Zoeken in deze blog

zaterdag 8 juli 2023

Eglise Notre-Dame te Courcôme (Charente 16)

 Eglise Notre-Dame 

te Courcôme


Beschrijving.
De kerk van Courcôme behoorde tot het vroegere diocees van Poitiers en was een afhankelijkheid van het kapittel Saint-Hilaire van deze stad.
De oorspronkelijke kerk die reeds vermeld werd in 972 werd in de 11de eeuw gereconstrueerd.  Bij het begin van de 12de eeuw moest dit gebouw plaats maken voor een nieuwe kerk.  Deze kerk werd van 1885 tot 1895 gerestaureerd en bewaart een schip met één enkele zijbeuk, een transept waarop zich 2 absidiolen openen en een diep koor beëindigd door een apsis.

Plan uit les églises de France; Charente

De kerk uit de 11de eeuw omvatte een schip van dezelfde lengte gevolgd van een soort van vals vierkant, begrensd door 2 bogen op heel uitstekende pilasters dat een koor voorafgaat. De muren van het schip en de aanzet van de andere delen werden bewaard tijdens de reconstructie in het begin van de 12de eeuw.  Het zijn deze pilasters en de aangrenzende noordelijke en zuidelijke muren die de steunbogen van het vierkant van het transept dragen die nu nog bestaan zoals te Saint-Maurice-des-Lions.  Aan de zijden van het schip werden hoge boogreeksen met 2 cilinders aangezet die terugvallen op de dubbele pilasters waaraan halve zuilen zijn aangezet die de gordelbogen van het tongewelf dragen.  Vier  vensters in het noorden verlichten de alzo gevormde traveeën.












Aan de zuidelijke zijde richtte men in de 15de eeuw een zijbeuk van 3 traveeën op, overwelfd met ribben die men laat communiceren met het schip langs 3 boogreeksen doordat men 2 van de pijlers onbezonnen doorsneed.  Deze gebrekkige inrichting bracht het verval van het gebouw met zich mee en tijdens de restauratie in 1883 nam de architect, M. Formigé, het wijze besluit om deze pijlers en hun steunberen de herstellen en de ribgewelven te vervangen door een houten structuur.  Deze zijbeuk stond met de buitenzijde in verbinding langs een kleine, nu dichtgestopte ingang die omkaderd was door pilasters met lijstwerk en hierboven een accoladeboog. 



De kruisbeuken zijn eveneens overwelfd met een tongewelf en dateren uit dezelfde periode als het schip, net zoals de zuidelijke absidiool waarbij de ingang aan iedere zijde een zuil in de holle ruimte ontving, en een tweede op de zijmuren die een gordelboog onder de halfkoepel draagt. De noordelijke absidiool die van iets later dateert stelt een dubbele terugval voor, versierd met zuilen voorzien van klauwen en hierboven een licht gebroken cilinder onder het tongewelf van een rechte travee gevolgd door de halfronde apsis met halfkoepel en na een terugval versierd met een colonnet.  De 2 absidiolen zijn elk doorbroken van een rondboogvenster in de as. 








Op de kruising van het transept heeft men in de hoeken gevormd door de pilasters van de kerk uit de 11de eeuw, bundels van 5 ongelijke zuilen aangebracht die de grote bogen dragen.  Vier kleine kegelvormige trompen werden in de bovenhoeken aangebracht om het vierkant in een onregelmatige achthoek te wijzigen en bovenaan de schuin afgewerkte bandlijst heeft men een heel onregelmatig gewelf als opvulling opgeworpen.  De afgezwakte en afgeronde hoeken geven deze op het eerste zicht de vorm aan van een koepel. 





















De apsis onder de halfkoepel is voorafgegaan van een koor overwelfd met een licht gebroken tongewelf, met een venster in het zuiden.  Zij stelt een dubbele terugval voor en de muren zijn er versterkt door 3 boogreeksen gedragen door 4 colonnetten met gebeeldhouwde kapitelen en gezet op een draagmuur. De rondboogvensters die omkaderd zijn van 2 colonnetten aan iedere zijde zijn in iedere boogreeks geopend.  Al de gewelven vertrekken van een kordonlijst met een schuin afgewerkte band en de kapitelen zijn gebeeldhouwd.










De gevel omkaderd van getemperde zuilen stelt zich beneden samen met 2 blinde boogreeksen met een cilinder die de ingang flankeren met 4 booglijsten. De buitenste booglijst is gedragen door een zware halfzuil die eveneens de kordonlijst met diamantpunten ontvangt en welke het geheel omringt.  De kapitelen van deze zuilen en de colonnetten bij de aanvang van de insprong zijn zwaar gebeeldhouwd.  De kapitelen die traditioneel verwant zijn met de architectuur uit de Poitou, zijn versierd met lofwerk, griffoenen en basilisk, en maskers.  Bovenaan draagt een bandlijst die een gootklos met modillons vormt, een rondboogvenster met colonnetten waarvan de gebeeldhouwde kapitelen en dekstukken zich verlengen in een fries aan de muur.  In de puntgevel is een verluchtingsopening doorbroken, eveneens geschikt om een rondgang aan te brengen.  De steunberen van de noordelijke muur en deze van de kapel in het zuiden zijn in de 18de eeuw opgericht.  Een ingang is aan de zuidelijke transeptarm doorbroken.  Deze bezit 2 booglijsten die de half aangezette colonnetten dragen met hierboven een impost met damversiering die zich verder zet op de muren.



























De apsis die gedeeltelijk overdekt is met platte stenen wordt versterkt door 4 zuilen met kapitelen die de gootklos met modillons ondersteunen.  De apsis is versierd met 3 boogreeksen met een kordonlijst voorzien van lijstwerk waarin zich in het midden de rondboogvensters openen. 










De sokkel van de vierkante klokkentoren draagt een verdieping in terugval aan de hoeken versierd met zuilen en op iedere zijn met 3 andere zuilen waartussen 4 hoge rondbogen zijn uitgewerkt met colonnetten.  De 2 middelste bogen zijn op iedere zijde doorbroken met nauwe rondbogen.  De kapitelen van de zuilen ondersteunen met hiertussen de modillons, een bandlijst die het verheven dak met dakpannen draagt.







Bronnen.
- Sophie Esla Goillot in "Guide des églises romanen; Charente"; Editions Le Passage des Heures; Saint-Savinien-sur-Charente 2013.
- Jean George in "Les églises de France; Charente"; Librairie Letouzey et Ané; Raspail 1933.



Bijlagen.