Zoeken in deze blog

zaterdag 22 juni 2019

Feldkirche te Feldkirchen; Neuwied (Rheinland-Pfalz)

Feldkirche 
te Feldkirchen; Neuwied

Geschiedenis.
In de 2de eeuw, op enige afstand van de huidige kerk, liep een belangrijke heirbaan van het Romeinse fort te Niederbieber, langs de Rijnovergang naar Andernach (Antunacum).  De restanten van de Germaanse limes zijn nog steeds zichtbaar op de bergkam, iets hoger gelegen dan de kerk.  Daarom is het niet onwaarschijnlijk dat een kleine christelijke nederzetting reeds in de Laat-Romeinse periode gevestigd was.  Meestal werd een plaats gekozen waar zich voordien reeds een heidense cultusplaats bevond.
Reeds in de periode van de volksverhuizingen was er in de onmiddellijke omgeving een relatieve hoge bevolkingsdichtheid wat blijkt uit de grafvondsten.
De nederzettingen Gönnersdorf, Hüllenberg, Wollendorf, Rodenbach, Fahr en Irlig bestonden reeds in de Frankische periode.  Sinds de 5de eeuw zijn deze archeologisch gedocumenteerd door de Frankische begraafplaatsen.  Van deze periode dateert Feldkirchen die als parochiekerk diende voor de dorpen verspreid in de wijde omgeving.  In het begin, bewezen door de opgravingen, bestond er reeds een Merovingisch of Karolingisch gebedshuis, gevestigd op een Frankische begraafplaats.  De vondst van een tufstenen sarcofaag van rond 750, bij de aanleg van een verwarmingsinstallatie in 1931 bewijst dit.  De sarcofaag was in de fundamenten van de romaanse kerk ingemetseld.  Bij de aansluitende opgravingen werden vroegchristelijke graven uit dezelfde periode in het koor ontdekt.  Bij deze opgravingen zijn eveneens restanten van een houten constructie teruggevonden.  Onderzoek veronderstelt dat deze reeds bouwvallig was toen de graven aangelegd werden.  Dit wijst op het bestaan van een eerste, eenvoudig houten kerkje in de 7de eeuw waarvan een reconstructie onmogelijk is.
De oudste restanten van een stenen muur die ontdekt werden bij de restauratie na de Tweede Wereldoorlog, zouden dateren van de 10de eeuw.  Het was een eenvoudige kerk van ongeveer 10 op 10 meter.  In 1100 werd dit gebouw uitgebreid met een rechthoekig koor.  De huidige stenen kerk werd in 1150-1200 gebouwd en is een stichting van de Augustijner nonnen van Sankt Thomas te Andernach dat over omvangrijke domeinen aan de andere oever van de Rijn in Fahr en Gönnersdorf beschikte.  Het was oorspronkelijk een vlak overwelfde pijlerbasiliek zonder transept en was aan Sankt Martin toegewijd.  Bij de aanvang van de 13de eeuw werden het koor en de middenbeuk overwelfd.
De kerkgemeenschap "Veltkirgen" werd in 1204 voor de eerste maal in een oorkonde vermeld.  Een belangrijke schriftgetuigenis is "Rotulus" van 1280.  Dit betreft een fragment van een gerechtsverslag dat handelt over de voordracht van de priester en de daarmee verbonden uitkering aan de toen reeds rijkelijke parochie van Feldkirchen.
De geschiedenis van de protestantse kerkgemeenschap begint met de overdracht door graaf Hermann von Wied, de Keurvorst en Aartsbisschop van Keulen, aan de Reformatie onder invloed van Martin Butzer, een hervormer te Straatsburg.  Hij riep predikanten uit Saksen op om het gereformeerde evangelie aan de Rijn te verkondigen.  Na zijn dood te Altwied, volgde zijn neef, Johann IV hem op in het beleid over het graafschap en deze wordt beschouwd als de echter hervormer in het graafschap Wied.  Na zijn aantreden legde hij openlijk een biecht af aan de "Confessio Augustana" en voltooide hij tussen 1542 en 1542 de Reformatie in zijn domein.
Hoewel er geen gedetailleerde verslagen zijn van de Dertigjarige Oorlog, kan aangenomen worden dat deze periode weinig invloed had op Feldkirchen dat op dat moment was teruggekeerd naar de Katholieke Kerk en opgenomen in het aartsbisdom van Trier.  Tijdens de Dertigjarige Oorlog gingen de kerkregisters verloren en in 1655 nam graaf Friederich von Wied het beheer van de nieuwe registers op zich.
Vanaf einde 17de eeuw bewijzen verschillende rekeningen de bouw- en verbeteringswerken aan de kerk en de pastorij zoals de aankoop van kerkbanken en een kansel, het herstellen van schade aan de daken,....  Volgens schriftelijke opmerkingen was de toren enige tijd overdekt met een barokke koepel.
In de tweede helft van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw werden een aantal minder professionele restauraties doorgevoerd waarvan men nu niets meer terugvindt.
In december 1944 vernielde een bominslag het koorraam en bracht schade toe aan het dak en de binnenzijde.  In 1948 begon men met het veiligstellen en een uitgebreide buitenrestauratie welke in 1952 voltooid werd.  Van 1975 tot 1978 volgde de restauratie aan de binnenzijde en de beschildering van de ruimte naar het ontwerp van de restanten van het oorspronkelijke voorbeeld uit de 13de eeuw dat te zien was onder de verschillende verflagen.

Beschrijving.
Het kerkgebouw is zoals gebruikelijk bij deze kerken, oost-west georiënteerd.  In het oosten bevindt zich het koor met een halfronde apsis, in het westen de massieve toren met een hoogte van 34 meter.


(foto Wikipedia)

Tot het midden van de 19de eeuw was de gevel van de kerk en de toren bepleisterd en witgekalkt.  Hedendaags is het metselwerk zichtbaar benadrukt met regelmatige hoekstenen en pijlers van lichte tufsteen uit Mendig.



Het koor en de apsis zijn volledig gereconstrueerd na de opgelopen schade van de Tweede Wereldoorlog.  Deze  bestaan uit zorgvuldig gesneden tufstenen.  Het metselwerk is gestructureerd met pijlers die naar boven lopen en verder versierd met blinde boogreeksen.





De hoofdingang bevindt zich aan de noordelijke zijde, op ongeveer 1 meter onder het vloerniveau.  Deze wordt omlijst met massieve pijlers in tufsteen.  Het timpaan wordt versierd met een romaans kruis uitgehouwen in de vorm van een klaverblad.  Een andere ingang aan de zuidelijke zijde is eenvoudiger gehouden.





Na de opgelopen schade van de Tweede wereldoorlog werd het dak gerenoveerd en de kerk volledig overdekt met natuurlijke leisteen uit Mayen.
De toren bezit een omtrek van 7.50 op 6,50 meter aan de buitenzijde.  Deze werd rond 1200 aan de westzijde toegevoegd en bedekt met een ruitvormige dak van leisteen.




De toren bezit 4 verdiepingen opgetrokken in breuksteen.  De verdiepingen worden gescheiden door kroonlijsten en worden versierd met blinde boogreeksen in tufsteen.  De van de jaren '50 aangebrachte kleurresten aan sommige hoeken en bogen, wijzen erop dat deze vroeger volledig gekleurd waren. 





Op alle verdiepingen vindt men openingen terug van verschillende afmetingen.  De openingen aan de onderste verdiepingen vertonen meestal de vorm van schietgaten.  De openingen op de 4de verdieping worden verdeeld door 2 zwarte basaltzuilen.  In 1934 werd 2 meter dikke oostelijke zijde doorbroken zodat de benedenverdieping in verbinding kwam met het schip.






Bijlagen.
-http://www.neuwied-feldkirchen.net/feldkirche/feldkirche.html
-https://de.wikipedia.org/wiki/Feldkirche_(Neuwied)
-https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Feldkirche_(Neuwied)?uselang=de
-https://www.neuwied.de/feldkirche.html

woensdag 19 juni 2019

Kirche Sankt Laurentius te Leutesdorf (Rheinland-Pfalz)

Kirche Sankt Laurentius 
te Leutesdorf 








Bijlagen.

Kirche Sankt Abrunculus te Beßlich (Rheinland-Pfalz)

Kirche Sankt  Abrunculus 
te Beßlich

Beschrijving.
Aan de verhoogde oostelijke zijde van het dorp treft men de kleine, landelijke romaanse kerk aan met een klokkentoren die eveneens dienst doet als koor.


Waarschijnlijk werd deze kerk opgericht in de 12de eeuw met achtereenvolgens in 1539 en 1688 verbouwingen zonder dat men het bouwplan wijzigde.  In 1818 werd een nieuw portaal in gebruik genomen welke het oude aan de zuidelijke zijde verving.  In 1976 werd deze ingang verbonden met een portiek en werd de sacristie gesloopt.
Het metselverband in breuksteen bestaat uit kalkzand- en kalksteen dat gedeeltelijk bepleisterd werd.  De hoekverbindingen bestaan uit grotere steenblokken.  Aan de zuidelijke zijde is er een spolia van een Romeins graf ingemetseld met een hoekstuk met rankenversiering en een fragment met opschrift IVLIANII...




De toren bestaat uit 2 verdiepingen onder een zadeldak waarbij de klokkenverdieping wordt onderlijnd met een kroonlijst en wordt doorbroken van een gekoppeld rondboogvenster verdeeld door een colonnet met een ruw kapiteel.  De oostzijde van de toren wordt gedomineerd door een laatgotisch rondboogvenster opgevuld met raamwerk.





Het schip wordt langs de zuidelijke zijde afgesloten met een portiek voorzien van een korte rechthoekige zadeldakconstructie.  In aanvulling op het portaal bevindt zich een breed laatgotisch rondboogvenster.  Aan de noordelijke zijde wordt de wand enkel doorbroken met een klein, nisachtig romaans rondboogvenstertje.




Aan de binnenzijde bezit het schip een origineel balkenplafond.  Het koor werd vermoedelijk in 1688 overwelfd met kruisribben.  Als deel van de laatgotische inrichting bezit het koor een voor de streek zeldzaam altaar. 




De achthoekige gotische stenen doopvont dateert van 1339.  Deze tweedelige doopvont bestaat uit een zandstenen bekken dat ondersteund wordt door gebeeldhouwde pijlers op een voetstuk.  Op de kuip is een afbeelding zichtbaar van de heilige Abrunculus (527), bisschop van Trier.




Als één van de vele kleine kerken die in de streek overleefden, bezit de kerk een grote architectonische en archeologische waarde als getuige van een landelijke romaanse kerk.

Bijlagen.

maandag 17 juni 2019

Kirche Sankt Peter te Sinzig (Rheinland-Pfalz)

Kirche Sankt Peter 
te Sinzig

Geschiedenis.
Na een eerste vermelding in een oorkonde van Pepijn de Korte op 10 juli 762, na zijn bezoek aan zijn domein, evolueerde het Frankische landgoed "Sentiaco Palatio" in de hoge middeleeuwen naar een rijks-en hofdomein als rijksbezit.  Tot in de late middeleeuwen maken talloze Duitse koningen op hun weg van Frankfurt naar Aken, een tussenstop in hun eigen paltzdomein van Sinzig.  Keizer Frederik I genaamd "Barbarossa", zou zelfs 4 maal te Sinzig verbleven hebben.
Een voorloper van het huidige kerkgebouw wordt in 844 voor de eerste maal vermeld in verband met de patroonheilige sint Pieter.  Tijdens graafwerken in 1980 werden delen van de vloer van deze Karolingische voorganger blootgelegd.  Het bestaan van een voorloper van de huidige kerk werd hiermee bewezen.  De opdrachtgever van de eerste kapel in de 9de eeuw was het Mariaklooster van Aken.  Aan deze werd in 855 door Lotharius I de schenking van de kapel met bijbehorende tienden en het gebied rond de kapel bevestigd.  Dit klooster van Aken dat relikwieën van de hoogste rang en de grootste spirituele aantrekkingskracht in de middeleeuwen bewaarde, was tevens eigenaar als begifter van de bouw van de huidige romaanse kerk.  De kerk bezit in haar rijk bedeelde architectuur zichtbare voorbeelden van de Karolingische kloosters van Aken.
Gebouwd tussen 1215 en 1241, de regeerperiode van Frederik II, is de naam van de architect niet gekend.  Inwijder van de kerk en het altaar was de in 1234 als bisschop gewijde Dominicaner, Heinrich von Ösel tijdens zijn verblijf in het midden Rijngebied, op verzoek en voor rekening van de zieke, Theodorich von Wied, bisschop van Trier op 15 augustus 1241.  Een zegelvondst uit 1981 verwijst hiernaar.  Als gevolg van de inwijding op de dag van Maria Hemelvaart, in 1310 voor het eerst in een oorkonde vermeld, is voor de op dat moment grotendeels afgewerkte Sankt Peter vastgelegd op 15 augustus.


In 1863-1864 werd het bouwwerk naar de plannen van architect Ernst Friederich Zwirner gerestaureerd.  Op 28 maart 1881 werd het eerste gekende orgel van Sankt Peter ingehuldigd.

Beschrijving.
De parochiekerk werd gebouwd als een driebeukige basiliek met een schip en transept.  De plattegrond beschrijft een Latijns kruis.  Het koor met polygonale apsis werd opgericht met 5 zijden van een tienhoek.  Deze halve tienhoek volgt het voorbeeld van de apsissen in het transept van de Munsterkerk te Bonn.





Aan de binnenzijde wordt het koor voorafgegaan door een vierkante koortravee.  Deze staat in het westen met de kruising in verbinding.  De transeptarmen beslaan elk 1 travee.  Verder naar het westen toe volgt de hoofdbeuk van 2 traveeën waarvan de westelijke travee als gaanderij het orgel ondersteund.  Het schip bestaat uit 2 verdiepingen die bovenaan als galerij wordt uitgebouwd.  De ellipsvormige vieringkoepel volgt het rechthoekige plan van de kruising dat vanwege de aanwezigheid van de pijlers geen vierkante vorm kan aannemen.





















De muurverheffing van de binnenruimte is doorlopend verdeeld over 2 verdiepingen.  De onderste verdieping wordt in het verloop van al de toegevoegde bouwdelen gescheiden door een kroonlijst.  De doorlopende kroonlijst benadrukt de romaanse horizontaliteit.  In het westen openen de wanden van de transeptarmen zich op de benedenverdieping van de zijbeuken en de rondbooggalerijen.  De middenbeuk wordt van de zijbeuken gescheiden door de rondbogen die zich steunen op de zware monumentale pijlers.











De kerk Sankt Pieter wordt op grond van zijn architectuur en zijn vormen beschouwd als een laatromaans bouwwerk.
Nog duidelijker dan aan de binnenzijde bemerkt men aan de buitenzijde van de koorapsis het polygonale karakter.  Het koor en de koortravee zijn voorafgaand aan de viering waarop zich een achthoekige vieringtoren verheft.  Zowel aan de noordelijke als aan de zuidelijke zijde zijn de transeptarmen weinig uitstekend op de wanden van de zijbeuken.















  
Naar het westen toe komt de hoofdbeuk met zijbeuken uit op een rijkelijk versierde westgevel.  Kroon-en bandlijsten laten aan de buitenzijde de verdeling in 2 verdiepingen tot uiting komen.  Enkel aan de wanden van de middenbeuk is een derde verdieping zichtbaar gekenmerkt door de zevenlobbige vensterramen.  De zijbeuken dragen lessenaarsdaken terwijl het schip bekroond wordt van een zadeldak, eveneens bestaande uit leistenen. 















In tal van gebouwen in de onmiddellijke omgeving van Sinzig heeft de kerk stilistische en bouwkundige navolging gevonden zoals bij de Sankt Viktor van Oberbreisig, Sankt Mauritius in Heimersheim, Sankt Martin in Linz of in het koor van de voormalige kloosterkerk Sankt Martin und Severius in Münstermaifeld.

Bronnen.
- Anne Schunicht-Rawe und Stephan Pauly in Sankt Peter in Sinzig; Köln 2004.
- Paul Magraffe in Kirchen, Burgen und Bauerhäusen in Aachen, Eifel, Ostbelgien, Mosel, Ahr, Trier und Luxemburg.

Bijlagen.