Zoeken in deze blog

maandag 18 juni 2018

Eglise Saint-Denis te Serans (Oise 60)

Eglise Saint-Denis 
te Serans

Geschiedenis.

De stichtingsdatum van de parochie van Serans is niet gekend.  De kerk is geplaatst onder het patronaat van Saint-Denis van Parijs.  Tijdens het Ancien Régime hing zij af van de dekenij van Magny-en-Vexin, van de aartsdekenij van de Franse Vexin met zetel te Pontoise, en van het aartsbisdom van Rouen.  De begever van prebenden van het priesterschap is de abt van Saint-Germer-de-Fly die te Serans een kleine priorij bezit, aanpalend aan de zuidelijke kruisbeuk van de kerk.  De Franse Revolutie brengt de aanhechting aan het diocees van Beauvais met zich mee dat zich uitstrekt over het ganse grondgebied van het departement van de Oise.  De priorij is als nationaal goed verkocht en wordt een privébezit. 
Geen enkel document betreffende de geschiedenis van het gebouw bestaat voor de voorafgaande periode aan de 19de eeuw.  Aan de hand van de archeologische analyse heeft men de verschillende bouwfazen kunnen vastleggen en zijn evolutie kunnen achterhalen.
Gedurende de eerste helft van de 12de eeuw is een Romaanse kerk gebouwd.  Hiervan rest bijna niets meer uitgezonderd de klokkentoren met zijn basis overwelfd met een tongewelf.  Dit staat echter niet toe om het oorspronkelijke plan te reconstrueren daar de zijdelingse boogreeksen naar de kruisbeuken van het transept gewijzigd zijn bij het begin van de 16de eeuw.  Het type van overwelving wijst er enkel op dat de zijkapellen minder verheven waren als de kruising van het transept.  Voor het midden van de 12de eeuw, op het einde van de Romaanse periode, is de travee van het koor die de basis van de klokkentoren opvolgde, gewijzigd en overwelfd met ribben.  Uitgezonderd het gewelf en 2 kapitelen bestaat er geen enkel element meer van deze periode.  Met de verlenging van het koor door een bijkomende travee, gedurende het eerste kwart van de 13de eeuw, zijn de zijmuren van de oude travee vervangen door grote boogreeksen en zijkapellen toegevoegd in het noorden als het zuiden.  Ook zijn er kruisbeuken toegevoegd aan weerszijden van de basis van de klokkentoren die eventuele kapellen van de Romaanse periode hebben vervangen.  Wat betreft de kruisbeuk en de noordelijke kapel bestaat er geen zekerheid over de werken van de 13de eeuw daar deze 2 traveeën herbouwd zijn bij het begin van de 16de eeuw waarschijnlijk om reden van de vernielingen ondergaan tijdens de Honderdjarige Oorlog.  Het is in deze context dat zich de herwerking van de zijdelingse boogreeksen van de basis van de klokkentoren zich situeert.  Belangrijker zijn de werken in het tweede kwart van de 16de eeuw wanneer het oude schip is afgebroken en vervangen door een nieuw flamboyant Gotische schip met 2 zijbeuken.  In tegenstelling tot de regel van deze periode die naakte beuken verkiest met naakte muren boven de boogreeksen, is het schip van Serans voorzien van hoge vensters.  De laatste werken zoals bv de gewelfsleutels, zijn reeds beïnvloed door de Renaissance.  De westelijke gevel is afgewerkt geweest in 1540.
Naar Bernard Duhamel zouden de 3 vensters van de tweede koortravee herdaan geweest zijn in de 19de eeuw in de neogotische Engelse stijl.  De kerk is als historisch monument geklasseerd op 07 maart 1908.  Nog in hetzelfde jaar legt de hoofdarchitect van  de dienst historische monumenten, Anthyme de La Rocque, een eerste rapport neer, die de algemene staat van het gebouw beschrijft.  Het is enkel dringend om werken uit te voeren aan de daken en het parament van het schip en de klokkentoren te hernemen.  Vervolgens tussen 1927 en 1932 zijn de gewelven en de luchtbogen gerestaureerd.  Tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergaat de kerk vernielingen tijdens de bombardementen van 1940 en 1944 die vooral de daken en de zuidelijke zijbeuk treffen.  De reparaties slepen aan tot in 1958.  Er vinden geen omvangrijke werken plaats in de volgende 30 jaar.


Beschrijving.
Licht georiënteerd naar het zuidoosten aan de zijde van het kooreinde, beantwoordt de kerk Saint-Denis aan een kruisvormig plan en is praktisch symmetrisch, uitgezonderd de verschillen tussen de 2 kapellen en een afwijking van de kooras.  Het gebouw stelt zich samen met een nauwe hoofdbeuk van 4 vierkante traveeën geflankeerd met 2 zijbeuken die minder breed zijn als het schip, met een transept met de centrale klokkentoren die zich verheft bovenaan de kruising van het transept, met een koor van 2 traveeën dat zich beëindigt door een vlak kooreinde, en met 2 zijkapellen in de verlenging van de kruisbeuken van het transept waarmee zij een homogeen geheel vormen.  De sacristie bezet de hoek tussen de zuidelijke zijkapel en de tweede koortravee.  Een traptorentje flankeert de noordwestelijke hoek van de westelijke gevel.  De basis van de klokkentoren is overwelfd met een tongewelf.  Gans de rest van de kerk is overwelfd met ribben.  Het westelijke portaal vormt de enige toegang tot de kerk.  Het schip bezit een dak van 2 hellingen met een puntgevel in het westen dat zijn steun neemt aan de muur van de klokkentoren in het oosten.  De zijbeuken zijn voorzien van afdaken.  De kruisbeuken en de kapellen zijn in hun geheel overdekt door zadeldaken loodrecht op de as van het gebouw alsook het koor.  Men vindt eveneens een aaneensluitende reeks terug van 3 kleine puntgevels aan het kooreinde.  De puntgevels zijn eveneens zichtbaar in het westen van de kruisbeuken daar zij de hoogte van de zijbeuken overstijgen. 

(foto Wikipedia)

De klokkentoren en de oostelijke gedeelten.


De klokkentoren met zadeldak van het tweede kwart van de 12de eeuw, is gebouwd in breukstenen uitgezonderd voor de omtrek van de bogen, de blokken met lijstwerk en de puntgevels.  Zij houdt een tussenliggende, blinde verdieping in die gedeeltelijk vanachter de daken van de kruisbeuken zichtbaar is.  Deze is van een heel rustieke makelij en met een stijl die gedeeltelijk beïnvloed is door de gebruiken van de regionale architectuur van de Vexin en de streek van Beauvais.  Iedere zijde is doorbroken met 2 rondbogen die hun steun nemen op een band eenvoudig van lijstwerk voorzien met een smalle lijst, een groef en een schuine afwerking.  De bogen zijn met 2 rijen van sluitstenen.  De rij van de onderste sluitstenen valt terug op de steunmuur zonder tussenkomst van dekstukken noch kapitelen terwijl de rij van de bovenste sluitstenen terugvalt op een tablet met lijstwerk.  Deze loopt gans rond de toren.  De steunmuren nemen hier de vorm aan van colonnetten met kapitelen.  Enkele kapiteellichamen zijn enkel in een ruwe vorm gehakt die een motief van platte bladeren veinzen, anderen zijn gebeeldhouwd met knoppen aan de hoeken en platte bladeren.  De cilinders zijn monoliet en zijn verbonden met de kapitelen en de basissen maar de hoogte stelt enkel 5 en een halve aanzet voor en de hoogte van de posten gaat net voorbij de breedte van de opening van de bogen.  Bovenaan iedere boog loopt een rij van staafvormige kanteelversiering.  De verdieping van de klokkentoren beëindigt zich door een gootklos van modillons gebeeldhouwd met maskers die hetzelfde voorstellen op de zijden van de puntgevels, wat een uitzondering op de regel is.




Aan de noordelijke kruisbeuk zijn enkele sporen van hernemingen en restanten van oudere constructiecampagnes zichtbaar.  Een platte Romaanse steunbeer bestaat rechts van een Gotische steunbeer met de kruising van de kapel.  Bovenaan rechts van de noordelijke muur bestaat nog een rechthoekige deur, gedeeltelijk dichtgestopt, met een linteel en een ontlastingsboog in rondboog.  Deze moest de toegang verschaffen tot de daken.




Bronnen.

- Bernard Duhamel in Guide des églises du Vexin Français, Serans; Editions du Valhermeil; Paris 1988.
- Dominique Vermand in Eglises de l'Oise, canton de Chaumont-en-Vexin, Vexin et pays de Thelle; 2003, te lezen in www.eglisesdeloise.com.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: