijl minstens de onderste cilinder van de loodrechte gordelbogen opnieuw de juiste afmeting krijgen.  Op hetzelfde moment als de kruising van het transept voorziet men eveneens een reconstructie van het schip.  Dit omvat het vervangen van de grote boogreeksen in het zuiden en het vervangen van de laatste grote en een halve boogreeks van de noordelijke zijbeuk door 1 enkele maar grote boogreeks.  De rest van de Romaanse noordelijke zijbeuk ontsnapt uiteindelijk aan de afbraak en bijgevolg bleef het schip overdekt met een gelambriseerd plafond wat men eveneens aantreft bij de zuidelijke zijbeuk.
Tijdens een 3de campagne in het midden van de 16de eeuw zijn de nieuwe travee van de noordelijke zijbeuk, de noordelijke kruisbeuk en de kapel die deze verdubbeld afgewerkt geweest en overwelfd met ribben in een late flamboyante stijl die reeds de overgang naar de Renaissance verraadt.
De onregelmatigheid van het schip doet de kerkfabriek onder het Tweede Keizerrijk besluiten dat de kerk onafgewerkt is gebleven bij de campagnes in de flamboyante periode.  Bij de 1ste fase van de nieuwe werken wordt de bescheiden klokkentoren vervangen door een neogotische toren.  Zijn samenstelling is heel trouw aan de architectuur in de regio van de 13de eeuw maar de talrijke details en vooral de bekroning van de muren door een balustrade verraden zijn werkelijke periode.  De nieuwe spits wordt afgewerkt in 1870.  Het portiek van het zuidelijke zijportaal van begin 13de eeuw wordt volledig herbouwd in de neogotische smaak.  Na de Frans-Duitse Oorlog van 1870/1871 wordt de binnenste bekleding herwerkt en voor het einde van de 19de eeuw beëindigd.  Het betreft de overwelving met ribben van het schip; de zuidelijke en noordelijke Romaanse zijbeuk.  De vensters van de 2de en 3de travee worden verborgen door toevoeging van een dienstgebouw aan de noordelijke zijbeuk.  Einde 19de eeuw zijn de westelijke bogen van het schip en de zuidelijke zijbeuk verfraaid met opvulling van het hooggotische type.





Beschrijving.
Regelmatig georiënteerd met een lichte afwijking van de as naar het zuidoosten aan de zijde van het kooreinde, komt de kerk met een onregelmatig plan van 3 beuken overeen.  Zij stelt zich samen met een schip van 4 traveeën met een noordelijke zijbeuk met de eerste 3 traveeën en deze zijbeuk is overwelfd met op ongeveer dezelfde hoogte ten noorden van de laatste travee alsook in het zuiden; met een basis van de klokkentoren, eveneens de kruising van het transept en dit in de as van het schip; met 2 kruisbeuken waarvan deze in het zuiden lager is en deze in het noorden verdubbeld met een kapel; met een koor van 2 traveeën met 2 zijbeuken en alle 3 beëindigd door een plat kooreinde.  Een sacristie voegt zich in tussen de zuidelijke kruisbeuk en de 1ste travee van de zuidelijke zijbeuk van het koor, een traptorentje flankeert de noordwestelijke hoek van de kapel en een toevoeging met een kleine breedte paalt aan de 2de en 3de travee van de noordelijke zijbeuk.  De centrale beuk is van dezelfde hoogte en breedte over zijn ganse lengte.  Deze wordt smaller aan de kruising van het transept.  De noordelijke zijbeuk is echter heel nauw.  De 4 volgende traveeën zijn van dezelfde hoogte en breedte.  In het zuiden hebben de eerste 4 traveeën dezelfde afmetingen.  Er bevinden zich 3 grote en een halve travee voor de eerste 3 traveeën van het schip en de gootmuur van de zuidelijke zijbeuk van het schip houdt 5 traveeën in voor de 4 grote boogreeksen.  Enkel de eerste 3 traveeën van het schip bezitten 2 verdiepingen waarvan een verdieping voor de grote boogreeksen en een verdieping met hoge, blinde muren.  Bij de rest van de hoofdbeuk bezitten de hoge muren enkel 1/5 in hoogte van de verheffing in het schip of 3/4 bij de kruising van het transept en de noordelijke koorzijde, of minder dan 1/4 van de zuidelijke koorzijde.

Foto wikipedia

Het geheel van de kerk is overwelfd met ribben maar in het schip, zijn zijbeuken gaat het enkel om valse gewelven in licht materiaal die dateren van het einde van de 19de eeuw.  De gewelven van de noordelijke zijbeuk aan de laatste  travee van het schip en de kapel van de noordelijke kruisbeuk zijn versierd met kruinribben.  Het gewelf van de noordelijke kruisbeuk bezit kruin- en hulpribben.  Men betreedt de kerk langs het westelijke portaal van het schip of langs het zijportaal onder het neogotische portiek aan de 4de travee van de zuidelijke zijbeuk.

Buitenzijde.
De kerk Saint-Germain is een gebouw dat indruk maakt omwille van zijn verhoudingen, zijn talrijke kapellen en zijn grote vensters met hun ingewikkelde flamboyante opvullingen.  Zij bezit het allure van een dorpskerk van een zeker belang welke uitsteekt boven het merendeel van de plattelandskerken in de omgeving zoals geregeld voorkomt in bescheiden dorpen zoals te Cambronne-lès-Clermont, Nointel en Remy.  Zijn ingewikkelde structuur openbaart zich zowel aan de binnen- als de buitenzijde.  Al de buitenste verheffingen zijn zorgvuldig opgebouwd in maatsteen met uitzondering van de puntgevelmuur aan de zuidelijke kruisbeuk die gezet is in kleine breukstenen in een mortellaag met een samenstelling in opus spicatum boven het venster.  Eugène Woillez heeft met de restauratie in 1840 de noordelijke zijbeuk teruggevonden in hetzelfde type van metselverband.  Het parament is gedeeltelijk herdaan met de restauratie van het laatste kwart van de 19de eeuw.  Dus alles wat men ziet is niet authentiek.  Vooral de klokkentoren verkeert in dit geval en werd pas beëindigd in 1870.  Met een samenstelling van colonnetten in de traditie van de 12de eeuw, met de waterlijsten bovenaan de puntige steunberen, en een spits van grote diameter omgeven door 4 torentjes, zou deze gemakkelijk kunnen behoren tot een ontwerp van begin 13de eeuw.





De westelijke gevel van het schip is begrensd met 2 platte Romaanse steunberen.  De ingang in korfboog is zonder karakter.  Hierboven bevindt zich een groot venster waarschijnlijk van einde 19de eeuw.  Tussen de steunberen en dit venster loopt een band van staafvormige kanteelversiering, eveneens van de Romaanse periode.  Bij het begin van de noordelijke zijbeuk bemerkt men 2 platte rechthoekige steunberen aan de hoek en 2 rondboogvensters, met 1 in het westen en het andere in het noorden.  Onmiddellijk links van dit venster begint het dienstgebouw van de 19de eeuw die het grootste gedeelte van de Romaanse zijbeuk verbergt.




Bronnen.
Lucien Charton in Liancourt et sa région 1995.
- Eugène Woillez in Archéologie des monuments religieux de l'ancien Beauvaisis pendant la métamorphose romane; Editions Derache; Paris 1849.  Te lezen in http://books.google.fr.
Louis Graves in Précis statistique sur le canton de Liancourt; Editions Achille Desjardins; Beauvais 1837. Te lezen in http://books.google.fr.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: