Zoeken in deze blog

zaterdag 19 mei 2018

Eglise Saint-Pierre te Isle-Aumont (Aube 10)

Eglise Saint-Pierre 
te Isle-Aumont

Beschrijving.
Vijftig jaar van studies en opgravingen, uitgevoerd door Jean Scapula, kan men nalezen in zijn boek "La Butte d'Isle-Aumont en Champagne".  Hierin wordt het verleden van deze plaats beschreven met overblijfselen nagelaten door de mens van de Prehistorie met hieropvolgend deze van de Keltische bezetting en vervolgens Galloromeinse.  Een necropool en een christelijke cultusplaats met een monastieke instelling, bestonden hier reeds van de 5de tot de 9de eeuw maar verdween met de invallen van de Noormannen.  Op vraag van Hugues I, graaf van de Champagne die er een kasteel bezat, sticht in 1097, Robert de Molesmes, er een Benedictijnenabdij.  Nu blijft hiervan niets meer over dan de verkleinde, herwerkte kerk maar waarvan de stenen nog de geschiedenis verhalen.

De kerk is gevormd door twee naast elkaar opgerichte beuken, elk voorzien van een apsis.  In het noorden vindt men deze terug van tijdens de Romaanse periode maar ontdaan van zijn zijbeuken.  Anderzijds vindt men lager in het Romaanse gedeelte, de vrijgemaakt Preromaanse apsis.  In het zuiden vindt men deze terug die in de 15de tot de 16de eeuw werd opgericht en nu dienst doet als parochiekerk.


De halfronde apsis is opgericht in passend samengevoegd metselwerk, ontnomen van vernielde sacrofagen en Galloromeinse materialen.  Zij wordt verlengd door een rechte muur die het koor begrensd.  De tafel van het altaar is teruggevonden in de materialen voor hergebruik en rust nu op zijn basis in het midden van het koor.  Zij wordt gevormd door een platte, rechthoekige steen op een massief metselwerk geplaatst.  Deze overblijfselen, zijn deze van de kerk die reeds bestond toen zij werd gesticht door Robert van Molesmes in 1097 als Benedictijnse priorij.




Ontoereikend geworden, werd zij in de 12de eeuw vervangen door een uitgestrekter gebouw.  Om een grotere verheffing van het nieuwe koor te verkrijgen, hergebruikte men het reeds bestaande.  De kerk hield een schip in met twee zijbeuken.  Op het einde van de 15de eeuw werd de zuidelijke collaterale afgebroken om plaats te maken voor de constructie van een nieuw schip.  Men had eveneens de westelijke puntgevel en zijn portaal herwerkt.  De noordelijke zijbeuk verdween in de 19de eeuw.



Het Romaanse schip telt vier traveeën overwelfd met een tongewelf in plaaster.  De grote boogreeksen die in verbinding stonden met de noordelijke zijbeuk werden dichtgemaakt maar zijn nog zichtbaar.


Zij worden gedragen door stenen pijlers waarvan de eerste twee vierkant zijn, de derde cilindrisch en bekroond met een band met twee holle lijsten.  Vier rondboogvensters zijn boven de grote boogreeksen doorbroken.


Het oude koor bezette de volgende travee waarop zich de toren bevindt.  Deze wordt gedragen door vier pijlers en een ribgewelf van een latere periode.  De triomfboog is later versterkt geweest door eveneens een gebroken boog.  Aan de binnenzijde verheffen zich de houten draagbalken van de klokkentoren die van de 16de eeuw dateert.



De toren verheft zich minimaal boven de daken.  Aan iedere zijde wordt hij doorbroken door twee paarsgewijze bogen.  Zijn bekroning wordt benadrukt door een dakgoot met modillons met hierop de spits verdeeld over acht zijden.


De apsis is overwelfd in een halfkoepel.  Dit gewelf rust op ronde gordelbogen met een cilinder gedragen door twee vierkante pijlers en op twee nerven die op twee zuilen met holle lijst terugvallen.  Zij wordt verlicht door drie rondboogvensters met diepe insprong en geflankeerd met colonnetten en aan de buitenzijde versierd met bogen van diamantpuntjes.




Het Romaanse altaar is op zijn plaats teruggezet.  Hij was waarschijnlijk in de 17de eeuw verwijderd en hergebruikt voor de bevloering.  Zij is geheel intact teruggevonden en op twee vierkante pijlers gezet in het midden van het koor.  De herstellingswerken lieten eveneens toe om de eucharistische muurkast terug te vinden dat zich onder het centrale venster opent. 




Links bevindt zich de sacristie die is ingewerkt in de overwelfde apsis, ook in halfkoepel van de oude noordelijke collaterale.
In het koor zijn verschillende fragmenten uitgestald van beeldhouwwerk teruggevonden tijdens de opgravingen.  Zo fragmenten van sarcofagen die gegraveerde christelijke symbolen droegen en zelfs de naam van een overledene, Chadoualdus, een grafsteen van de 13de eeuw.  Ook drie kapitelen waarvan er twee zouden toebehoord hebben aan het Romaanse portaal.  Ze zijn versierd met personages en fabeldieren.





Van de teruggevonden sarcofagen heeft men er acht van de best bewaarde, uitgestald in de kerk en deze zouden teruggaan van de 5de tot de 8ste eeuw.



Bron.
- André Marsat in Champagne romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 55"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1981.

Bijlagen.

Eglise Sainte-Sévère te Gumery (Aube 10)

Eglise Sainte-Sévère 
te Gumery









Bijlagen.

Église Saint-Martin te Lignières (Aube 10)

Église Saint-Martin 
te Lignières

Beschrijving.
De kerk van Lignières is gereconstrueerd en vergroot naar een collaterale in de 16de eeuw waarbij men zijn oude toren tussen de apsis en het schip heeft behouden.  Deze is vierkant en ondersteund door zware pijlers die het koor kleiner maken.  Aan iedere zijde bevindt zich een opening in rondboog verdeeld in 2 door een colonnet.  Vooral de gootklos is hierbij merkwaardig met zijn modillons in grote afmetingen samengesteld met zaagtanden en daarboven aan iedere zijde een vegetarisch motief.






Aan de westelijke zijde bemerkt men nog de overblijfselen van een Romaans portaal waarbij de kapitelen van 2 colonnetten en een archivolt met eenvoudig lijstwerk overblijven.





Bron.
- André Marsat in Champagne romane; Editions Zodique, "la Nuit des Temps 55"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1981.

Bijlagen.

Église de la Nativité-de-la-Sainte-Vierge te Fouchères (aube 10)

Église de la Nativité-de-la-Sainte-Vierge 
te Fouchères

Beschrijving.
Het dorp gaat minstens terug tot de Galloromeinse periode.  Een Romeinse weg liep langs de linkeroever van de Seine en fragmenten van dakpannen, potscherven en andere voorwerpen, werden er ontdekt en vermoeden reeds een vroege bewoning.
Een charter van het einde van de 11de eeuw verhaalt de schenking van de kerk aan de abdij van Molesmes door Hugues de Vendouvre, zoon van Thibaut I, graaf van de Champagne.  Molesmes vestigde er een priorij waarvan restanten nog bestaan in een naburige boerderij.  De traditie verhaalt dat de stichter Saint-Robert was wat voor waarheid moet aangenomen worden.  De priorij werd aldus priorij- als parochiekerk.  Men kan er twee goed te onderscheiden delen terugvinden.  Het schip en zijn zijbeuk welke Romaans zijn; het transept, het koor en de apsis zijn Gotisch van de 12de eeuw.  Merkwaardig is ook het klokkentorentje dat is toegevoegd op de plaats van de vroegere Romaanse toren, het verschil onderlijnt het niveau van de daken van de twee gedeelten van het gebouw.
Het portaal beschermd door een portaaltje met afdak, is in rondboog met daarop een archivolt, eveneens in rondboog dat door twee half ingemetselde zuiltjes wordt ondersteund.  Zijn eenvoud roept geen enkele bemerking op, doch de kapitelen trekken wel de aandacht.  Deze van rechts stelt onder drie rijen staafvormige kanteelversiering, twee zwaar uitgehouwen en beschadigde personages op, ondersteunend het dekstuk met het hoofd naar beneden en de benen in de lucht.  Aan iedere zijde bemerkt men gebladerte op in de vorm van palmbladeren.  Links schijnt het centrale personage een abt te zijn, een kruis vasthoudend en biddend.  Aan iedere zijde twee personages waarvan de eerste naakt is en naar de muur gekeerd, de andere heeft het lichaam bedekt met een palmblad.  Men meldt dat deze scene een mirakel van Sint-Bernardus verhaalt, deze te Fouchères voorbijkomend, in de loop van één van zijn reizen in 1150.  De kroniek van Geoffroy citeert het feit maar het is moeilijk of dit beeldhouwwerk het ook nabootst vooral omdat men zich kan afvragen of deze niet achteraf van hem is !




Het Romaanse schip is heel kort met twee traveeën.  Het is niet overwelfd net zoals de zijbeuk die het in het noorden ondersteund.  De enorme massa van de pijlers van de grote bogen waarvan er één in rondboog is, tonen aan dat het hier een rustieke constructie betreft.  De volgende travee was deze die de toren ondersteunde.  De oorspronkelijke kerk moest zich daar  beëindigen.  De monniken die ze veel te klein bevonden, vergrootten deze en voegden aan de apsis twee traveeën toe met twee zijbeuken.  De pijlers met colonnetten, de kapitelen met krullen, de gebroken bogen en de ribgewelven dateren van bij het begin van de Gotische periode.





Het centrale gedeelte wordt verlicht door de vensters met lancetten waarvan de ene gesitueerd tussen het mausoleum van Elion d'Armencourt, prior van Fouchères, veranderd is geweest en een mooi glasraam van de 16de eeuw omsluit.
De apsis is vierkant en overwelfd met kruisribben.  Zijn vlak kooreinde is doorbroken met een driehoek met bovenaan een oculus.  Buitenaan zijn de drie bogen van de driehoek versierd met colonnetten met kapitelen met krullen.


Bron.
- Andre Marchal in Champagne romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 55"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1981.

Bijlagen.

Église Saint-Benoît te Feuges (Aube 10)

Église Saint-Benoît 
te Feuges








Bijlagen.