Crypte église Saint-Aignan
te Saint-Aignan-sur-Cher
Beschrijving.
De crypte bewaart 3 identieke apsissen als kapel. De eerste, de noordelijke laat het beste het architecturale beschrijven daar zij, in haar huidige staat tov de andere kapellen totaal ontdaan is van fresco's. Een halfkoepel die het geheel beschermt tegen de slechte weersomstandigheden of de gure omstandigheden van de seizoenen. Zij bezit naakte muren in een groot metselverband die de 3 vensters genomen in de dikte van de muren en sterk inspringend, ondersteunen en die voorbestemd waren om de ruimte een beperkte verlichting te geven. Om het geheel van duurzaamheid te verzekeren is een gedegen boog aan de ingang van de kapel aangebracht met zuilen en paarsgewijze kapitelen. De verhoudingen met volumes, openingen en ruimten zijn perfect.
Bij het verlaten van deze kapel bemerkt men links als men de omtrek van de kooromgang volgt een kapiteel waarbij de hoekkrullen zijn vervangen door gezichten terwijl het dekstuk is versierd met een dammotief, zorgvuldig in verhouding gemaakt om de lichtinval vast te houden. Hiertegenover op de muur van de centrale kapel treft men gans verschillende kapitelen aan met soorten druiven met een prachtige speelruimte.
Rijkelijker versierd dan de noordelijke kapel bezit de kapel in de as op zijn gewelf en op de bovenste gedeelten van de muren, beschadigde romaanse fresco's aan. In deze huist vermoedelijk de verrijzenis van Lazarus met Christus vergezeld van zijn apostelen, met een verbazende schoonheid, en aan de andere kant de groep toeschouwers met oa Lazarus. Naast de harmonie van de kleuren die gaan van rood, geel tot oker, zijn het de symmetrieën, herhalingen en parallelen die hier opvallen. Zij bieden hier een waanzinnige intensiteit aan de scene als het gaat over de gezichten met hun lange verticale neuzen, de strakke gewaden allemaal in het ritme van elkaar. Op het gewelf treft men het Lam Gods, de arend van de heilige Johannes en de engel van de heilige Matheus aan. Aan de muur treft men personages aan met geopende handen, maar wel gedeeltelijk uitgewist waarvan het onderwerp bekoorlijk is met de soepelheid, de geestelijkheid van de romaanse kenmerken.
Hier treft men eveneens kapitelen aan maar verfijnder dan de linkerzijde die zelfs de perfectie benaderen. Rechts zijn zij versierd met figuren aan de hoeken en in het midden een prachtige rankenversiering.
Verder komt men uit op de zuidelijke kapel die eveneens versierd is met fresco's maar aan zijn noordoostelijke deel. Het gaat om de legende van de heilige Gilles. Hiervan is nog een gedeelte goed bewaard gebleven. Gans links geeft de heilige zijn kleren aan een zieke die herstellende is en vervolgens genas hij een man die gebeten was door een enorme slang. Tot slot kalmeert hij een storm dmv een impulsief en bekorenswaardig gebed. Dit alles is voortreffelijk geschilderd in een warme kleur. Op het gewelf, een glorie met daarin het Lam omgeven door 2 engelen. Op de achterwand, aan de rechterzijde, is met enige moeite een zeer vervaagd fresco te zien waarop een heiligenfiguur nauwelijks zichtbaar is.
De kapitelen zijn hier heel typisch met hun dubbele colonnetten.
De centrale kapel stelt zich voor als een enorme halfkoepel waarbij de muren tot aan de grond reiken. Drie kleine doorgangen op manshoogte verbinden deze met de kooromgang, in het noorden, oosten en zuiden. De fresco's overdekken gans het bovenste gedeelte. Tot slot begrenst een enorme boog met één overspanning in halfkoepel op het dwarsschip die 2 andere bogen in dezelfde stijl verbindt en parallel loopt aan een derde die samen het geraamte van het transept vormt. Enkel het centrale gedeelte die de halfkoepel verbindt is romaans. Een enorme Christus in glorie vormt er het midden van. Door tussenkomst van 2 heiligen aan weerszijden van zijn glorie, deelt hij de zegen uit aan de verlamden op de grond met 2 waarvan de ene rechtstaat, de andere gehurkt op de linkerzijde en 1 knielend aan de rechterzijde. Dat het hier gaat om verlamden is heel duidelijk door 2 die op krukken lopen en een derde op zijn knieën op schaafmessen. De naam van de heilige rechts van Christus heeft men ontdekt, het zou hier gaan om de heilige Petrus. Wat betreft deze links van Christus is te merken aan de inscriptie die hij draagt "Confitimini alterutrum peccata" en de letters ACO bovenaan zijn aureool ontdekt, zou het gaan om de heilige Jacobus-de-Jongere, de auteur van het katholieke epistel.
Al de fresco's tot nu toe teruggevonden verhalen omtrent genezingen of de zegening van de lichamelijke verlossing. Het is aan te nemen dat deze crypte in de 12de eeuw belangrijke relikwieën van heiligen herbergde die er in trek waren bij de zieken. Deze toestroom van mensen was een herinnering dat de gezondheid van de ziel essentieel is en vaak de oorzaak van de gezondheid van het lichaam. Dit lijkt tenminste de meest plausible hypothese om de gelijkenis van de behandelde thema's te verklaren.
Rond dit fresco zij er andere, recentere fresco's uit de 15de eeuw in meer delicate kleuren die scenes van de giften weergeven. In het zuiden ziet men de Maagd die Christus aan het kruis vasthoudt met links van haar de heilige Maria Magdalena en rechts van haar de heilige Johannes. Een engel stel gen een groepjes schenkers voor. Op haar vaandel kan men "Très douce dame de pitié" aflezen. De schenkers zouden Louis II, Heer van Chalon zijn vergezeld van zijn 2 vrouwen, Marie de Tremoille en Jeanne de Perilleux. In het noorden bidt Louis II de Chalon tot een heilige met een duif op de schouders en een lammetje in zijn handen. Een gotische inscripte luidt als volgt "Vierge Gracieuse et amie de ta mère et de ton fys Otroye que par companie soit couronnez deuant ton fys". Je zou eveneens de Maagd en het Kind met de heilige Anna of de heilige Elisabeth moeten zien. Op het gewelf zijn engelen te zien die wapenschilden vasthouden, het wapen van het Huis van Chalon.
Op het dwarsschip overwelfd met een graatgewelf staat een Laatste Oordeel van een latere datum en op de westelijke muur een Calvarieberg, boven houtwerk dat waarschijnlijk afkomstig is van de orgelzaal in de bovenkerk.
Bron.
- Dom Angelico Surchamp in "Val de Loire roman"; Editions Zodiaque, 'la Nuit des Temps 3'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vîre 1966.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten