Zoeken in deze blog

dinsdag 6 november 2018

Eglise Sainte-Madeleine te Péronne (Saône-et-Loire 71)

Eglise Sainte-Madeleine 
te Péronne

Geschiedenis.
Aanvankelijk bestonden er 2 kerken te Péronne namelijk deze van Saint-Pierre-de-Lanque en deze van het dorp gekend onder het patronaat van Sainte-Marie-Madeleine.  De kerk van Saint-Pierre-de-Lanque werd iets voor het jaar 1000 vernield tijdens een antireligieuze opstand waarbij de boerenbevolking 5 kerken in brand staken oa deze te Blanot, Bissy-le-Mâconnaise, Saint-Romain, Scissé en Saint-Pierre-de-Lanque.  Deze laatste moest opnieuw opgericht zijn daar de inwoners in 1718 een priester vroegen.  Van deze kerk bestaan nog enkele restanten waarvan een klein gebouw gesitueerd in de tuin van Edgar Chevenet.  Er wordt verteld dat wanneer hij heel diep groef bij het spitten in de tuin, hij restanten van overledenen terugvond, die rond de kerk begraven waren.
De huidige kerk Sainte-Marie-Madeleine zou tussen 1080 en 1120 opgericht zijn maar zij moest reeds bestaan hebben rond 938 daar zij op dat moment vermeld werd ter gelegenheid van een synode te Châlon-sur-Saône.
In de 12de eeuw bedienden enkele monniken van Cluny de parochie van Péronne die een priorij van de grote abdij was geworden.  Het is op dat moment dat deze kleine parochie in de investituurstrijd meegesleurd werd waarbij zij geëxcommuniceerd werd en in de banvloek gedaan.  Van bij de oprichting van de abdij van Cluny werd deze onder het directe gezag van de paus toegewezen.  200 jaar later bezat de abdij meer dan 1 000 vestigingen verspreid over Europa.  Als abt van Cluny moest men samenwerken met de paus, met enkele abten zoals deze van Citeaux, bisschoppen en de keizer van het Duitse Rijk.  In de loop van het westerse christendom werd het leiderschap door de paus en de keizer betwist, met het benoemen van bisschoppen.  Van 1109 tot 1122 was de abdij van Cluny onder leiding van Pons de Melqueil.  Zijn positie wat betreft de investituur werd erg in vraag gesteld.  Daar hij geen eensgezindheid binnen de tak van Cluny kon bekomen, trad hij af.  Vervolgens werd Pierre de Montbaissier, le Vénérable in 1122 abt maar de conflicten binnen de orde hielden wel aan.  De leider van de tegenstanders werd Pons.  Tijdens een afwezigheid van de abt, Pierre le Vénérable, bezetten de tegenstanders  olv Pons, zowel monniken als leken, het klooster en verdreven er de getrouwen van de abt.  Bijgevolg organiseerde Pierre le Vénérable samen met de paus, Honorius II, de verdediging en in 1126 kreeg deze zijn legaat van Frankrijk achter zich en werden tijdens het concilie van Lyon de monniken en leken die Pons steunden geëxcommuniceerd en in de banvloek gedaan.  De uitspraak trof bovendien de kerken of afhankelijkheden die hem steunden zoals de priorij van Souvigny, Mazille, Laizé en Péronne.  Het werd er verboden de klokken te luiden, misvieringen op te dragen of een vergadering te organiseren tot Pons afzag van zijn tegenstand.  Enkel de doop van kinderen en het sacrament van de doden was toegelaten.  Zo werd de kleine parochie dus de speelbal in de conflicten tussen paus en keizer.

Beschrijving.
De kerk van Péronne stelt in haar plan een klein portaal, een éénbeukig schip, een travee onder de klokkentoren en een halfronde apsis voor.
Het schip is vlak overzolderd en nu aan iedere zijde verlicht door 2 grote, moderne vensters in rondboog.  Aan de buitenzijde kan men de sporen van de vroegere dichtgemetselde vensters nog zien. 






De overgang van het schip naar de travee onder de klokkentoren gebeurd langs een grote, dubbele gebroken boog.  Twee half ingewerkte zuilen ondersteunen de binnenste terugval.  De travee is overwelfd met een koepel op trompen.  De grote gebroken bogen zijn tegen de muur geplaatst en ondersteunen de koepel.  Men kan aan de muren eveneens nog de sporen ontdekken van de vensters die de travee verlichtten.




Men betreedt de halfronde apsis die het koor vormt, onder een grote dubbele rondboog.  Bij deze triomfboog steunt zich op half ingewerkte zuilen.  De apsis wordt verlicht door 3 rondboogvensters met een kleine opening maar met een brede en diepe insprong naar de binnenzijde toe.  Zij openen zich achtereenvolgens in een boogreeks van 7 rondbogen waarbij de imposten rusten op de 5 zuilen of de 2 pilasters.  Hierbij zijn de pilasters gegroefd en de kapitelen en hun dekstukken zijn heel eenvoudig gebeeldhouwd.  Het lijstwerk van de basissen van de colonnetten  zijn samengesteld met 2 voetringen in zwak reliëf en een hollijst.  Deze voorbeelden van boogreeksen tegen de koormuur geplaatst behoren tot monumenten van na de 11de eeuw.










De westelijke gevel is heel eenvoudig gelaten.  Onder het dak van het kleine portaal bemerkt men de hoofdingang waarvan de omkadering in rondboog dateert van het einde van de 15de of begin 16de eeuw.  Vooral bovenaan de gevel  bemerkt men nog enkele sporen van een metselverband in opus spicatum wat een hoge ouderdom verraadt.



Aan de muren van het schip bemerkt men de platte steunberen die het schip in 5 traveeën verdeeld.  Het zijn eerder platte lijsten dan steunberen die hier zonder nut zijn daar het schip nooit overwelfd geweest is.  In het metselwerk ziet men nog enkele sporen van de vroegere vensters.  De gootklos is ondersteund door heel eenvoudige modillons.



In het midden opent zich een dichtgemetselde ingang waarvan de archivolt in rondboog is.  Deze archivolt rustte op de dekstukken van de colonnetten.  Maar deze zijn echter verdwenen en de kapitelen zijn zodanig verminkt dat men deze niet meer kan onderscheiden.

  
Het linteel dat waarschijnlijk een hergebruik betreft is versierd met een beeldhouwwerk van oosterse inspiratie.  Het betreft 2 tegenover elkaar staande dieren (leeuwen ?), gescheiden door een boom verwijzend naar de gewijde boog uit Perzië.  Het motief van de boom omringd met dieren heeft zijn oorsprong in het antieke Klein-Azië.  Deze dieren die onafgebroken de Boom aanvallen en verorberen, stellen het beeld voor van de wederkerende werking van de tijd, van de wederkerende herstel van de kosmos.



Het linteel aan de andere ingang stelt de gallische haan voor, een onderwerp van de Keltische cultus.  Het betreft een zeldzaam beeldhouwwerk van alle kerken in de streek rond Mâcon.  Het zou kunnen dat deze dateert van de periode van de druïden daar de katholieke religie zich bij voorkeur ging vestigen  op de oude religieuze plaatsen van de heidenen.  De haan is steeds en overal het symbool geweest van de opkomst van de zon.



De vierkante klokkentoren is heel massief en bezet de volledige breedte van de travee.  De bovenste verdieping is echter nieuw en heeft de vroegere, bovenste verdieping vervangen.  Van de 3 verdiepingen is enkel deze bovenste doorbroken van openingen.  Op de onderste verdieping stelt aan iedere zijde 3 grote rondbogen voor.  Twee steunberen ondersteunen de klokkentoren aan de zuidelijke en noordelijke zijde. 





De apsis bezit 2 steunberen en wordt verlicht door de 3 rondboogvensters die aan de buitenzijde verschijnen zonder insprong.



Bijlagen.

Geen opmerkingen: